ECLI:NL:RBOVE:2016:4069

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
24 oktober 2016
Zaaknummer
4785883 \ CV EXPL 16-829
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van onverschuldigde betaling van bemiddelingskosten na inbreng van eenmanszaak in besloten vennootschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 5 juli 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en de besloten vennootschap [X], h.o.d.n. Domica Zwolle. De zaak betreft de terugvordering van bemiddelingskosten die door [eiser] onverschuldigd zijn betaald aan de eenmanszaak van de heer [A], die op 31 december 2015 is ingebracht in de besloten vennootschap [X]. De eiser vorderde een bedrag van € 1.279,81, vermeerderd met wettelijke rente en kosten, omdat hij meende dat de bemiddelingskosten onterecht waren betaald aan de eenmanszaak, die inmiddels niet meer bestond.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser een huurovereenkomst had gesloten met de eigenaar van een woning, waarbij bemiddelingskosten aan Domica zijn betaald. Na de inbreng van de eenmanszaak in de besloten vennootschap, stelde de eiser dat [X] nu verantwoordelijk was voor de terugbetaling van deze kosten. De gedaagde partij, [X], betwistte de vordering en stelde dat zij niet gehouden was tot terugbetaling, omdat de betaling was gedaan aan de eenmanszaak vóór de oprichting van [X].

De rechtbank oordeelde dat er sprake was van schuldoverneming, omdat de vordering tot terugbetaling van de bemiddelingskosten was overgenomen door [X] na de inbreng van de eenmanszaak. De rechtbank wees de vordering van [eiser] toe, omdat [X] niet had aangetoond dat de vordering niet was ingebracht in de vennootschap. De rechtbank veroordeelde [X] tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 4785883 \ CV EXPL 16-829
Vonnis van 5 juli 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: mr. J.M. Wisseborn, verbonden aan Jongejan Wisseborn Gerechtsdeurwaarders,
tegen
de besloten vennootschap
[X],
h.o.d.n. Domica Zwolle,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [X] ,
gemachtigde: Armaere Incassospecialisten & Gerechtsdeurwaarders.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 januari 2016
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De heer [A] , destijds handelend onder de naam Domica Zwolle (hierna: Domica), in de vorm van een eenmanszaak, heeft op zijn website te huur aangeboden de zelfstandige woning gelegen aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning). [eiser] heeft naar aanleiding hiervan contact opgenomen met Domica.
2.2.
Op 22 juli 2013 heeft [eiser] met de eigenaar van de woning een huurovereenkomst gesloten. In de akte van de huurovereenkomst is onder meer opgenomen dat aan Domica dient te worden voldaan de over de eerste periode verschuldigde huur en de waarborgsom.
2.3.
[eiser] heeft de door Domica bij factuur van 18 juli 2013 in rekening gebrachte bemiddelingskosten (ten bedrage van € 1.028,50), huur over de periode van 22 juli tot en met 31 augustus 2013 (ten bedrage van € 1.322,60) en de waarborgsom (ten bedrage van € 1.000,00) voldaan.
2.4.
Op 31 december 2015 is de door [A] als een eenmanszaak gedreven onderneming Domica met ingang van 1 januari 2015 ingebracht in [X]
2.5.
Bij brief van 18 december 2015 heeft [eiser] Domica verzocht de bemiddelingskosten terug te storten. Ondanks diverse herinneringen heeft [eiser] geen betaling verkregen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij dagvaarding bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [X] tegen deugdelijk bewijs van kwijting te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.279,81, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 1.082,50 vanaf 17 januari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening. Ook vordert [eiser] de veroordeling van [X] in de kosten van dit geding, een bedrag aan salaris voor de gemachtigde daarbij inbegrepen, alsmede een bedrag van € 15,00 indien en voor zover [X] niet binnen twee dagen na betekening aan dit vonnis heeft voldaan.
3.2.
[eiser] stelt dat het bedrag van € 1.028,50 aan bemiddelingskosten onverschuldigd aan Domica is betaald. [eiser] wijst daarbij op de beantwoording van de prejudiciële vragen door de Hoge Raad in het arrest van 16 oktober 2015 (ECLI:HR:2015:3099). [eiser] stelt dat thans [X] gehouden is het onverschuldigd betaalde terug te betalen, omdat sprake is van schuldoverneming; de eenmanszaak [A] en de handelsnaam Domica zijn ingebracht in de besloten vennootschap [X] , thans handelend onder de naam Domica. Ter onderbouwing wijst [eiser] op de notariële akte van oprichting van [X] van 30 december 2015.
Subsidiair stelt [eiser] dat [X] , indien geen sprake is van schuldoverneming, in de kosten moet worden veroordeeld, nu zij niet eerder te kennen heeft gegeven dat zij niet als wederpartij heeft te gelden; in de correspondentie voorafgaand aan de dagvaarding is ook aangegeven dat [X] thans het makelaarskantoor onder de naam Domica exploiteert.
3.3.
