ECLI:NL:RBOVE:2016:4372
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek tot schuldsanering op basis van niet te goeder trouw ontstaan schulden
In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 12 januari 2016 uitspraak gedaan in het verzoek van [verzoeker] om zijn faillissement op te heffen en gelijktijdig de wettelijke schuldsaneringsregeling toe te passen. [verzoeker] was op 24 oktober 2012 op eigen aangifte failliet verklaard, met mr. Cornelissen als curator, die later werd vervangen door mr. Vos. De schuldenlast van [verzoeker] bedroeg € 292.010,05, waaronder een aanzienlijke schuld aan mevrouw [X] van € 201.433,93, voortvloeiend uit een eerdere veroordeling wegens misleidende handelspraktijken. De curator heeft in zijn rapportage aangegeven dat de schuld niet te goeder trouw is ontstaan en dat [verzoeker] onvoldoende inspanningen heeft geleverd om zijn schulden af te lossen.
Tijdens de zitting op 8 december 2015 heeft [verzoeker] verklaard dat hij vrijwilligerswerk doet en heeft gesolliciteerd naar betaald werk, maar dat zijn leeftijd en verleden hem daarbij in de weg staan. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat [verzoeker] niet voldoende heeft aangetoond dat hij zich maximaal heeft ingespannen om inkomen te genereren. De rechtbank heeft de schuld aan mevrouw [X] als ernstig verwijtbaar beschouwd en heeft geconcludeerd dat [verzoeker] niet heeft voldaan aan de inspannings- en informatieplicht die voortvloeit uit de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank heeft het verzoek tot schuldsanering afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b en c van de Faillissementswet, omdat [verzoeker] niet te goeder trouw heeft gehandeld ten aanzien van zijn schulden. De rechtbank heeft benadrukt dat de omstandigheden rondom de ontstaan van de schulden en de houding van [verzoeker] tijdens het faillissement niet wijzen op een saneringsgezinde houding. De uitspraak is gedaan door mr. E. Venekatte en is openbaar uitgesproken.