ECLI:NL:RBOVE:2016:3108

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 augustus 2016
Publicatiedatum
10 augustus 2016
Zaaknummer
C/08/183102 / HA ZA 16-89
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de ontbinding van een koopovereenkomst en beslaglegging op activa van een horecaonderneming

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 10 augustus 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de curator van een failliete horecaonderneming, Bar Stout, en de koper van de onderneming, [A]. De curator vorderde betaling van een bedrag van € 25.000,- van [A] op basis van een koopovereenkomst die op 22 september 2015 was gesloten. De overeenkomst hield in dat [A] de activa van Bar Stout per 4 oktober 2015 zou overnemen. Echter, op 1 oktober 2015 werd er executoriaal beslag gelegd op de activa door de belastingdienst, waardoor [X] niet in staat was om de activa vrij van beslag aan [A] te leveren. De rechtbank oordeelde dat [X] tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst, omdat hij de activa niet vrij van beslag kon leveren. Hierdoor was de ontbinding van de overeenkomst door [A] rechtmatig. De vorderingen van de curator werden afgewezen.

In reconventie vorderde [A] de opheffing van de beslagen die op zijn activa waren gelegd. De rechtbank oordeelde dat, nu de curator in het ongelijk was gesteld in de conventionele vordering, de beslagen opgeheven moesten worden. De rechtbank stelde een termijn van één week voor de opheffing van de beslagen en legde een dwangsom op voor elke dag dat de curator in gebreke bleef. Tevens werd de curator veroordeeld in de proceskosten van [A].

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer : C/08/183102 / HA ZA 16-89
Vonnis van 10 augustus 2016
in de zaak van
MR. P.L. HELLINGA Q.Q., curator in het faillissement van
[X] , h.o.d.n. BAR STOUT,
wonende te [plaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: de curator,
advocaat: mr. S.J. de Vries te Zwolle,
tegen
[A] h.o.d.n. CLUB LIQUID en UNYQ EVENTS & ENTERTAINMENT,
wonende en zaakdoende te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [A] ,
advocaat: mr. A. Arslan te Zwolle.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het vonnis van 20 april 2016, waarna de volgende stukken zijn ontvangen:
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de akte overlegging producties tevens akte uitlating van de zijde van de curator.
1.2.
Op 5 juli 2016 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Ter comparitie is de zaak verwezen naar de rol voor het wijzen van vonnis.

