ECLI:NL:RBOVE:2016:3487

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 september 2016
Publicatiedatum
16 september 2016
Zaaknummer
08/955428-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 71-jarige man voor grootschalige hennepteelt en diefstal van elektriciteit

Op 16 september 2016 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een 71-jarige man veroordeeld voor grootschalige hennepteelt in Geesteren en De Lutte. De rechtbank legde hem een taakstraf op van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast moet hij bijna 2000 euro schadevergoeding betalen aan Enexis B.V. De verdachte was beschuldigd van het telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk een grote hoeveelheid hennepplanten had geteeld en elektriciteit had weggenomen, waarbij hij zich toegang tot de plaatsen des misdrijfs had verschaft door middel van braak en verbreking. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en andere bewijsmiddelen die aantoonden dat de verdachte betrokken was bij de hennepkwekerijen. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig en concludeerde dat hij wetenschap had van de hennepkwekerijen in de door hem gehuurde panden. De rechtbank vond de feiten ernstig, vooral gezien de impact van hennepteelt op de samenleving en de betrokkenheid van de verdachte bij het criminele circuit. De rechtbank hield rekening met de relatief oude feiten bij het bepalen van de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/955428-14
Datum vonnis: 16 september 2016
Verstekvonnis van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1944 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 februari 2016 en 2 september 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Blanco.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 15 december 2012 t/m 4 juli 2013, althans op 4 juli 2013 te Geesteren, gemeente Tubbergen, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk (een grote hoeveelheid) hennepplanten heeft geteeld, dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad.
feit 2: in de periode van 1 juli 2011 t/m 13 augustus 2013, althans op 13 augustus 2013 te
De Lutte, gemeente Losser, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk (een grote hoeveelheid) hennepplanten heeft geteeld, dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad.
feit 3: in de periode van 15 december 2012 t/m 4 juli 2013 te Geesteren, gemeente Tubbergen, tezamen en in vereniging met anderen elektriciteit heeft weggenomen.
feit 4:in de periode van 1 juli 2011 t/m 13 augustus 2013 te De Lutte, gemeente Losser, tezamen en in vereniging met anderen, elektriciteit heeft weggenomen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2012 t/m 4 juli 2013, althans op 4 juli 2013 te Geesteren in de gemeente Tubbergen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning/pand/bijgebouw behorend bij perceel [adres 1] te Geesteren) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1502, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet; terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 1502 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten);
2.
hij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 t/m 13 augustus 2013, althans op 13 augustus 2013 te De Lutte in de gemeente Losser, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een woning/pand behorend bij perceel [adres 2] te De Lutte) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 672, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet; terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 672 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten);
3.
hij op eén of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 december 2012 t/m 4 juli 2013 te Geesteren in de gemeente Tubbergen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken);
4.
hij op eén of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 t/m 13 augustus 2013 te de Lutte in de gemeente Losser, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door een of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken);
3. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 t/m 4 wordt veroordeeld tot werkstraf voor de duur van 200 uren, bij niet verrichten te vervangen door 100 dagen hechtenis, alsmede een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Ook heeft de officier van justitie verzocht om toewijzing van de vordering van de benadeelde partij Enexis tot een bedrag van €1.969,26, te vermeerderen met de wettelijke rente en toewijzing van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De feiten 1 en 2
Hennepkwekerij Geesteren
Op 4 juli 2013 is, na een CIE-melding, op het adres [adres 1] in Geesteren, gemeente Tubbergen, een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. De eigenaar van de woning heeft verklaard dat hij de woning voor € 2.200,- per maand verhuurde aan verdachte. De kwekerij is door de politie ontmanteld waarbij in totaal 1259 hennepplanten zijn aangetroffen. De elektriciteit werd buiten de meter om verkregen. Verdachte heeft alle betrokkenheid bij het ten laste gelegde ontkend.
