ECLI:NL:RBOVE:2016:4077

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 oktober 2016
Publicatiedatum
24 oktober 2016
Zaaknummer
C/08/192181 / KG ZA 16-322
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een ingenomen woonwagenstandplaats door woningstichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 24 oktober 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woningstichting Rentree en de gedaagden [X en Y]. Rentree, als eigenaar en verhuurder van een woonwagenlocatie in Deventer, vorderde de ontruiming van een door [X en Y] ingenomen standplaats. De gedaagden hadden zich zonder toestemming toegang verschaft tot een niet-verhuurde standplaats en daar een caravan geplaatst. De rechtbank oordeelde dat [X en Y] geen recht hadden op gebruik van de standplaats, omdat zij geen huurovereenkomst met Rentree hadden afgesloten. De voorzieningenrechter stelde vast dat de standplaats al drie jaar leeg was, maar dit deed niets af aan het spoedeisend belang van Rentree bij ontruiming. De rechtbank wees de vordering van [X en Y] af om een huurovereenkomst te verkrijgen voor een andere standplaats, omdat zij niet voldeden aan de voorwaarden van het woningtoewijzingssysteem. De rechtbank oordeelde dat Rentree niet onrechtmatig handelde door de standplaatsen niet te verhuren en dat de gemeente verantwoordelijk was voor het creëren van nieuwe standplaatsen. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met de verplichting voor [X en Y] om binnen drie dagen de standplaats te ontruimen. Tevens werden [X en Y] veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/192181 / KG ZA 16-322
Vonnis in kort geding van 24 oktober 2016
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING RENTREE,
gevestigd te Deventer,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat mr. B.F.J. Bollen te Tilburg,
tegen

1.[X]

2.
[Y],
beide verblijvende te [plaats] ,
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
advocaat mr. S.J.M. Jaasma te Amsterdam,
toegevoegd d.d. 19 oktober 2016 onder nr. 4MC6999.
Partijen zullen hierna Rentree en [X en Y] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 7 oktober 2016
  • de op 14 en 17 oktober 2016 van de zijde van Rentree ontvangen producties 1 tot en met 7
  • de op 14 oktober 2016 van de zijde van [X en Y] ontvangen producties 1 tot en met 5
  • de 17 oktober 2016 ontvangen eis in reconventie
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Rentree.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Rentree, een toegelaten instelling zoals bedoeld in artikel 19 van de Woningwet, is eigenaar en verhuurder van onder meer de woonwagenlocatie aan [adres], gelegen in de Rivierenwijk van de gemeente Deventer. Deze locatie heeft vier woonwagenstandplaatsen, waarvan er één is verhuurd. De drie andere standplaatsen worden sinds (in ieder geval) eind 2014 niet verhuurd, zulks in afwachting van verplaatsing van deze woonwagenlocatie uit stedenbouwkundige overwegingen. De drie niet verhuurde standplaatsen zijn van de verhuurde standplaats afgescheiden met een schutting en zijn (door verwijdering van de meters) afgesloten van gas, water en elektriciteit.
2.2.
De gemeente Deventer heeft ingestemd met het niet verhuren van deze drie standplaatsen en verleent medewerking aan (een onderzoek naar de mogelijkheden van) verplaatsing van de locatie binnen de Rivierenwijk. De verwachting is thans dat de planologische besluitvorming ter zake nog circa anderhalf jaar zal duren.
2.3.
Het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer heeft op 29 maart 2016 besloten de in 2014 geformuleerde regels, gericht op de mogelijkheid voor corporaties tot verkoop van woonwagens en standplaatsen, te wijzigen teneinde de mogelijkheid tot verhuur van woonwagens en standplaatsen via corporaties te behouden.
2.4.
Voor vrijkomende woonwagens en/of woonwagenstandplaatsen van corporaties geldt een toewijzingssysteem dat is gebaseerd op de “Samenwerkingsovereenkomst regionale woonruimteverdeling” tussen de deelnemende corporaties in Apeldoorn, Brummen, Deventer, Voorst en Zutphen (hierna: Woonkeus Stedendriehoek). Behoudens urgentie en andere klemmende bijzonderheden wordt in dit systeem toegewezen op basis van ouderdom van inschrijving als woonwagen- en/of woonwagenstandplaats-zoekend. De reguliere wachttijd in deze gemeenten voor een woonwagen en/of standplaats bedraagt meerdere jaren, in ieder geval meer dan vijf jaren.
