ECLI:NL:RBOVE:2016:4403

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juli 2016
Publicatiedatum
15 november 2016
Zaaknummer
08/102888-16; 05/222399-15 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.C.S. Koppes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van een personenauto en gebruik van een vervalst identiteitsbewijs

Op 11 juli 2016 vond de zitting plaats in de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, waar de politierechter C.C.S. Koppes de zaak behandelde tegen een verdachte die niet aanwezig was. De verdachte, geboren in 1988, werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. S. Grilk. De zaak betrof twee parketnummers: 08/102888-16 en 05/222399-15. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van twee maanden voor de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk vernielen van een Audi A4 en het gebruik maken van een vervalst identiteitsbewijs. De raadsvrouw voerde aan dat de tenlastelegging niet bewezen kon worden en verwees naar eerdere jurisprudentie die de relatie tussen de artikelen 225 en 231 van het Wetboek van Strafrecht behandelde. De politierechter concludeerde dat artikel 231 lid 2 Sr als een specialis van artikel 225 Sr moet worden beschouwd, wat leidde tot de vrijspraak van het primair tenlastegelegde feit. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan de vernieling van de auto en het gebruik van een vervalst identiteitsbewijs. De politierechter legde een gevangenisstraf van zes weken op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, en het proces-verbaal werd door de politierechter en de griffier ondertekend.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/102888-16; 05/222399-15 (gev. ttz)
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden zitting op 11 juli 2016
Tegenwoordig: mr. C.C.S. Koppes, politierechter,
mr. A.M. Tromp, officier van justitie,
en S.R. Kuiper, griffier.
De politierechter doet de zaak tegen de verdachte uitroepen.
De verdachte, genaamd:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
is niet verschenen.
Als raadsvrouw van verdachte is ter zitting aanwezig mr. S. Grilk, advocaat te Arnhem.
De raadsvrouw deelt mee door verdachte uitdrukkelijk gemachtigd te zijn.
De politierechter beveelt de voeging van de zaken aangebracht onder parketnummer 05/222399-15 en onder parketnummer 08/102888-16, omdat dat in het belang van het onderzoek is.
De officier van justitie draagt de zaak voor.
De politierechter deelt mee de korte inhoud van:
1. het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde personen opgemaakte proces-verbaal, met bijlagen, dossiernummer PL0600-2015452054, van de eenheid Oost-Nederland, district Twente, basisteam Twente-Midden, d.d. 19 mei 2016;
2. het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde personen opgemaakte proces-verbaal, met bijlagen, dossiernummer PL0600-2015418458, van de eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, basisteam IJsselstreek, d.d. 28 augustus 2015;
3. een uittreksel uit de justitiële documentatie (strafblad) van verdachte d.d. 18 mei 2016.
De officier van justitie voert het woord, leest haar vordering voor en legt deze aan de politierechter over. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen het primair tenlastegelegde onder feit 1 van parketnummer 08/102888-16, het tenlastegelegde onder feit 2 van parketnummer 08/102888-16 en het feit onder parketnummer 05/222399-15. De officier van justitie vordert dat verdachte hiervoor wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
De raadsvrouw voert namens de verdachte het woord. De raadsvrouw legt een pleitnota over die betrekking heeft op
het feit onder parketnummer 05/222399-15welke aan dit proces-verbaal is gehecht en daarvan deel uitmaakt.
Met betrekking tot
feit 1 onder parketnummer 08/102888-16voert de raadsvrouw aan dat het primair en het subsidiair tenlastegelegde zich tot elkaar verhouden als specialis en generalis waarbij het subsidiair tenlastegelegde een specialis is ten opzichte van het primair tenlastegelegde. De raadsvrouw verwijst hierbij naar een uitspraak van de rechtbank Limburg d.d. 07 maart 2016 (NL:RBLIM:20161976) waarin de politierechter heeft overwogen dat artikel 231 lid 2 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) sinds de laatste wijziging van dat artikel moet worden beschouwd als een logische specialis van artikel 225 Sr. De raadsvrouw merkt op dat in onderhavige zaak eveneens sprake is van zo’n situatie. Doordat artikel 231 Sr een specialis vormt ten opzichte van artikel 225 Sr, is er sprake van een situatie als bedoeld in artikel 55, tweede lid, Sr en geldt de regel dat de bijzondere bepaling van artikel 231 Sr de werking van de algemene bepaling van artikel 225 Sr uitsluit. De raadsvrouw voert hierbij aan dat wanneer de politierechter tot een bewezenverklaring van feit 1 mocht komen, enkel het subsidiair tenlastegelegde bewezen kan worden.
De raadsvrouw pleit ten aanzien van
feit 2 onder parketnummer 08/102888-16voor vrijspraak van het tenlastegelegde nu uit het dossier niet blijkt hoe de valse aangifte bij de politie terecht is gekomen.
De officier van justitie en de raadsvrouw krijgen nog een keer de gelegenheid het woord te voeren.
De raadsvrouw krijgt het recht als laatste te spreken.
De politierechter verklaart het onderzoek gesloten en zegt direct mondeling uitspraak te zullen doen.
De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.
aantekening van het mondeling vonnis

