In deze zaak, uitgesproken op 8 november 2016 door de Rechtbank Overijssel, ging het om een geschil tussen [eiseres], een voormalige werknemer van Stichting Aveleijn, en haar werkgever over de betaling van onregelmatigheidstoeslag tijdens vakantiedagen. [eiseres] was van 1 juli 2010 tot 1 januari 2016 in dienst bij Aveleijn als assistent begeleider en vorderde betaling van de onregelmatigheidstoeslag over de periode dat zij vakantiedagen opnam. De kantonrechter oordeelde dat de cao-bepaling die stelde dat de onregelmatigheidstoeslag niet tijdens vakantie betaald hoefde te worden, in strijd was met de richtlijn 2003/88/EG en daarmee nietig was. De rechter stelde vast dat [eiseres] recht had op doorbetaling van de onregelmatigheidstoeslag tijdens haar vakantie, omdat deze toeslag intrinsiek samenhangt met haar werkzaamheden. De vordering van [eiseres] werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechter de verjaringstermijn in acht nam en de vordering tot betaling van wettelijke verhoging en buitengerechtelijke kosten afwees. De kantonrechter oordeelde dat Aveleijn de kosten van de procedure moest dragen, aangezien zij grotendeels in het ongelijk was gesteld.