ECLI:NL:RBOVE:2016:4602

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 november 2016
Publicatiedatum
22 november 2016
Zaaknummer
08.952587-15 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in ontuchtzaak tegen pleegouder met minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 22 november 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn pleegzoon. De tenlastelegging omvatte meerdere seksuele handelingen die zouden hebben plaatsgevonden tussen 1 januari 2010 en 4 juni 2015. De rechtbank heeft het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 november 2016 gevoerd, waarbij de officier van justitie, mr. C.Y. Huang, en de raadsman van de verdachte, mr. A.C. Huisman, aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en heeft daarnaast een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling geëist. De verdediging heeft echter aangevoerd dat de verklaringen van het slachtoffer onvoldoende steunbewijs boden voor de beschuldigingen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer op belangrijke punten tegenstrijdig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de enkele verklaring van het slachtoffer niet voldoende was om tot een bewezenverklaring te komen, en dat er onvoldoende steunbewijs was voor de beschuldigingen. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de verdachte van het feit werd vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.952587-15 (P)
Datum vonnis: 22 november 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1954 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 november 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. A.C. Huisman, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 januari 2010 tot en met 4 juni 2015 meerdere malen ontucht heeft gepleegd met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, na wijziging tenlastelegging, dat:
hij (als pleegouder) op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 04 juni 2015 te Deventer, in de gemeente Deventer en/of te Ommen, in de gemeente Ommen en/of te Dalfsen, in de gemeente Dalfsen, althans in Nederland en/of in Engeland (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1998 door één of meermalen:
- de penis van die [slachtoffer] vast te pakken en/of te betasten en/of (vervolgens) af te trekken en/of
- de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond te brengen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] te pijpen en/of
- zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] te laten vastpakken en/of (vervolgens) zich door die [slachtoffer] te laten aftrekken en/of
- zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen en/of (vervolgens) zich door die [slachtoffer] te laten pijpen.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 3 jaren en daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden:
- een meldplicht bij de reclassering;
- ambulante behandeling bij Transfore of een soortgelijke instelling;
- een contactverbod met [slachtoffer] direct en indirect.
Verder heeft de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
De raadsman van verdachte heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
Daartoe heeft de raadsman, kort en zakelijk samengevat, aangevoerd dat de verklaring van [slachtoffer] onvoldoende wordt ondersteund door ander bewijs.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat in de regel slechts twee personen aanwezig zijn bij de veronderstelde seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Wanneer dan de veronderstelde dader de seksuele handelingen ontkent, hetgeen zich ook in deze zaak voordoet, leidt dat er in veel gevallen toe dat slechts de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijs beschikbaar zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) is de enkele verklaring van een getuige (het veronderstelde slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Hier staat echter tegenover dat in zedenzaken een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het veronderstelde slachtoffer reeds voldoende wettig bewijs van het tenlastegelegde kan opleveren.
