ECLI:NL:RBOVE:2016:3143

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 augustus 2016
Publicatiedatum
12 augustus 2016
Zaaknummer
ak_16 _ 1384
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Planschade en schijn van partijdigheid bij ingeschakelde deskundige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 12 augustus 2016, hebben eisers, eigenaren van een woning in Haaksbergen, een verzoek ingediend om tegemoetkoming in planschade als gevolg van een wijziging in het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan, dat op 20 juli 2012 in werking trad, wijzigde de bestemming van een nabijgelegen weiland naar 'wonen', wat leidde tot een vermeende waardevermindering van de woning van eisers. Het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen heeft het verzoek afgewezen, met als argument dat de waardedaling binnen het normaal maatschappelijk risico valt. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij betoogden dat de ingeschakelde deskundige, J.W. van Zundert, niet onafhankelijk was, omdat hij eerder betrokken was bij een advocatenkantoor dat advies had gegeven aan de gemeente in een gerelateerde zaak.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er inderdaad grond is om de schijn van partijdigheid van Van Zundert aan te nemen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het college en herroept het primaire besluit, met de opdracht aan het college om opnieuw te beslissen op het verzoek van eisers, ditmaal met inachtneming van een onafhankelijk en onpartijdig advies. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eisers vergoed, vastgesteld op € 1.022,36. De uitspraak benadrukt het belang van onafhankelijkheid en de schijn van partijdigheid bij het inschakelen van deskundigen in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 16/1384

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser]en
[eiser], beiden te Haaksbergen, eisers,
gemachtigde: J.P.E. Baakman,
en
Het college van burgemeester en wethouders van Haaksbergen, verweerder, gemachtigde: ir. R.R.S. Jacobs,
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen.
Landbouwbedrijf Hemel B.V., te Haaksbergen,
gemachtigde: mr. C.A.V.M. Vonk, werkzaam bij DAS Nederlandse Rechtsbijstand verzekeringmaatschappij te Amsterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 3 november 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder het door
[eiser] en [eiser] op 21 april 2015 gedane verzoek om een tegemoetkoming in de kosten van planschade voor het perceel [adres]
te Haaksbergen afgewezen omdat de getaxeerde waardedaling volledig binnen het wettelijk vastgestelde normaal maatschappelijk risico valt. Voorts is het betaalde drempelbedrag van
€ 300,-- aan eisers terug betaald.
Bij besluit van 13 april 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard en het besluit van 3 november 2015 gehandhaafd.
Zowel eisers als derde-partij hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is gevoegd met het tegen hetzelfde besluit gerichte beroep van derde-partij (geregistreerd onder nummer AWB 16/1391) en een samenhangend beroep van derde-partij (geregistreerd onder nummer 16/1393) ter zitting van 10 augustus 2016 behandeld.
Eisers zijn aldaar verschenen in de persoon van [eiser] , bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.B. Metternich. Derde-partij is verschenen bij haar gemachtigde.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de behandeling van de gevoegde zaken gesplitst. In elke zaak zal afzonderlijk uitspraak worden gedaan.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 6.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) kent het college degene die in de vorm van een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van een in het tweede lid genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.
2. Bij de beoordeling van een verzoek om een tegemoetkoming in planschade dient te worden onderzocht of de verzoeker door wijziging van het planologische regime in een nadeliger positie is komen te verkeren, ten gevolge waarvan hij schade lijdt of zal lijden. Hiertoe dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de planologische maatregel waarvan gesteld wordt dat deze schade heeft veroorzaakt en het voordien geldende planologische regime. Daarbij is niet de feitelijke situatie van belang, doch hetgeen op grond van deze regimes maximaal kon respectievelijk kan worden gerealiseerd, ongeacht de vraag of verwezenlijking heeft plaatsgevonden. Dit uitgangspunt geldt evenzeer voor de vaststelling van de eventuele waardevermindering. Slechts wanneer realisering van de maximale mogelijkheden van het planologische regime met aan zekerheid grenzende waarschijnlijk-heid kan worden uitgesloten, kan daarin aanleiding worden gevonden om te oordelen dat van voormeld uitgangspunt moet worden afgeweken.