Hennepkwekerij De Lutte
Op 20 augustus 2013 is er bij de politie een melding binnengekomen over verdachte omstandigheden rondom een woning aan de [adres 2] in De Lutte, gemeente Losser. In de tuin bij de woning werd door de politie een aarden wal aangetroffen met daarin wortel- en bladresten van hennepplanten. THC-houdend stof bevond zich tegen de wanden, deuren, vloer/plafond in de kelderruimten en op de trap naar de kelder. Verdroogde resten van hennepplanten zijn aangetroffen op de vloer van de kweekruimten.
De woning was van 1 juli 2011 tot eind augustus 2013 voor €1.000,- per maand verhuurd aan verdachte. De elektriciteit werd buiten de meter om verkregen. Verdachte heeft alle betrokkenheid bij het ten laste gelegde ontkend.
De rechtbank is op basis van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, waaronder een aantal getuigenverklaringen, processen-verbaal van bevinding en de verklaringen van verdachte zelf, zoals deze later in een eventueel op te maken aanvulling bij dit vonnis zullen worden opgenomen, van oordeel dat het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank heeft geen redenen om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
De rechtbank overweegt hiertoe in het bijzonder als volgt.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de huurder was van zowel het pand aan de [adres 1] in Geesteren, gemeente Tubbergen, als het pand aan de [adres 2] in De Lutte, gemeente Losser. Voor het eerste pand betaalde hij € 2.200 huur, voor het tweede € 1.000, soms contant en soms per bank. Het bijgebouw met garage en souterrain in Geesteren had verdachte naar eigen zeggen voor € 100,- onderverhuurd aan de Belg [medeverdachte 1] . Volgens verdachte betaalde [medeverdachte 1] hem door een enveloppe met geld in de gang tussen zijn woning en het bijgebouw te leggen. Verdachte heeft verklaard dat hij niet op de hoogte was van de in het bijgebouw aanwezige hennepkwekerij met 1259 planten, welke volgens verdachte kennelijk geëxploiteerd werd door [medeverdachte 1] De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. [medeverdachte 1] heeft nimmer in Nederland gewoond en ontkent iedere betrokkenheid. De handtekening onder de door verdachte overgelegde onderverhuur/gebruikersovereenkomst komt niet overeen met de handtekening van [medeverdachte 1] onder diens verklaringen. Verdachte verklaarde voorts de riante ruimte in Geesteren te hebben gehuurd voor de handel in schilderijen. Hij beschikt naar eigen zeggen evenwel slechts alleen over inkomsten uit AOW. Voorts is niet aannemelijk dat verdachte dat verdachte gedurende twee tot drie dagen per week in de woning aanwezig was maar nooit iets zou hebben gemerkt van de penetrante lucht die een hennepkwekerij verspreidt en hem ook de afzuiginstallatie op de bijbouw nooit is opgevallen. Bovendien hebben [naam 1] en [naam 2] verklaard dat zij door verdachte zijn gebeld met de vraag of zij de woning in Geesteren wilden opruimen waarna zij er door [medeverdachte 2] met de auto naar de woning in Geesteren zijn gebracht. Ze konden echter pas de woning in toen verdachte met de sleutel arriveerde. De rechtbank leidt daaruit af dat de aangetroffen hennepplanten zich in de machtssfeer van verdachte bevonden en dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van hennepplanten in het door hem gehuurde pand aan de [adres 1] in Geesteren, gemeente Tubbergen.
