In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 4 februari 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Finex Timber Solutions B.V. en Houtindustrie Mevo B.V. Finex heeft verzocht om opheffing van het door Mevo gelegde conservatoire derdenbeslag onder Jongeneel B.V. ten laste van Finex. De achtergrond van het geschil ligt in een samenwerking tussen Finex en Mevo voor de vervaardiging van een specifiek houtproduct, waarvoor Finex een exclusieve overeenkomst heeft met Jongeneel. Er ontstond een conflict over openstaande facturen en de betalingsverplichtingen van Finex aan Mevo. Mevo had conservatoire beslagen gelegd om haar vordering te waarborgen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is geleverd door Finex om de ondeugdelijkheid van de vordering van Mevo aan te tonen. Echter, de rechter oordeelde dat het beslag onder Jongeneel vexatoir is, omdat het de bedrijfsvoering van Finex ernstig belemmert. De rechter heeft besloten het beslag op te heffen, mits Finex een bankgarantie van € 10.000,-- stelt ten behoeve van Mevo. De overige beslagen blijven gehandhaafd, en de proceskosten worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.
De uitspraak benadrukt de belangenafweging tussen de partijen, waarbij het belang van Finex bij het voortzetten van haar bedrijfsvoering zwaarder weegt dan het belang van Mevo bij het handhaven van het beslag. De rechter heeft ook aangegeven dat de gevorderde dwangsom wordt afgewezen, omdat het beslag op grond van artikel 705 Rv zelf wordt opgeheven.