1.Inhoud van de tenlastelegging

Overeenkomstig de dagvaarding.
2. Alle gebezigde bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring [1]
T.a.v. parketnummer 05/222399-15
1. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens de benadeelde “ [benadeelde 1] ” van verbalisant [verbalisant 1] , d.d. 26 augustus 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op 26 augustus 2015 stond ik met mijn personenauto, een Audi A4, voorzien van het kenteken [kenteken] , in Diepenheim. Een persoon kwam wild gebarend op mijn auto afgelopen en sloeg direct op het dak van mijn auto. Vervolgens sloeg hij meerdere malen tegen de voorruit en de zijruit van mijn auto. Vervolgens hoorde ik een harde knal tegen de zijkant van de auto aan. Ik kreeg de indruk dat de man tegen mijn auto schopte.
2. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van verbalisant [verbalisant 1] , d.d. 27 augustus 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Op 26 augustus 2015 zag ik twee auto’s stil staan. Ik zag dat de bestuurder van de voorste auto uitstapte. Ik zag dat de bestuurder erg boos en opgefokt naar de andere auto liep. Dit betrof een grijze Audi A4. Ik zag dat de man vervolgens meerdere malen tegen de auto sloeg. Ik zag dat hij minstens tweemaal tegen de ruit van de auto sloeg. Vervolgens zag ik dat de man met zijn rechtervoet hard tegen de Audi aanschopte. Het viel mij op dat de man echt hard trapte.
3. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van verbalisant [verbalisant 1] , d.d. 27 augustus 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergeven, als verklaring van de verdachte:
Op 26 augustus 2015 te Diepenheim heb ik één keer met mijn hand tegen het raam van de Audi geslagen.
T.a.v. feit 1 subsidiair met parketnummer 08/102888-16:
1. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] namens de benadeelde “ [benadeelde 2] ” van verbalisant [verbalisant 2] , d.d. 15 september 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Op 14 augustus 2015 heeft [verdachte] een kopie van zijn rijbewijs ingeleverd. Deze kopie heeft hij in een postvakje gelegd, welke in mijn bedrijf te Goor stond. De fraude desk van het CBR vertelde mij echter dat de achterkant en de voorkant van het kopie van het rijbewijs niet bij elkaar horen.
2. Het proces-verbaal van bevindingen met bijgevoegde documenten (pagina 6 t/m 21 dossier) van verbalisant [verbalisant 3] , d.d. 19 mei 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
[verdachte] is niet in het bezit van een C rijbewijs.
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen houden in de redengevende feiten en omstandigheden dat de hierna bewezenverklaarde feiten door verdachte zijn begaan.