2.De feiten

2.1.
[X] exploiteerde in de vorm van een eenmanszaak een horecaonderneming onder de naam Bar Stout aan de Kamperstraat 5 te Zwolle (hierna te noemen: Bar Stout).
2.2.
Op 22 september 2015 hebben [X] en [A] een “Koopovereenkomst Bedrijfsexploitatie” ondertekend (hierna te noemen: de overeenkomst). In de overeenkomst is opgenomen dat [A] (als koper) per 4 oktober 2015 de exploitatie van Bar Stout van [X] (als verkoper) zal overnemen en voor eigen rekening en risico zal voortzetten. In de overeenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
“Overwegende (…)
(c) Partijen hebben overeenstemming bereikt over de voorwaarden waaronder Koper van Verkoper de hierna gedefinieerde Activa, Contracten, Werknemers (gezamenlijk aangeduid als: de “Onderneming”) zal overnemen. Bij de onderneming horen tevens de handelsnaam, goodwill en het gastenbestand. (…)
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1 – Over te nemen Activa, Contracten en Werknemers
1.1
In deze overeenkomst wordt de “Overnamedatum” gedefinieerd als: 4 oktober 2015 (…).
1.2
Op voorwaarde dat (…) verkoopt Verkoper per de Overnamedatum aan Koper de in de Bijlage 1 gespecificeerde bedrijfsmiddelen die zich op de Bedrijfslocatie bevinden (de “Activa”), gelijk Koper die Activa alsdan van Verkoper koopt.
1.3
Levering van de Activa vindt plaats door Koper per overnamedatum de macht over de Activa te verschaffen. De Activa zijn met ingang van de Overnamedatum voor rekening en risico van Koper.
1.4
Verkoper garandeert dat met betrekking tot de Activa alsmede met betrekking tot de Werknemers, geen vorderingen, aanspraken of geschillen van civiel-, strafrechtelijk of fiscale aard bestaan.
Artikel 2 – Koopprijs, waarborgsom
2.1
In verband met de overname van de Onderneming is Koper aan Verkoper een koopprijs verschuldigd van € 25.000,- (…). Koper zal ervoor zorg dragen dat de in artikel 2.1 bedoelde koopprijs uiterlijk op Overnamedatum in zijn geheel staat bijgeschreven bij Stichting Derdengelden AWHoreca Makelaars. (…)
Artikel 3 – Staat en eigenschappen Activa
3.1
De Activa zullen in eigendom worden overgedragen in de staat waarin zij zich op de Tekendatum bevinden met alle daaraan verbonden lusten en lasten, rechten en verplichtingen, zichtbare en onzichtbare gebreken. Verkoper garandeert dat de Activa vrij van beslagen en zekerheidsrechten zullen worden overgedragen (…).
Artikel 6 – Ingebrekestelling
6.1
Indien één der partijen, na schriftelijk ingebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig blijft in de nakoming van zijn uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen (waaronder het storten van de waarborgsom) zal deze overeenkomst van rechtswege zonder rechterlijke tussenkomst ontbonden zijn, tenzij de wederpartij alsnog uitvoering van de overeenkomst verlangt. In beide gevallen zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare boete van 10% van de koopsom verbeuren, onverminderd het recht op verdere schadevergoeding.
Artikel 7 – Beschadiging, ontbinding
7.1
Indien en voor zover de Activa en/of de Bedrijfslocatie tussen de Tekendatum en de Overnamedatum in aanzienlijke mate beschadigd raken dan wel verloren gaan en als gevolg daarvan redelijkerwijs niet valt te verwachten dat de Onderneming na de Overnamedatum door Koper op vergelijkbare wijze kan worden geëxploiteerd als door Verkoper voorafgaand aan de Overnamedatum, heeft Koper het recht om Verkoper uiterlijk op de dag voorafgaand aan de Overnamedatum bij aangetekende brief met ontvangstbevestiging te berichten dat zij afziet van de transactie zoals bedoeld in de Overeenkomst, en deze Overeenkomst in diezelfde brief met onmiddellijke ingang te ontbinden. (…)
7.2
Voor het overige doen Partijen hierbij onherroepelijk afstand van hun recht om deze Overeenkomst (gedeeltelijk) te ontbinden dan wel de (gedeeltelijke) ontbinding te vorderen. Titel 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is op deze Overeenkomst niet van toepassing. (…)”
2.3.
Op 1 oktober 2015 is door de belastingdeurwaarder executoriaal beslag gelegd op activa van Bar Stout, overeenkomstig inventarislijsten bij het proces-verbaal van executoriaal beslag.
2.4.
Bij aangetekende brief van 8 oktober 2015 heeft [A] aan [X] verzocht binnen acht dagen na dagtekening van de brief de activa alsnog vrij van beslag aan [A] over te dragen. Daarbij is [X] , voor zover vereist, in gebreke gesteld ter zake zijn nakomingsverplichting. Ten overvloede is [X] meegedeeld dat [A] de koopsom niet zal overmaken, zolang de activa niet vrij van beslag aan hem worden overgedragen. Voor zover nodig, beroept [A] zich op het aan hem toekomende opschortingsrecht. Tevens is meegedeeld dat [A] bereid is om mee te denken aan een minnelijke oplossing, waarbij als voorbeeld wordt genoemd betaling van de fiscus uit de koopsom, waarna de fiscus (mogelijk) het beslag doorhaalt.
2.5.
Per email van 8 oktober 2015 heeft [X] aan [B] van de belastingdienst gevraagd het beslag van de roerende zaken van Bar Stout af te halen. Uit een aantekening van de belastingdienst op deze email blijkt dat de belastingdienst, na overleg met de belastingdeurwaarder, bereid is tot opheffing van het beslag na ontvangst van het betaalbewijs van € 25.000,- en beslaglegging op een andere horecagelegenheid van [X] .
2.6.
Bij aangetekende brief van 21 oktober 2015 heeft [A] , onder verwijzing naar artikel 6.1 van de overeenkomst, aan [X] meegedeeld dat de overeenkomst van rechtswege is ontbonden en dat [X] aan [A] een boete en aanvullende schadevergoeding verschuldigd is.
2.7.
Op 26 november 2015 heeft [X] , na verleend verlof daartoe, conservatoir beslag gelegd op bankrekeningen van [A] bij ING Bank, Rabobank IJsseldelta en ABN AMRO Bank.
2.8.
Op 12 januari 2016 is [X] in staat van faillissement verklaard, waarbij mr. Hellinga als curator is benoemd. Op of omstreeks 4 februari 2016 heeft de curator, na toestemming van de rechter-commissaris, de inventaris en voorraden van de door [X] geëxploiteerde onderneming aan [A] verkocht voor een bedrag van € 6.122,60 (inclusief BTW). Daarbij zijn partijen overeengekomen dat, indien en voor zover [A] uit hoofde van een in deze procedure te wijzen vonnis enig bedrag zal dienen te voldoen aan de curator, de koopsom ad € 5.060,- (exclusief BTW) in mindering zal mogen worden gebracht op dit te betalen bedrag.