3. Eisers zijn eigenaar van de vrijstaande woning aan de [adres] te Haaksbergen. Zij hebben op 21 april 2015 verzocht om tegemoetkoming in planschade als gevolg van het bestemmingsplan “partiele herziening Oude Enschedeseweg ongenummerd”, welk bestemmingsplan op 20 juli 2012 in werking is getreden en voorziet in een wijziging van de bestemming van een ten westen van de woning gelegen weiland in “wonen” met op 25 tot 40 meter van de openbare weg een bouwblok. Voorheen was aldaar het bestemmingsplan “Buitengebied” van 1970 van kracht, waarin het betreffende gebied de bestemming “Agrarisch gebied” had en was bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf en het bosbouwbedrijf met daarbij behorende bebouwing.
Derde-partij heeft met verweerder in het kader van een Rood voor Rood regeling een overeenkomst afgesloten. Ter uitvoering van die overeenkomst heeft verweerder het bestemmingsplan “partiele herziening Oude Enschedeseweg ongenummerd”, vastgesteld.
In dat verband is met derde-partij een planschadeverhaalsovereenkomst afgesloten.
4. Verweerder heeft aan het primaire besluit van 3 november 2015 een advies van de vaste adviescommissie planschade Haaksbergen, bestaande uit J.W. van Zundert, voormalig universitair hoofddocent bestuursrecht aan de Universiteit Twente en J.A.B. Hemink, makelaar en taxateur NVM, ten grondslag gelegd.
In het bestreden besluit heeft verweerder, met overname van het door de commissie bezwaarschriften (verder: de commissie) gegeven advies, geconcludeerd dat het bezwaar ongegrond dient te worden verklaard. Daarbij is kort samengevat overwogen dat er geen aanknopingspunten waren om aan de juistheid van het rapport van de planschadecommissie van 2 oktober 2015 te twijfelen. Verweerder stelt dat hij kon afgaan op de door hem ingeschakelde deskundige.
5.1
Eisers stellen dat het bestemmingsplan “Buitengebied, partiële herziening Oude Enschedeseweg ongenummerd” in strijd met het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, Rome, 25-03-1957 tot stand is gekomen, waardoor de bebouwing onrechtmatig is.
Dienaangaande stelt de rechtbank vast dat het bestemmingsplan bij besluit van de gemeenteraad van 30 mei 2012 is vastgesteld. Het daartegen ingediende beroep is, voor zover hier van belang, bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna; de Afdeling) van 27 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ7510, ongegrond verklaard. Het bestemmingsplan is onherroepelijk en is op 20 juli 2012 in werking getreden.
Het verzoek van eisers van 11 december 2015 tot herroeping, herziening of intrekking van het besluit van 30 mei 2012 doet hieraan niet af.
Deze grond treft derhalve geen doel.
5.2
Daarnaast stellen eisers zich op het standpunt dat de planschadecommissie niet als een rechtens onafhankelijke commissie kan worden aangemerkt. Daartoe hebben zij er op gewezen dat Van Zundert als adviseur verbonden is geweest aan het kantoor van Kienhuis Hoving advocaten, welk kantoor in procedures met betrekking tot de verplaatsing van Landbouwbedrijf Hemel BV een rol heeft gespeeld.
Niet in geschil is dat Van Zundert onafhankelijk is, omdat hij niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van de gemeenteraad of het college en hij ook niet betrokken is geweest bij de totstandkoming van de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft. In geschil is of de schijn van partijdigheid is gewekt.
Voor zover van de zijde van verweerder in het verweerschrift is gesteld dat eisers in de gelegenheid zijn gesteld om de leden van de planschadecommissie te wraken en daarvan geen gebruik hebben gemaakt, oordeelt de rechtbank dat indien een college van burgemeester en wethouders zich ter onderbouwing van een besluit op een aanvraag
om een tegemoetkoming in planschade beroept op een advies van een onafhankelijke deskundige, het op de weg van dit college ligt zich te vergewissen van de onpartijdigheid
en het ontbreken van een schijn van partijdigheid van de geraadpleegde deskundige.
Een aanvrager mag er in beginsel op vertrouwen dat een college hieraan voldoet. Hierbij is van belang dat een college beter in staat is dan een aanvrager om na te gaan of de (beoogde) adviseur en/of zijn kantoorgenoten de gemeente, het college en/of een ander bestuursorgaan van de gemeente in het nabije verleden hebben geadviseerd en/of bijgestaan in juridische procedures.