De woning aan de [adres 2] in De Lutte huurde verdachte naar eigen zeggen van medio 2011 tot medio 2012 als geklimatiseerde opslagruimte voor zijn eigen handel in kunst. Gelet op het feit dat verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij handelt in klein antiek en schilderijen, hij hieruit blijkbaar geen inkomsten geniet en de kelderruimte – die daartoe zou zijn gebruikt – gelet op de zichtbare vochtigheid bij uitstek ongeschikt is voor schilderijenopslag en er duidelijke sporen van een hennepkwekerij in de kelder zijn aangetroffen, acht de rechtbank deze verklaring op dat punt niet geloofwaardig. Bovendien heeft getuige [getuige 1] gezien dat er een paar weken voordat verdachte de woning betrok, al mensen in de kelder bezig waren met timmeren en boren. Op 13 augustus 2013 zag getuige [getuige 2] dat drie mannen met kruiwagens zakken potgrond uit de woning haalden en deze achterin de tuin storten als een soort wal waarin later door de politie wortel- en bladresten van hennepplanten zijn aangetroffen. Sinds verdachte de woning in De Lutte huurde, woonde er volgens [getuige 2] een man genaamd “ [bijnaam medeverdachte 3] ” in de woning. Verdachte heeft hierover verklaard dat zijn broer [medeverdachte 2] ene [bijnaam medeverdachte 3] kende en deze een installatie zou kunnen installeren en onderhouden. Medeverdachte [medeverdachte 3] , bekend als [bijnaam medeverdachte 3] , heeft bij de politie verklaard dat hij van verdachte kosteloos in de woning in De Lutte mocht verblijven en dat hij in het bezit was van een sleutel van de woning. Toen [getuige 1] hem er eens op attendeerde dat er een ventilator aanstond in de kelder, zei [medeverdachte 3] dat dit vanwege de kunst was die in de kelder stond. Toen [medeverdachte 3] de woning in augustus 2013 weer verliet, moest hij van verdachte de kelder schilderen en schoonmaken. [naam 1] en [naam 2] werden door [medeverdachte 2] gebeld met de vraag of zij de woning schoon konden maken. Hoewel [medeverdachte 3] volgens verdachte de huur medio 2012 van hem overnam, bleef verdachte naar eigen zeggen ook na medio 2012 de huur aan de eigenaar betalen, en haalde hij de verschuldigde huur in contanten bij [medeverdachte 3] op. [medeverdachte 3] stelt zelf nooit huur betaald te hebben, hij mocht van verdachte gratis in de woning verblijven. Volgens verdachte is hij in augustus/september 2013 nog bij de woning geweest en heeft hij gezien dat er achterin de tuin een grote aarden wal was aangelegd. Gelet op het voorgaande kan het niet anders dan dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van en betrokken was bij een hennepkwekerij in het door hem gehuurde pand aan de [adres 2] in De Lutte, gemeente Losser en dat de hennepplanten zich in de machtssfeer van verdachte bevonden.
De rechtbank leidt uit voornoemde bewijsmiddelen af - in onderling verband en samenhang gezien - dat verdachte zich in de periode van 15 december 2012 t/m 4 juli 2013 schuldig heeft gemaakt aan het telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken van hennepplanten en deze opzettelijk aanwezig heeft gehad aan de [adres 1] in Geesteren en hij zich bovendien in de periode van 1 juli 2011 t/m 13 augustus 2013 schuldig heeft gemaakt aan het telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken van hennepplanten aan de [adres 2] in De Lutte, gemeente Losser. Bovendien leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat medeverdachte [medeverdachte 3] moest zorgdragen voor een semi-permanente bewaking van het pand met daarin de kwekerij. [medeverdachte 3] speelde daarmee een cruciale rol in de kwekerij in De Lutte en wordt daarom aangemerkt als medepleger.