3.De vorderingen in conventie en (voorwaardelijke) reconventie

3.1.
De curator vordert in conventie dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [A] veroordeelt:
a. tot betaling aan de curator van een bedrag van € 25.000,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, tot en met 31 december 2015 begroot op € 490,72, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele betaling;
b. tot betaling aan de curator van de buitengerechtelijke incassokosten ad
€ 1.025,-, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
c. tot betaling aan de curator van de boete ad € 2.500,-, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag;
d. tot betaling aan de curator van gemaakte kosten voor de beslaglegging ad
€ 679,78, te vermeerderen met de (eventuele) kosten voor overbetekening van deze dagvaarding, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
e. tot betaling aan de curator van de proceskosten van deze procedure alsmede de proceskosten voor de beslaglegging, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en – voor het geval voldoening binnen voornoemde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn.
3.2.
Indien één of meer vorderingen in conventie worden afgewezen, vordert [A] in (voorwaardelijke) reconventie mr. Hellinga in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van [X] , h.o.d.n. Bar Stout, te veroordelen om de ten laste van [A] gelegde beslagen op te heffen, een en ander binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, een en ander op verbeurte van een dwangsom ad € 100,- voor iedere dag dat zij ter zake in gebreke blijft. Tevens wordt in (voorwaardelijke) reconventie gevorderd om de curator te veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de nakosten, alsmede de wettelijke rente over de proceskosten en nakosten bij uitblijven van betaling binnen 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.3.
Op de grondslagen van de vorderingen en de gevoerde verweren wordt, voor zover van belang, hierna ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en (voorwaardelijke) reconventie

