Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[A],
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft eiser op 6 juli 2016 een kort geding aangevraagd bij de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, tegen gedaagde [A]. De aanvraag is doorverwezen naar de locatie Zwolle, waar op 12 juli 2016 een zitting zou plaatsvinden. Eiser heeft echter op de zitting niet verschenen, wat heeft geleid tot de conclusie dat het kort geding als ingetrokken moet worden beschouwd. Gedaagde heeft aanspraak gemaakt op een vergoeding van proceskosten, wat door de voorzieningenrechter is toegewezen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het niet verschijnen van eiser gelijkgesteld moet worden met intrekking van de verzochte voorlopige voorziening. Dit oordeel is in lijn met de uitspraak van de Hoge Raad van 3 juni 2016. Eiser is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek van gedaagde, maar heeft dit nagelaten. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk de proceskosten aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.071,00, bestaande uit € 452,00 aan salaris advocaat en € 619,00 aan griffierecht. Het vonnis is uitgesproken door mr. W.F. Boele op 1 september 2016 en is uitvoerbaar bij voorraad.