8.1De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting en jarenlang bezit van kinderporno. De brand heeft de broodwinning van de eigenaar van het restaurant in de as gelegd. Voor de eigenaar van het pand zijn vermogensbestanddelen verdwenen. Uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij is gebleken dat de brand een enorme financiële schade heeft veroorzaakt.
Daarnaast heeft verdachte gedurende jaren kinderpornografische afbeeldingen gedownload van het internet. Algemeen bekend is dat kinderen door betrokkenheid bij de op de afbeeldingen voorkomende seksuele gedragingen psychische schade oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen kan achterlaten. Met het downloaden van kinderporno heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding van en de productie van kinderporno.
Beide feiten acht de rechtbank ernstige feiten die verdachte zwaar worden aangerekend en waarvoor in beginsel een vrijheidsstraf van enkele jaren is aangewezen.
Verdachte is blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest.
De rechtbank heeft kennis genomen van een op 8 december 2015 opgemaakt rapport inzake een psychologisch onderzoek door mevr. drs. E.C. Aarnink, GZ-psycholoog.
Uit het onderzoek komt verdachte naar voren als een bovengemiddeld intelligente man, die geneigd is om zijn gevoelens sterk te internaliseren en te verdringen. Dit geldt met name voor agressieve gevoelens. Hij weet niet goed om te gaan met zijn agressie en woede. Zeker bij inname van forse inname hoeveelheden alcohol kan hij extreem en onvoorspelbaar gedrag laten zien.
Bij betrokkene is sprake van een depressieve stoornis, PTSS en een persoonlijkheidsstoornis NAO (met afhankelijke, vermijdende en passief-agressieve persoonlijkheidstrekken). Daarnaast is sprake van een misbruik van amfetamine en Methylfenidaat, in vroege volledige remissie. Deze complexe problematiek bestond ook ten tijde van het tenlastegelegde.
Deze problematiek beïnvloedde in sterke mate betrokkenes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde dat het tenlastegelegde mede daaruit kan worden verklaard.
De deskundige acht verdachte voor beide feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Factoren die de kans op recidive vergroten zijn onder andere: pedoseksuele gevoelens en fantasieën; moeite met afwijzing; een laag zelfvertrouwen; moeite om gevoelens te herkennen en met die gevoelens om te gaan; sub-assertiviteit; gebrekkige sociale vaardigheden; sombere gemoedstoestand; beperkte probleemoplossende vaardigheden alsook andere factoren waarmee rekening moet worden gehouden, te weten een beperkt sociaal netwerk; het middelengebruik in het verleden; betrokkenes problemen op het gebied van werk in het verleden en zijn financiële situatie.
De psycholoog heeft een individuele ambulante behandeling geadviseerd, bijvoorbeeld bij de Tender, een forensische polikliniek. De behandeling dient wel een verplichtend karakter hebben omdat betrokkene vermijdend en angstig is. De psycholoog heeft een klinische behandeling overwogen maar is van mening dat een klinische opname juist de passiviteit en afhankelijkheid van betrokkene kan vergroten. Daarnaast heeft de psycholoog geadviseerd een verplicht reclasseringscontact op te leggen omdat dit ondersteunend, structurerend en controlerend werkt.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van rapportages van Reclassering Nederland d.d. 27 november 2015 en 22 januari 2016, beide opgemaakt door mevr. M. Bijlsma-Mulder.
Uit beide rapportages valt op te maken dat de reclassering het door de psycholoog geschetste beeld van betrokkene onderschrijft maar wat betreft de behandeling een andere mening is toegedaan. De reclassering heeft gewezen op de niet-assertieve houding van verdachte. Op het moment dat hij voor zichzelf moet opkomen, laat hij het afweten. Dat gebeurde bij het (eerder) zoeken om hulp bij de GGZ. Verdachte voelde dat deze hulp niet aansloot bij zijn problematiek. In plaats van dit aan te kaarten, is hij weggebleven bij de behandeling.
In een klinische setting zal hij kunnen leren omgaan met frustratie en bestaan veel minder mogelijkheden om confrontaties te ontlopen.
Verdachte is aangemeld bij het IFZ. Volgens het IFZ is een klinische opname het meest passend om de kans op recidive te verminderen. Het recidiverisico wordt zonder behandeling (o.b.v. de beschikbare informatie) ingeschat als hoog.
Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
- een meldplicht;
- opname in een zorginstelling voor klinische behandeling, gevolgd door ambulante behandeling en deelname aan het COSA project
- openheid verschaffen aangaande internetgebruik. Ook als dat inhoudt dat zijn computergebruik gecontroleerd wordt.
De reclassering acht een toezicht van langere tijd wenselijk. Verdachte moet na een klinische fase in de resocialisatiefase door de reclassering worden begeleid.
Ter terechtzitting d.d. 26 januari 2016 heeft dhr. B.C. Bast, reclasseringsmedewerker de rapportages toegelicht. De reclassering blijft bij het standpunt dat verdachte het meest baat heeft bij een klinische behandeling. Verdachte kan in de FPK te Balkbrug worden opgenomen waar in een periode van ongeveer 4 tot 6 weken een nadere diagnose zal worden gesteld. Na ongeveer 3 maanden zal de overgang plaatsvinden naar de FPA te Almelo. Dhr. Bast heeft verklaard dat de gemiddelde behandelduur op ongeveer 12 maanden wordt geschat.
Verdachte heeft aangegeven zeer open te staan voor behandeling, en dat hij er de voorkeur aan geeft klinisch te worden behandeld. Naar aanleiding van het tenlastegelegde is hij tot de conclusie is gekomen dat hij niet goed functioneert, ondanks eerdere ambulante behandeling.
De rechtbank neemt de inhoud van het rapport van de psycholoog, alsook de conclusie dat verdachte voor beide feiten verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, en de conclusie van de reclassering over, en maakt deze tot de hare.
De rechtbank geeft de Reclassering in overweging de diagnoseperiode in de FPK zo kort mogelijk te houden zodat verdachte snel kan doorstromen naar de FPA.
De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf uit het oogpunt van vergelding en generale preventie op zijn plaats is. Gezien de inhoud van de hiervoor genoemde rapporten moet in deze zaak de nadruk worden gelegd op behandeling van de problematiek van verdachte. Dat is ook de gedachte geweest van de officier van justitie bij het formuleren van haar eis. De rechtbank is van oordeel dat een klinische opname niet alleen aansluit bij de wens van verdachte maar in deze situatie ook de meest aangewezen behandelingsvorm is.
De rechtbank overweegt dat verdachte dringend behandeling nodig heeft en ziet deze behandeling als een recidivebeperkende maatregel. Gezien de duur van de behandeling en de daarop aansluitende noodzakelijk geachte begeleiding zal de rechtbank de aan de voorwaardelijke straf verbonden proeftijd op een groot aantal jaren bepalen.