In conventie

4.1.
De curator legt, kort gezegd, aan haar vordering in conventie ten grondslag dat [A] op basis van de overeenkomst gehouden is tot betaling van € 25.000,- in verband met de overname van de bedrijfsexploitatie van Bar Stout. Ten verwere heeft [A] aangevoerd dat de overeenkomst is ontbonden, omdat [X] de activa niet – beslagvrij – aan hem heeft geleverd. De curator heeft op dat verweer gereageerd.
De centrale kwestie die partijen verdeeld houdt is of de overeenkomst rechtmatig is ontbonden. Daarbij zijn partijen verdeeld over de volgende vraagpunten:
Is ontbinding van de overeenkomst uitgesloten?
Is [X] tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst?
Is sprake van een tekortkoming van een dusdanig beperkte omvang dat die de ontbinding niet rechtvaardigt?
Heeft ingebrekestelling plaatsgevonden?
Met betrekking tot deze punten overweegt de rechtbank als volgt.
Ad. a. Is ontbinding van de overeenkomst uitgesloten?
4.2.
Bij dagvaarding heeft de curator, kort gezegd, gesteld dat uit artikel 7.2 van de overeenkomst volgt dat [A] zich niet kan beroepen op ontbinding. Naar het oordeel van de rechtbank doet artikel 7.2 echter niet af aan de mogelijkheid tot ontbinding zoals genoemd in artikel 6.1 van de overeenkomst. Nu [A] zich in onderhavige procedure beroept op artikel 6.1 van de overeenkomst wegens gestelde nalatigheid van [X] bij de nakoming van verplichtingen uit de overeenkomst, komt aan artikel 7.2 geen doorslaggevende betekenis toe. Dat het de bedoeling van partijen zou zijn geweest om iedere vorm van ontbinding uit te sluiten, zoals de curator stelt, volgt niet uit de tekst van de overeenkomst. Evenmin heeft de curator feiten of omstandigheden (met betrekking tot de totstandkoming van de overeenkomst en hetgeen partijen over en weer van elkaar mochten verwachten) gesteld, waaruit dat zou volgen.
Derhalve komt de rechtbank tot het oordeel dat ontbinding van de overeenkomst niet is uitgesloten. Gelet op artikel 6.1 van de overeenkomst kan de overeenkomst ontbonden zijn, indien één van partijen nalatig is in de nakoming van zijn uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen. [A] voert aan dat [X] nalatig is in de nakoming van zijn uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen.
Ad. b. Is [X] tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst?
4.3.
Bij de beantwoording van de vraag of [X] tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, stelt de rechtbank voorop dat uit de hiervoor onder 2.2 genoemde (artikelen 1.3 en 3.1 van de) overeenkomst volgt dat [X] gehouden was om [A] de macht over de activa van Bar Stout te verschaffen en deze vrij van beslag over te dragen. Als gevolg van het op 1 oktober 2015 door de belastingdienst gelegde executoriaal beslag op (in ieder geval een deel van) de activa, was [X] hiertoe niet in staat. Hieruit volgt dat hij – in beginsel – tekort geschoten is in de nakoming van de overeenkomst.
4.4.
De curator heeft gesteld dat [A] er mee bekend was dat de belastingdienst het beslag wilde opheffen als de koopsom (via zijn advocaat) aan de belastingdienst zou worden betaald. Haars ziens is geen sprake van een tekortkoming aan de zijde van [X] , omdat [X] alsnog aan zijn leveringsverplichting had kunnen voldoen.
4.5.
De curator heeft daarbij allereerst gewezen op de algemeen, en naar hij stelt zeker bij de advocaat van [A] , bekende bereidheid van de belastingdienst om mee te werken aan opheffing van gelegde beslagen. Hij heeft verwezen naar de Instructie Invordering en Belastingdeurwaarders. Weliswaar volgt uit deze instructie dat de belastingdienst in het algemeen bereid is om mee te werken aan opheffing van beslagen (mits een reële koopsom aan haar wordt voldaan, danwel onderhandse koop plaatsvindt), maar een dergelijke algemene bereidheid van de belastingdienst doet niet af aan de verantwoordelijkheid van [X] om afspraken met de belastingdienst te maken over opheffing van het beslag en te zorgen voor opheffing van het beslag. Op hem rust immers de verplichting om de activa vrij van beslag te leveren en het is dus aan hem (en zijn advocaat of andere gemachtigde) om daarover in zijn situatie afspraken met de belastingdienst te maken.
4.6.