De rechtbank stelt vast dat Van Zundert tot mei 2013 als adviseur verbonden was aan het advocatenkantoor Kienhuis & Hoving, welk kantoor op 29 november 2012 advies heeft uitgebracht aan Gedeputeerde Staten van Overijssel omtrent het antwoord op de vraag of
de verplaatsing van Landbouwbedrijf Hemel B.V. van Haaksbergen naar Geesteren binnen de kaders van de Verplaatsingsregeling Intensieve Veehouderijen Overijssel 2005 en de daarmee samenhangende Subsidieregeling VIV heeft plaatsgevonden.
Daarnaast is door een tweetal medewerkers van dit advocatenkantoor op 2 november 2011 op verzoek van verweerder een planschade-analyse uitgebracht met betrekking tot het nieuwe opvolgende bestemmingsplan Buitengebied Haaksbergen. Van Zundert, bekend staande als planschadespecialist, was destijds nog als adviseur aan het advocatenkantoor verbonden.
Voorts heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting bevestigd dat advocatenkantoor Kienhuis & Hoving wel vaker door de gemeente als adviseur wordt ingeschakeld en soms ook als procesvertegenwoordiger.
In dit geval heeft het college eisers hierop niet gewezen. Eerst in de bezwaarfase heeft eiseres gemachtigde, die niet bij de aanvankelijke aanvraag was betrokken, eisers op de schijn van partijdigheid gewezen en dit naar voren gebracht. De rechtbank ziet geen aanleiding eraan te twijfelen dat eisers niet eerder op de hoogte waren van het voorgaande.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat er grond bestaat om de schijn van partijdigheid van Van Zundert aan te nemen. Zoals de Afdeling onlangs in zijn uitspraak van 13 juli 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1970, heeft aangegeven kan de schijn van partijdigheid worden gewekt door een deskundige die in het ene geval door een bestuursorgaan wordt ingeschakeld om een onafhankelijk advies uit te brengen, terwijl deze deskundige of anderen die van hetzelfde samenwerkingsverband deel uitmaken, gelijktijdig of betrekkelijk kort voorafgaande aan de verlening van de opdracht tot advisering als deskundige, in een of meer andere gevallen hetzelfde bestuursorgaan, de rechtspersoon waartoe het bestuursorgaan behoort of andere organen die deel uitmaken van dezelfde rechtspersoon, als advocaat of gemachtigde heeft, respectievelijk hebben bijgestaan of geadviseerd.
Dat het college - of de gemeente - ten tijde van belang geen exclusieve relatie had met
Van Zundert of het kantoor waar Van Zundert als adviseur aan was verbonden doet er niet aan af dat de schijn van partijdigheid is gewekt. Dat Van Zundert niet betrokken is geweest bij de totstandkoming van de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft, doet hieraan ook niet af.
Ook het gegeven dat Van Zundert inmiddels sedert mei 2013 geen advies werkzaamheden meer verricht voor genoemd advocatenkantoor en er inmiddels twee jaar waren verstreken alvorens verweerder hem de opdracht verstrekte om advies uit te brengen omtrent het onderhavige planschadeverzoek, doet hier evenmin aan af. Dit tijdsverloop is te kort gelet
op de bijzondere rol die advocatenkantoor Kienhuis en Hoving in aan deze zaak aanpalende dossiers heeft gespeeld rond de peildatum.
6. Het beroep is gegrond en het besluit dient wegens strijd met het bepaalde in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) te worden vernietigd. Aangezien het advies van de planschadecommissie evenmin ten grondslag kon worden gelegd aan het primaire besluit kan ook dat besluit niet in stand kan blijven en zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen. Dit betekent dat het college opnieuw dient te beslissen op het door eisers ingediende planschadeverzoek. Daartoe dient het college advies in te winnen bij een onafhankelijk en onpartijdig adviseur.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op
€ 1.022,36 , zijnde € 30,36 aan reiskosten (Haaksbergen – Zwolle v.v.) en € 992,-- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 496,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit van 3 november 2015;
  • draagt verweerder op binnen twee maanden na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het verzoek van eisers van 21 april 2015
met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,-- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.022,36.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, rechter, in aanwezigheid van
M.W. Hulsman, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.