ECLI:NL:RBOVE:2016:450

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 februari 2016
Publicatiedatum
12 februari 2016
Zaaknummer
08/950481-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. Stoové
  • A. Teekman
  • J. Koppes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vergoeding van kosten in het kader van een beklagprocedure ex artikel 552a Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 februari 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot vergoeding van kosten gemaakt in het kader van een beklagprocedure ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, geboren in 1957 en wonende in [woonplaats], heeft een verzoek ingediend tot vergoeding van in totaal € 16.273,25, bestaande uit € 256,78 voor reiskosten en € 16.016,47 voor de kosten van zijn raadsman. Het verzoekschrift, ondertekend door mr. X.B. Sijmons, is op 23 september 2015 ingediend en betreft een schadevergoeding naar aanleiding van een eerder gegrond verklaard klaagschrift over inbeslagneming.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een openbare zitting op 27 januari 2016, waarbij de officier van justitie, verzoeker en zijn raadsman aanwezig waren. De raadsman heeft het verzoek toegelicht en betoogd dat, nu het klaagschrift gegrond was verklaard, verzoeker recht heeft op vergoeding van de gemaakte kosten. De officier van justitie heeft echter aangevoerd dat verzoeker niet ontvankelijk moet worden verklaard, omdat er nog geen onherroepelijke veroordeling in de strafzaak is en verzoeker tevens verdachte is in een lopend strafrechtelijk onderzoek.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoekschrift tijdig is ingediend, maar dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Dit omdat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 591a Sv, dat stelt dat de strafzaak moet zijn geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank concludeert dat er geen ruimte is voor inwilliging van het verzoek, gezien de lopende strafzaak tegen verzoeker. De beschikking is openbaar uitgesproken op 10 februari 2016.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Datum uitspraak: 10 februari 2016
Parketnummer: 08/950481-14
Verzoekschriftnummer: 15/773
Beschikking van de meervoudige raadkamer op het verzoekschrift op grond van artikel 591a Sv van:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1957 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] , aan de [adres] ,
verder te noemen: verzoeker.

1.Het verloop van de procedure

Het verzoekschrift met bijlagen, gedateerd 21 september 2015, is op 23 september 2015 op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het is ondertekend door en ingediend namens verzoeker door mr. X.B. Sijmons, advocaat te Amersfoort.
Het verzoek strekt ertoe aan verzoeker op grond van artikel 591a Sv een vergoeding ten laste van de Staat toe te kennen tot een bedrag van in totaal € 16.273,25, bestaande uit:
  • € 256,78 voor zijn ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reiskosten, en
  • € 16.016,47 voor de kosten van zijn raadsman.
Daarnaast strekt het verzoek tot het op grond van artikel 591a Sv toekennen van een vergoeding van € 550,-- voor de kosten van het opstellen, indienen en bijwonen van de behandeling ter zitting van het verzoekschrift.
Het verzoekschrift is behandeld op de openbare zitting van de raadkamer van
27 januari 2016.
Bij de behandeling zijn de officier van justitie, verzoeker en de raadsman gehoord; de raadsman heeft zijn pleitnota overgelegd.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de conclusie van het Openbaar Ministerie van
11 december 2015.

2.De standpunten van verzoeker en de raadsman en de officier van justitie

De raadsman heeft ter zitting het verzoekschrift toegelicht en, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende gesteld. In het kader een verzoek schadevergoeding ex artikel 591a Sv, moet, indien een beklag over inbeslagneming gegrond is bevonden, artikel 552a Sv worden gezien als een zelfstandige grondslag voor vergoeding van kosten als bedoeld in artikel 591a Sv. Nu op 4 september 2015 de meervoudige raadkamer in deze rechtbank het klaagschrift van verzoeker gegrond heeft verklaard, is die zaak daarmee geëindigd.
Het verzoekschrift is binnen drie maanden na het onherroepelijk worden van bedoelde beslissing ingediend, zodat verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek, ook al is hij tevens verdachte in het nog lopende strafrechtelijk onderzoek.
Het standpunt van de officier van justitie luidt samengevat dat, nu er nog geen onherroepelijke veroordeling in de strafzaak voorligt, verzoeker niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek. Verzoeker was immers niet alleen belanghebbende in de beklagzaak, maar is tevens verdachte in het nog lopende strafrechtelijk onderzoek.
Subsidiair stelt de officier van justitie met betrekking tot het verzoek om vergoeding van de gemaakte reiskosten, dat verzoeker gebruik had kunnen maken van een auto in plaats van het openbaar vervoer en met betrekking tot de kosten van rechtsbijstand dat die onredelijk hoog zijn; de vergoeding van die kosten zou aanzienlijk gematigd moeten worden.

3.De ontvankelijkheid

Het verzoekschrift is tijdig ingediend.

4.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt. Het verzoek in kwestie strekt tot vergoeding van kosten gemaakt in het kader van een beklagprocedure ex artikel 552a Sv. in welke procedure verzoeker als belanghebbende kon worden aangemerkt. Op 4 september 2015 heeft de meervoudige raadkamer in deze rechtbank het klaagschrift van verzoeker gegrond verklaard. Betrokkene is echter tevens verdachte in het nog lopende vervolgingsproces van
de aan de beklagzaak gekoppelde strafzaakwaarin nog een oordeel dient te worden gegeven over de strafrechtelijke aansprakelijkstelling van verzoeker. De rechtbank is derhalve van oordeel dat nu niet is voldaan aan het vereiste in artikel 591a Sv dat de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a Sr., terwijl niet op voorhand kan worden gesteld dat er geen aansprakelijkstelling van verdachte door de strafrechter zal volgen, er geen ruimte is voor inwilliging van het verzoek. Verzoeker dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. Stoové, voorzitter, mr. Teekman en mr. Koppes, rechters, in tegenwoordigheid van Endlich, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en is in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2016.