Naar de rechtbank begrijpt, stelt de curator voorts dat [X] – overeenkomstig de hiervoor genoemde op hem rustende verplichting – afspraken heeft gemaakt met de belastingdienst, dat deze had toegezegd om het beslag op te heffen als de koopsom via de advocaat van [A] aan de belastingdienst zou worden overgemaakt en dat [A] van deze afspraak op de hoogte was. [A] heeft weersproken dat er een onvoorwaardelijke toezegging van de belastingdienst zou zijn, althans heeft weersproken dat hij daarvan op de hoogte zou zijn gesteld. Hij heeft (onder verwijzing naar zijn brief van 8 oktober 2015) aangevoerd bereid te zijn geweest om mee te werken aan een minnelijke oplossing. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [A] rust op de curator – die zich beroept op het rechtsgevolg daarvan – de verplichting om feiten en omstandigheden te stellen (en zo nodig te bewijzen) waaruit volgt dat sprake is van een toezegging van de belastingdienst tot opheffing van de gelegde beslagen en het informeren van [A] daarover.
4.7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de curator onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld die deze stelling kunnen dragen.
Ten aanzien van de toezegging van de belastingdienst, heeft de curator verwezen naar de onder 2.5 genoemde email van [X] aan de belastingdienst. Uit die email, in het bijzonder het karakter van die mail zelf en de daarop gemaakte aantekening, volgt echter niet dat sprake is van een onvoorwaardelijke toezegging van de belastingdienst. Op de vraag van [X] tot opheffing van het beslag worden door de belastingdienst voorwaarden ten aanzien van een betaalbewijs en een aanvullend beslag vermeld, terwijl onduidelijk is of aan die voorwaarden is voldaan.
Tevens heeft de curator gewezen op een aantal berichten waaruit zou blijken dat (de advocaat van) [A] op de hoogte was van een definitieve toezegging van de belastingdienst. Uit de in de loop van de procedure overgelegde whatsapp-berichten, email-berichten en brieven blijkt wel dat er vanaf 1 oktober 2015 herhaaldelijk overleg is geweest tussen partijen, hun advocaten, de betrokken makelaar en de belastingdienst om te trachten het beslag opgeheven te krijgen, maar onvoldoende blijkt daaruit dat [X] (de advocaat van) [A] op enig moment expliciet heeft geïnformeerd over een definitieve toezegging van de belastingdienst en hetgeen [A] had moeten doen om levering alsnog mogelijk te maken.
4.8.
Nu vaststaat dat - als gevolg van het door de belastingdienst gelegde beslag - [X] de activa van Bar Stout niet heeft geleverd en (bekendheid van (de advocaat van) [A] met) concrete toezeggingen van de belastingdienst om het beslag op te heffen niet zijn gebleken, is [X] tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Aan de vraag of [A] door het stellen van onredelijke eisen opheffing van het beslag zou hebben geblokkeerd, zoals de curator naar de rechtbank begrijpt tevens betoogt, wordt niet toegekomen. Evenmin wordt toegekomen aan bewijslevering, nu de curator ter zake onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld.
4.9.
Overigens heeft de curator nog opgemerkt dat krachtens de overeenkomst op [A] de verplichting rust om eerst de koopsom te voldoen. Dat [A] niet eerst aan deze verplichting heeft voldaan, kan de curator niet baten. [A] wist immers vóór de overnamedatum 4 oktober 2015 - het moment waarop zijn betaling bij de makelaar binnen moest zijn - reeds dat [X] niet in staat was om de activa te leveren als gevolg van het gelegde beslag.
Ad c. Is sprake van een tekortkoming van een dusdanig beperkte omvang dat die de ontbinding niet rechtvaardigt?
4.10.
Met betrekking tot de vraag of sprake is van een tekortkoming van dusdanig beperkte omvang dat die de ontbinding niet rechtvaardigt, heeft de curator gesteld dat [A] ermee bekend was dat de belastingdienst bereid was om het beslag op te heffen, dat de activa slechts een beperkt deel van de bedrijfsovername vormen en dat [A] de activa van de belastingdienst had kunnen overnemen, zoals hij later van de curator heeft gedaan.
4.11.
Naast hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de onvoldoende gebleken (bekendheid van [A] met de) bereidheid van de belastingdienst om het beslag op te heffen, overweegt de rechtbank als volgt. Uit de tekst en strekking van de overeenkomst volgt dat overname van de activa een wezenlijk onderdeel is van de overeenkomst. Het belang van overname van de activa volgt tevens uit de onbetwiste stelling van [A] ter comparitie dat hij bij de overige onderdelen van de overname weinig tot geen belang had. Zo zijn feitelijk geen personeel en klanten van Bar Stout overgenomen en heeft [A] niets aan de naam Stout. Dat [A] de activa eventueel van de belastingdienst zou hebben kunnen overnemen, kan hem niet worden tegengeworpen, nu het primair aan [X] was om de activa beslagvrij te leveren. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de tekortkoming van [X] niet van een dusdanig beperkte omvang is dat deze de ontbinding niet rechtvaardigt.
