In deze zaak heeft [eiser], die op 1 juni 2014 in dienst trad bij de besloten vennootschap Hessenpoort Engineering Deventer B.V., een kort geding aangespannen tegen zijn werkgever. De vordering betreft de betaling van vakantiegeld en achterstallig loon. [eiser] heeft zijn arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 juni 2016, maar stelt dat Hessenpoort niet heeft voldaan aan haar verplichtingen om het vakantiegeld tijdig te betalen. De vordering is ingesteld op 18 juli 2016, en de zitting vond plaats op 26 juli 2016.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van [eiser] spoedeisend is en dat hij ontvankelijk is in zijn vordering. De rechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de afspraken tussen partijen over de betaling van het vakantiegeld en de achterstallige salarissen. [eiser] vorderde een bedrag van € 3.120,00 aan vakantietoeslag, € 1.560,00 aan achterstallig loon, en € 714,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, alsook de kosten van de procedure.
De kantonrechter oordeelde dat Hessenpoort zich niet met succes kan beroepen op verrekening van het vakantiegeld met een lening die [eiser] aan Hessenpoort had verstrekt. De rechter volgde de uitleg van [eiser] dat het vakantiegeld daadwerkelijk op zijn rekening gestort diende te worden. De vordering tot betaling van het vakantiegeld werd toegewezen, evenals de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde wettelijke verhoging werd afgewezen, en Hessenpoort werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 9 augustus 2016.