3.Bewezenverklaring

De politierechter overweegt ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 08/102888-16 het volgende.
Artikel 231 lid 2 Sr dient sedert de laatste wijziging van dat artikel te worden beschouwd als een logische specialis van artikel 225 Sr. Hoewel dat vóór die wijziging anders was, heeft de wetgever uitdrukkelijk bedoeld te bepalen dat die logische specialiteit bestaat en dat ook andere identiteitsbewijzen dan reisdocumenten onder de werking van artikel 231 Sr zouden worden gebracht. Dat volgt uit de wetsgeschiedenis. In de Memorie van Toelichting bij die wetswijziging (wijziging van het Wetboek van Strafrecht en de Wegenverkeerswet 1994 in verband met de verbetering van de aanpak van fraude met identiteitsbewijzen en wijziging van het Wetboek van Strafvordering, de Beginselenwet justitiële inrichtingen en de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in verband met de verbetering van de regeling van de identiteitsvaststelling van verdachten en veroordeelden) valt te lezen:
Zoals blijkt uit de jurisprudentie, kan naar huidig recht artikel 231 Sr niet als specialis in de zin van artikel 55, tweede lid, Sr ten opzichte van artikel 225 Sr worden aangemerkt. De Hoge Raad heeft in 1997 hierover overwogen dat nu het bij artikel 231, eerste lid, Sr voorziene misdrijf niet alle bestanddelen bevat van het bij artikel 225, eerste lid, Sr strafbaar gestelde feit, terwijl in de wetsgeschiedenis geen aanknopingspunten zijn te vinden voor de opvatting dat artikel 231 Sr ten opzichte van artikel 225 Sr niettemin moet worden beschouwd als een bijzondere strafbepaling, het aan het openbaar ministerie vrijstond de tenlastelegging toe te snijden op artikel 225 Sr. Nu als gevolg van dit wetsvoorstel artikel 231 Sr alle delictsbestanddelen van artikel 225 Sr zal bevatten plus een aantal extra bestanddelen die zijn toegesneden op vervalsing van reisdocumenten, erkende identiteitsbewijzen en andere identiteitsbewijzen die afgegeven zijn door diensten of organisaties van vitaal of nationaal belang, kan de stelling worden verdedigd dat artikel 231 Sr, als dit wetsvoorstel tot wet is verheven en in werking is getreden, ten opzichte van artikel 225 Sr als een bijzondere bepaling moet worden aangemerkt en dat dientengevolge straks bij vervalsing van deze identiteitsbewijzen of reisdocumenten de werking van artikel 225 Sr is uitgeschakeld.
Doordat artikel 231 een specialis vormt ten opzichte van artikel 225 Sr, is er sprake van een situatie als bedoeld in artikel 55, tweede lid, Sr en geldt de regel dat de bijzondere bepaling van artikel 231 Sr de werking van de algemene bepaling van artikel 225 Sr uitsluit. Voor het strafmaximum maakt dat geen verschil, maar wel voor de inhoud van de tenlastelegging en de kwalificatie van het strafbare feit.
De politierechter concludeert op grond van het bovenstaande dat krachtens artikel 55 lid 2 Sr de onder 1 primair bewezenverklaarde handeling van verdachte niet kan worden gekwalificeerd. Dit betekent dat de verdachte ten aanzien van het
primaire tenlastegelegde onder feit 1 (parketnummer 08/102888-16)dient te worden ontslagen van rechtsvervolging.
De politierechter acht niet bewezen wat aan de verdachte onder
feit 2 met parketnummer 08/102888-16is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
De politierechter is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het
tenlastegelegde onder parketnummer 05/222399-15en het
subsidiaire tenlastegelegde onder feit 1 met parketnummer 08/102888-16heeft begaan, met dien verstande dat:
T.a.v. 05/222399-15:
hij op 26 augustus 2015 te Diepenheim, gemeente Hof van Twente, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto, Audi A4, voorzien van kenteken [kenteken] , toebehorende aan [aangever 1] en [benadeelde 1] , heeft vernield.
T.a.v. feit 1 subsidiair 08/102888-16:
hij op 14 augustus 2015 te Goor, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalst identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, te weten een rijbewijs, afgegeven aan [verdachte] , door een kopie van voornoemd rijbewijs af te geven aan zijn werkgever.
De politierechter heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De politierechter acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 231 en 350 Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
T.a.v. 05/222399-15:
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
T.a.v. feit 1 subsidiair 08/102888-16:
het misdrijf: opzettelijk gebruik maken van een vervalst identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De politierechter oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf en/of maatregel

6.1
De bijzondere redenen hiervoor
Bij de strafoplegging houdt de politierechter rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de politierechter de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk gebruik maken van een vervalst identiteitsbewijs. Verdachte was, voorafgaand aan het overhandigen van het vervalste identiteitsbewijs aan zijn werkgever, reeds een aantal weken als vrachtwagenchauffeur werkzaam, terwijl hij wist dat hij geen (geldig) rijbewijs in zijn bezit had. De politierechter neemt dit de verdachte zeer kwalijk. De politierechter rekent het verdachte eveneens zwaar aan dat hij door zijn handelen het vertrouwen heeft geschaad dat in identiteitsbewijzen dient te kunnen worden gesteld. In het maatschappelijk verkeer behoort men er immers op te kunnen vertrouwen dat ter identificatie gebruikte ambtelijke stukken een juiste weergave van de daarin vermelde gegevens bevatten.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan een vernieling van een personenauto, waardoor er bij de benadeelde overlast, ergernis en (financiële) schade is ontstaan.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de politierechter rekening gehouden met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 18 mei 2016, waaruit volgt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Alle relevante omstandigheden in de zaak afwegende, is de politierechter van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
6.2
De straf en/of maatregel
De politierechter:
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

Deze beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen en artikel 57 Wetboek van Strafrecht.
Dit proces-verbaal is door de politierechter en de griffier vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar processen-verbaal zijn dit in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen opgemaakte processen-verbaal.