Ad d. Heeft ingebrekestelling plaatsgevonden?
4.12.
De curator heeft gesteld dat de brief van [A] van 8 oktober 2015 [X] niet heeft bereikt en dat derhalve van een ingebrekestelling geen sprake is geweest. Nog daargelaten dat [A] heeft gesteld de brief ook per gewone post te hebben verzonden, is ter comparitie een bewijs van afhalen (van de aangetekend verzonden brief van 8 oktober 2015) van 17 oktober 2015 getoond, waarop een handtekening staat die overeenkomt met de handtekening van [X] . Zoals de curator ter comparitie heeft erkend, dient er van te worden uitgegaan dat de brief van 8 oktober 2015 [X] in ieder geval op 17 oktober 2015 heeft bereikt. De stelling van de curator wordt dus gepasseerd.
Conclusie in conventie
4.13.
Uit het voorgaande volgt dat voldaan is aan de voorwaarden die artikel 6.1 van de overeenkomst stelt aan ontbinding van de overeenkomst. De vorderingen van de curator, die zijn gebaseerd op nakoming van die – ontbonden – overeenkomst, zullen dientengevolge worden afgewezen.
In (voorwaardelijke) reconventie
4.14.
Nu aan de voorwaarde voor de vordering in reconventie is voldaan, wordt toegekomen aan de beoordeling van de vordering in reconventie. Anders dan de curator, acht de rechtbank de formulering van de voorwaarde noch de onderbouwing van de vordering onvoldoende helder om tot bespreking van die vordering te komen.
4.15.
[A] stelt dat, indien de vordering in conventie wordt afgewezen, daarmee (in beginsel) is gebleken van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht en dat derhalve (in beginsel) tot opheffing van het conservatoir beslag dient te worden overgegaan. De rechtbank zal hem daarin volgen. Nu van enige uitzondering op dat beginsel in deze zaak niet is gebleken, ligt de vordering in (voorwaardelijke) reconventie voor toewijziging gereed, met inachtneming van hetgeen hierna wordt overwogen.
4.16.
Dat artikel 704, tweede lid Rv een regeling tot vervallen van de gelegde beslagen bevat, zoals de curator aanvoert, doet niet af aan de mogelijkheid om een beslaglegger te veroordelen tot opheffing van gelegde beslagen. Dat de curator graag zou zien dat de uitkomst van een mogelijk hoger beroep wordt afgewacht, weegt niet op tegen het belang van [A] om zo spoedig mogelijk over zijn geld te kunnen beschikken nu hij in onderhavige procedure in het gelijk is gesteld.
4.17.
De curator heeft aangevoerd dat de gevorderde termijn van twee dagen te kort is. Rekening houdend hiermee zal de rechtbank een termijn van een week hanteren. Met betrekking tot de hoogte van de dwangsom is geen verweer gevoerd. De dwangsom zal evenwel worden gemaximeerd tot een bedrag van € 5.000,-.
In conventie en reconventie
4.18.
De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie en reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] worden begroot op:
- griffierecht € 885,-
- salaris advocaat
1.737,-(3,0 punten × tarief € 579,-)
Totaal € 2.622,-

5.De beslissing

De rechtbank
In conventie
5.1.
wijst af de vordering,
In reconventie
5.2.
veroordeelt mr. Hellinga, in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van [X] , h.o.d.n. Bar Stout, om de volgende ten laste van [A] gelegde beslagen op te heffen,
  • conservatoir beslag d.d. 26 november 2015, om 17.10 uur, onder de ING Bank N.V.;
  • conservatoir beslag d.d. 26 november 2015, om 10.05 uur, onder de Coöperatieve Rabobank IJsseldelta U.A.;
  • conservatoir beslag d.d. 26 november 2015, om 17.15 uur, onder de ABN AMRO Bank N.V.;
een en ander binnen één week na betekening van dit vonnis, onder verbeurte van een dwangsom ad € 100,- voor iedere dag dat zij ter zake in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,-,
In conventie en in reconventie
5.3.
veroordeelt mr. Hellinga, in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van [X] , h.o.d.n. Bar Stout in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 2.622,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt mr. Hellinga, in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van [X] , h.o.d.n. Bar Stout in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 205,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart de veroordelingen in 5.2 tot en met 5.4 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J.H. van Meegen en door mr. T.R. Hidma op 10 augustus 2016 in het openbaar uitgesproken.