De feiten 3 en 4
Diefstal van elektriciteit
Blijkens de aangiften van Enexis is zowel bij de kwekerij aan de [adres 1] in Geesteren, gemeente Tubbergen, als bij de kwekerij aan de [adres 2] in De Lutte,
elektriciteit buiten de meter om afgenomen. Hiermee is voor de rechtbank komen vast te staan dat de elektriciteit wederrechtelijk werd weggenomen. Dat het kweken van hennepplanten in kwekerijen dikwijls gepaard gaat met diefstal van elektriciteit, is een feit van algemene bekendheid. Nu ten aanzien van verdachte bewezen verklaard wordt dat hij zich op beide locaties schuldig heeft gemaakt aan het telen van hennep terwijl verdachte blijkens zijn verklaring bij de politie de huurder van het betreffende panden was, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte betrokken was bij de diefstal van elektriciteit op genoemde locaties en dat verdachtes opzet mede daarop was gericht. Gelet op de in onderling verband en samenhang te beschouwen bewijsmiddelen, waaronder de aangiften van diefstal van stroom door Enexis, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich in de periode van 15 december 2012 t/m 4 juli 2013 te Geesteren, gemeente Tubbergen en in de periode van 1 juli 2011 t/m 13 augustus 2013 te De Lutte, gemeente Losser, schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit.
5.2
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 15 december 2012 t/m 4 juli 2013 te Geesteren in de gemeente Tubbergen, telkens opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een bijgebouw behorend bij perceel [adres 1] te Geesteren) een hoeveelheid van 1259 hennepplanten, terwijl dit gepleegde feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 1502 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten);
2.
hij op tijdstippen de periode van 1 juli 2011 t/m 13 augustus 2013te De Lutte in de gemeente Losser, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt in een pand behorend bij perceel [adres 2] te De Lutte een hoeveelheid van ongeveer 672, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 672 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten);
3.
hij op tijdstippen in de periode van 15 december 2012 t/m 4 juli 2013 te Geesteren in de gemeente Tubbergen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Enexis B.V., waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en vervolgens een elektriciteitsaansluiting buiten de meter om, te maken;
4.
hij op eén of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 t/m 13 augustus 2013 te De Lutte in de gemeente Losser, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Enexis B.V., waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door het ijkzegel te verbreken en vervolgens een elektriciteitsaansluiting buiten de meter om, te maken.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 311 Sr en artikel 11 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
de feiten 3 en 4:
Telkens het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de
bewezenverklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot
uitdrukking komen in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor
soortgelijke feiten worden opgelegd. In dit verband heeft de rechtbank bij haar overwegingen
ook de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting betrokken, voor zover deze voor de
onderhavige feiten zijn vastgesteld. Deze geven als uitgangspunt voor het min of meer
bedrijfsmatig of in ieder geval met een zekere professionaliteit kweken van hennepplanten in
ruimtes zoals een (woon)huis, loods of soortgelijke ruimte met als kennelijk doel de verkoop
van de geoogste planten, wanneer sprake is van 500 – 1000 planten een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en 180 uur taakstraf.
Verdachte heeft in Geesteren en, samen met een ander of anderen in De Lutte, op grote schaal hennep geteeld. Van hennep is algemeen bekend dat het de gezondheid van de gebruikers kan schaden en dat het verslavend kan werken. Door zijn handelen heeft verdachte gedurende een langere periode bijgedragen aan het in stand houden van het criminele circuit waarin deze softdrugs in illegale kwekerijen worden geproduceerd en waar winst wordt gemaakt met de handel daarin. De rechtbank rekent hem dit aan. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit op beide locaties. Ten voordele van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat het gaat om relatief oude feiten.
De rechtbank is, alle voormelde omstandigheden in aanmerking genomen van oordeel dat aan verdachte een taakstraf moet worden opgelegd voor de duur van 200 uur, met dien verstande dat, indien verdachte de taakstraf niet verricht, er vervangende hechtenis wordt opgelegd voor de duur van 100 dagen, met aftrek van de reeds ondergane voorlopige hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van drie jaar.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
Namens Enexis B.V., gevestigd te ‘s Hertogenbosch heeft mevrouw [naam 3] zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1.969,26, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende post: - betalingsregeling die niet meer wordt nagekomen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit 1 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 57 en 91 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
de feiten 3 en 4:
telkens het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij Enexis B.V. van een bedrag van € 1.969,26, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 juli 2013;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. F.C. Berg en mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Krooshof, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 september 2016.