Op 6 oktober 2016 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een beslissing genomen over de voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een terbeschikkinggestelde, die sinds 21 mei 2008 onder deze maatregel valt. De rechtbank had eerder op 6 mei 2008 de TBS opgelegd na bewezenverklaring van doodslag en poging tot doodslag. De maatregel was laatstelijk verlengd op 16 juni 2016, waarbij de beslissing over een eventuele voorwaardelijke beëindiging voor maximaal drie maanden was aangehouden.
Tijdens de zitting op 22 september 2016 werd de terbeschikkinggestelde gehoord, samen met deskundigen van de reclassering en de kliniek. De reclassering had een rapport opgesteld waarin werd geadviseerd om de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen, ondanks een recent incident waarbij de terbeschikkinggestelde zijn antipsychotica had geruild voor Ritalin. De kliniek steunde dit advies, maar uitte zorgen over het incident. De officier van justitie en de raadsvrouw van de terbeschikkinggestelde steunden ook de voorwaardelijke beëindiging onder bepaalde voorwaarden.
De rechtbank oordeelde dat de dwangverpleging voorwaardelijk kon worden beëindigd, mits de terbeschikkinggestelde zich aan een aantal voorwaarden zou houden, zoals het niet plegen van strafbare feiten, het meewerken aan bloedcontroles en het innemen van medicatie zoals voorgeschreven. De rechtbank stelde dat de veiligheid van anderen gewaarborgd kon worden door deze voorwaarden, en dat het risico van gevaarzetting op een verantwoorde wijze kon worden teruggebracht. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de rechtbank legde de voorwaarden vast waaraan de terbeschikkinggestelde zich diende te houden.