[X] verzet zich tegen toewijzing van de vordering. Zij betoogt dat [eiser] de verkeerde partij heeft gedagvaard, omdat de vordering is gebaseerd op een in juli 2013 onverschuldigd gedane betaling, terwijl [X] pas is opgericht op 31 december 2015. [X] kan daarom worden niet gehouden tot terugbetaling. Hetgeen in de notariële akte is opgenomen geldt enkel tussen de eenmanszaak [A] en [X] Derden kunnen geen aanspraak maken op deze afspraken. Bovendien is door [eiser] niet met schuldoverneming ingestemd.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [X] de op artikel 6:203 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gegronde vordering tot terugbetaling van een bedrag van € 1.082,50 heeft overgenomen, omdat sprake is van schuldoverneming in de zin van artikel 6:155 BW, vanwege de inbreng van de eenmanszaak [A] in [X]
4.2.
Schuldoverneming is de rechtshandeling waarbij onder bijzondere titel de schuldenaar door een andere schuldenaar wordt vervangen, met handhaving van de identiteit van de verbintenis (artikel 6:155 e.v. BW). De schuldoverneming heeft pas werking jegens de schuldeiser, indien deze zijn toestemming geeft nadat partijen hem van de overneming kennis hebben gegeven. Toestemming is niet aan een bepaalde vorm gebonden. Toestemming kan ook in een gedraging besloten liggen (3:37 BW).
4.3.
Dat sprake is van schuldoverneming is door [eiser] onderbouwd met de notariële akte van oprichting van [X] van 30 december 2015. Vast staat dat deze akte door de notaris is opgemaakt en heeft te gelden als een authentieke akte (artikel 156 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; Rv). Zo’n akte levert op grond van artikel 157 Rv tegen een ieder dwingend bewijs op van hetgeen de ambtenaar binnen de kring van zijn bevoegdheid omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen heeft verklaard. Dwingend bewijs houdt in dat de rechter verplicht is de inhoud van bepaalde bewijsmiddelen als waar aan te nemen dan wel verplicht is de bewijskracht te erkennen die de wet aan bepaalde gegevens verbindt (artikel 151 lid 1 Rv). Als uitgangspunt geldt dus dat hetgeen in de notariële akte is opgenomen een juiste weergave is van wat de betrokken partijen hebben beoogd overeen te komen. Uit artikel 151 lid 2 Rv volgt dat ook dwingend bewijs vatbaar is voor tegenbewijs; [X] heeft echter geen tegenbewijs geleverd of aangeboden.
4.4.
In de notariële akte, waarbij [A] de besloten vennootschap [X] heeft opricht, is opgenomen dat de aandelen worden volgestort door inbreng van de gehele door de oprichter als een eenmanszaak voor eigen rekening onder de naam [A] (en ook onder de handelsnaam Domica) gedreven onderneming, ingeschreven in het handelsregister onder nummer 05084118,
‘welke inbreng derhalve omvat alle activa van de onderneming, onder de verplichting voor de vennootschap voor haar rekening te nemen en als eigen schulden te voldoen alle passiva van de onderneming, zoals deze vermeld zijn op de hierna sub 3.a vermelde inbrengbalans’. Bepaling 3.a vermeldt dat de oprichtende vennootschap een beschrijving zal opstellen die onder meer omvat
‘de inbrengbalans, met daarop vermeld de in te brengen activa en passiva, en de daaraan toegekende waarde’.
4.5.
Dat de passiva van eenmanszaak [A] buiten de inbreng zijn gehouden of slechts ten dele in [X] zijn ingebracht, op grond waarvan zou moeten worden geconcludeerd dat de vordering uit onverschuldigde betaling van [eiser] niet tot het vermogen van [X] behoort, is niet gebleken. De hiervoor genoemde inbrengbalans is ook niet overgelegd. Dit leidt ertoe dat het verweer van [X] , dat erop neerkomt dat de vordering van [eiser] niet is ingebracht in [X] , als onvoldoende onderbouwd dient te worden gepasseerd.
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter dient het gegeven dat [eiser] [X] in rechte aanspreekt tot betaling van hetgeen eerder onverschuldigd is betaald aan de eenmanszaak [A] te worden opgevat als stilzwijgende toestemming van de zijde van [eiser] . Dit maakt dat sprake is van voltooide schuldovername, als bedoeld in artikel 6:155 BW.
4.7.
Het oordeel is dan ook dat [X] schuldenaar van [eiser] is geworden. Nu [X] het door [eiser] gevorderde bedrag van € 1.082,50 verder niet heeft betwist, zal dit bedrag worden toegewezen.
4.8.
Met betrekking tot de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten stelt de kantonrechter vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.9.
De gevorderde wettelijke rente is als onweersproken en op de wet gegrond toewijsbaar, als hierna in het dictum te melden.
4.10.
[X] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, een vergoeding voor nakosten daaronder begrepen, worden verwezen, als hierna wordt vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [X] tot betaling van een bedrag van € 1.279,81 aan [eiser] , vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over een bedrag van 1.082,50 vanaf 17 januari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening
5.2.
veroordeelt [X] in de kosten van het geding, aan de zijde van [eiser] begroot op:
o € 094,08 voor explootkosten
o € 300,00 voor salaris gemachtigde (2,0 punten x tarief € 150,00)
o € 223,00 voor griffierecht
o € 015,00 voor nakosten, indien niet binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan dit vonnis heeft voldaan
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F. Boele, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2016 (MBe).