2.5.
[X en Y] , geboren op 21 mei 1984 onderscheidenlijk 17 mei 1986, hebben zich op 29 september 2016 via het openbaar groen toegang verschaft tot één van de drie niet-verhuurde en ongebruikte standplaatsen aan [adres] en aldaar een caravan geplaatst. [X en Y] bereiken deze standplaats met hun auto steeds over een aanliggend fietspad.
2.6.
Op 29 september 2016 hebben [X en Y] zich bij Woonkeus Stedendriehoek ingeschreven als woningzoekend. Tot dat moment hebben zij (gedurende een periode van acht maanden) in Wageningen op een camping verbleven. Daarvoor hebben zij op meerdere plekken in Nederland verbleven, waaronder een woning in Zeist. Tot in 2009 heeft [X] op een woonwagenstandplaats te Eemnes gewoond.
2.7.
Per brief van 30 september 2016 heeft de door Rentree ingeschakelde gemachtigde [X en Y] gesommeerd de ingenomen standplaats binnen 24 uur te ontruimen en zich te onthouden van de inname van een andere standplaats.
2.8.
Op 30 september 2016 heeft [X en Y] Rentree vergeefs verzocht hen een huurovereenkomst aan te bieden voor de standplaats aan de [adres] . Per brief van 5 oktober 2016 heeft de door hen ingeschakelde gemachtigde bij de Regionale Beroepscommissie Stedendriehoek beroep ingesteld tegen de weigering van Rentree hen één van de standplaatsen aan [adres] toe te wijzen.
2.9.
Rentree bezit in totaal elf woonwagenstandplaatsen, waaronder de vier aan [adres].
2.10.
Het College voor de rechten van de mens heeft in twee oordelen van 14 oktober 2016 op de vraag van twee afzonderlijke verzoekers of Rentree jegens hen verboden onderscheid op grond van ras maakt door vrijgekomen woonwagenstandplaatsen niet meer te huur aan te bieden dan wel geen nieuwe standplaatsen te creëren, geoordeeld dat daarvan geen sprake is. Daartoe is samengevat ten grondslag gelegd dat gebleken is dat Rentree geen afbouwbeleid hanteert en voorts dat het de verantwoordelijkheid van de gemeente is, en niet van Rentree, nieuwe standplaatsen te creëren.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
Rentree vordert samengevat - de ontruiming van de door [X en Y] in gebruik genomen woonwagenstandplaats aan de [adres] .
3.2.
[X en Y] voeren verweer.
in reconventie
3.3.
[X en Y] vorderen samengevat - een gebod aan Rentree één van de drie lege woonwagenstandplaatsen aan [adres] aan hen te verhuren, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat Rentree daarmee in gebreke is.
3.4.
Rentree voert verweer.
in conventie en in reconventie
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang van de vordering in reconventie met die in conventie, zullen zij gezamenlijk worden besproken.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of [X en Y] aanspraak heeft op gebruik van de standplaats aan de [adres] . [X en Y] menen van wel nu Rentree de standplaats al drie jaar leeg laat, terwijl er grote behoefte is aan standplaatsen, zodat de handelwijze van Rentree jegens [X en Y] onrechtmatig is. Rentree betwist dit en vordert ontruiming van de standplaats.
4.3.
Anders dan [X en Y] betogen, volgt uit aard van de vordering van Rentree het spoedeisend belang daarvan. De omstandigheid dat de bewuste standplaats al drie jaren ongebruikt is, doet daaraan niet toe of af. Er bestaat evenmin reden de uitkomst van het op 5 oktober 2016 door [X en Y] ingestelde beroep bij de Regionale Beroepscommissie Stedendriehoek af te wachten omdat [X en Y] niet hebben weersproken dat deze commissie, zoals Rentree heeft betoogd, slechts oordeelt over een bezwaar tegen de juistheid van een toewijzing van een woning, woonwagen of standplaats en niet over een weigering om een woning, woonwagen of standplaats in exploitatie te nemen / te verhuren.
4.4.
Het staat vast dat [X en Y] voor de standplaats geen huurovereenkomst met Rentree hebben afgesloten. [X en Y] kunnen dan ook niet uit dien hoofde aanspraak maken op een recht om de standplaats te gebruiken.
4.5.
