In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 4 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, J. [eiser], en het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland, verweerder. Eiser had een omgevingsvergunning aangevraagd voor het planten van wilgen op zijn perceel te Belt-Schutsloot. Aanvankelijk werd deze vergunning verleend, maar na bezwaar van derde-partij C. [belanghebbende] heeft verweerder het besluit herroepen en de vergunning geweigerd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de wilgen legaal aanwezig waren op het moment van aanplant in 2011, en dat er geen omgevingsvergunning vereist was. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit van verweerder niet op deugdelijke gronden was gemotiveerd, aangezien verweerder ten onrechte meende dat de wilgen niet legaal aanwezig waren en dat hun aanwezigheid de cultuurhistorische waarden van het gebied aantastte. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Verweerder is veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan eiser.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige motivering bij besluiten omtrent omgevingsvergunningen en de bescherming van legale beplantingen onder het overgangsrecht.