Het veronderstelde slachtoffer [slachtoffer] , heeft, kort gezegd, verklaard dat verdachte, zijn pleegvader, tijdens vakanties in Engeland, tijdens hotelbezoeken in Ommen en Dalfsen en thuis op de slaapkamer aan zijn piemel heeft gefriemeld, hem heeft afgetrokken, heeft gepijpt en heeft gekust op de mond. Over het aftrekken en pijpen heeft hij verklaard dat dit over en weer heeft plaatsgevonden. Deze seksuele handelingen hebben volgens [slachtoffer] gedurende een aantal jaren plaatsgevonden, laatstelijk op 4 juni 2015, in een hotel in Dalfsen en telkens wanneer de vrouw van verdachte, zijn pleegmoeder, niet thuis was. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij dit eigenlijk niet wilde maar dat hij dit niet tegen verdachte durfde te zeggen en dat verdachte tegen hem had gezegd dat hij er niet over mocht praten omdat verdachte anders in de gevangenis terecht zou komen en zijn vrouw zou verliezen.
Verdachte heeft aangegeven dat het klopt dat hij in 2012, 2013 en 2014 samen met [slachtoffer] op vakantie naar Engeland is geweest, dat hij vier keer met [slachtoffer] in hotel [hotel 1] in Ommen en twee keer met [slachtoffer] in hotel [hotel 2] in Dalfsen heeft overnacht, laatstelijk op 4 juni 2015, maar heeft stellig ontkend dat er tijdens die overnachtingen seksuele handelingen hebben plaatsgevonden.
De rechtbank stelt vast dat aldus de verklaringen van [slachtoffer] en verdachte grotendeels gelijkluidend zijn, namelijk als het gaat om de plaatsen waar zij samen geweest zijn en ook samen overnacht hebben. Als het gaat om de vermeende seksuele handelingen zijn de verklaringen tegengesteld. Nu de verklaring van [slachtoffer] en verdachte op dit punt haaks op elkaar staan, ziet de rechtbank zich allereerst voor de vraag gesteld of er voor de verklaring van [slachtoffer] in voldoende mate steunbewijs voorhanden is.
Het dossier bevat de verklaringen van de getuigen [getuige 1] (de toenmalige voogd van [slachtoffer] en thans zijn mentor) en [getuige 2] (een groepsgenoot van [slachtoffer]), aan wie [slachtoffer] heeft verteld wat hem was overkomen, maar die verklaringen bieden onvoldoende steunbewijs om te komen tot een wettige en overtuigende bewijsredenering, omdat deze mededelingen afkomstig zijn uit dezelfde bron, te weten [slachtoffer].
De rechtbank is van oordeel dat, in het licht van de onderhavige verdenking van het plegen van ontucht, het dossier een aantal opmerkelijke omstandigheden bevat, die als steunbewijs zouden kunnen worden aangemerkt. Allereerst valt op dat verdachte zijn echtgenote en de voogd van [slachtoffer] niets over (in ieder geval) de laatste hotelovernachting heeft verteld. Verder is op de telefoon van verdachte homo-pornografisch materiaal aangetroffen en heeft getuige [getuige 2] verklaard dat verdachte hem ook seksueel heeft benaderd – per telefoon. Tevens is gebleken dat verdachte in de nacht van 2 op 3 juli 2015 veertien keer telefonisch contact met [getuige 2] heeft proberen te zoeken en dat hij er toen drie keer in is geslaagd om telefonisch contact met hem te krijgen. Deze omstandigheden zijn in het licht van de verdenking tegen verdachte weliswaar opvallend te noemen, maar ondersteunen op zichzelf niet dat de vermeende seksuele handelingen tussen [slachtoffer] en verdachte hebben plaatsgevonden. Bovendien heeft verdachte er zelf een verklaring voor gegeven, die niet aantoonbaar onjuist kan worden geacht. Het door de officier van justitie nog naar voren gebrachte gegeven dat verdachte appjes aan [slachtoffer] heeft gestuurd met daarin uitingen als “lieverd” en “xxx” acht de rechtbank niet ondersteunend aan het veronderstelde seksueel misbruik. Dergelijke bewoordingen passen in de normale liefdevolle pleegouder-pleegkindrelatie; op geen enkele wijze is daarin seksueel overschrijdend taalgebruik gevonden.
De rechtbank acht de hiervoor besproken omstandigheden onvoldoende om buiten redelijke twijfel te doen staan dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verrichten van seksuele handelingen met zijn pleegzoon [slachtoffer]. De rechtbank acht op basis van deze overwegingen dan ook niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

6.De vordering van de benadeelde partij

De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering niet-ontvankelijk verklaren, reeds omdat verdachte van het feit ten gevolge waarvan die benadeelde partij schade zou hebben geleden, wordt vrijgesproken.

7.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mr. C.H. Beuker en mr. N.J.C.Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 november 2016.
mr. C.H. Beuker voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.