Dat Rentree gehouden is [X en Y] één van de lege standplaatsen aan [adres] aan te bieden, zoals [X en Y] stellen, is door Rentree gemotiveerd en onder verwijzing naar het door haar toegepaste woningtoewijzingssysteem bestreden. [X en Y] hebben in dat verband niet tegengesproken dat in de kern de inschrijvingsduur als woningzoekend, bepalend is voor toewijzing, ook voor een woonwagen en/of standplaats, terwijl zij evenmin hebben betwist dat woningzoekenden afkomstig uit Deventer voorrang hebben boven die afkomstig buiten Deventer. Het staat vast dat [X en Y] zich pas recent bij Woonkeus Stedendriehoek hebben ingeschreven en afkomstig zijn van buiten Deventer, terwijl voorts als onweersproken vaststaat dat er op dit moment circa 350 personen bij Woonkeus Stedendriehoek zijn ingeschreven als zoekend naar een woonwagen en/of woonwagenstandplaats en dat normaliter jarenlang moet worden gewacht op een vrijkomende woonwagen en/of standplaats. [X en Y] hebben evenmin bestreden dat zij geen verzoek hebben gedaan om hun inschrijving urgent te verklaren. Tegen de achtergrond van dit alles vermag de voorzieningenrechter vooralsnog niet in te zien dat [X en Y] voorrang zouden hebben op de anderen op de wachtlijst en dat Rentree onder deze omstandigheden gehouden is één van de standplaatsen aan [adres] aan [X en Y] aan te bieden.
4.6.
Het voorgaande wordt niet anders indien daarbij betrokken wordt de stelling van [X en Y] dat Rentree vanuit haar maatschappelijke taak en verantwoordelijkheid heeft te handelen. Die taak en verantwoordelijkheid creëert op zichzelf geen verplichting om met [X en Y] te contracteren en impliceert evenmin een zelfstandige verplichting - onder voorbijgaan van de daar berustende verantwoordelijkheid van de gemeente - standplaatsen te creëren. De handelwijze van Rentree omtrent het niet in exploitatie nemen en het op die wijze niet verhuren van de drie standplaatsen aan [adres] is - marginaal toetsend - naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter afdoende toegelicht en in voldoende mate gerechtvaardigd.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat er voorlopig geen grond is voor het oordeel dat Rentree onrechtmatig jegens [X en Y] handelt door hen geen huurovereenkomst voor een standplaats aan te bieden, aan [adres] of elders. De vordering van [X en Y] is daarom niet toewijsbaar.
4.8.
Op grond van het vorenstaande moet de conclusie luiden dat [X en Y] de standplaats zonder recht of titel in gebruik hebben. De voorzieningenrechter zal daarom en mede gelet op het door Rentree gestelde belang bij het afwenden van navolging door anderen van eigenrichting als hier aan de orde, de door Rentree gevorderde ontruiming toewijzen, met dien verstande dat voor zover machtiging tot gedwongen ontruiming wordt gevorderd, die vordering niet toewijsbaar is. Artikel 556 lid 1 Rv schrijft voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. De deurwaarder zelf behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm in te roepen. Die bevoegdheid ontleent hij immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
4.9.
Wat betreft de proceskosten geldt het volgende.
4.9.1.
[X en Y] zullen als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rentree worden begroot op:
- dagvaarding € 97,96
- griffierecht 619,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.532,96
4.9.2.
[X en Y] zullen voorts als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in die instantie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rentree worden begroot op:
- salaris advocaat € 408,00 (factor 0,5 × tarief € 816,00)
- overige kosten
0,00
Totaal € 408,00
4.10.
Op wat partijen meer of anders hebben aangevoerd, behoeft, gelet op het voorgaande, niet te worden ingegaan.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
veroordeelt [X en Y] om binnen drie (3) dagen na betekening van dit vonnis het gebruik van de woonwagenstandplaats aan de [adres] te staken en deze woonwagenstandplaats te ontruimen en gebiedt [X en Y] zich te onthouden van het innemen van een andere, aan Rentree toebehorende woonwagenstandplaats in de gemeente Deventer,
5.2.
veroordeelt [X en Y] in de proceskosten, aan de zijde van Rentree tot op heden begroot op € 1.526,96,
5.3.
veroordeelt [X en Y] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [X en Y] niet binnen drie (3) dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de vordering af,
5.7.
veroordeelt [X en Y] in de proceskosten, aan de zijde van Rentree tot op heden begroot op € 408,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.F. Boele en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2016.