ECLI:NL:RBOVE:2016:4686

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 november 2016
Publicatiedatum
25 november 2016
Zaaknummer
5373226 \ HA VERZ 16-122
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • J.A.O.M. van Aerde
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst leerkracht wegens ongeschiktheid en afwijzing scholing

In deze zaak heeft de werkgever, de Stichting voor Protestants Christelijk Speciaal en Voortgezet Onderwijs voor Kampen en Omstreken (hierna: SO Kampen), verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werkneemster, die als groepsleerkracht (leraar LB) werkzaam was. De kantonrechter heeft op 18 november 2016 uitspraak gedaan. De werkgever heeft het verzoek gebaseerd op verschillende gronden, waaronder ongeschiktheid, verwijtbaar handelen en een verstoorde verstandhouding. De werkneemster heeft echter betwist dat zij ongeschikt is en heeft aangevoerd dat zij goed heeft samengewerkt met de werkgever tot het moment van reorganisatie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkneemster sinds 2004 veelvuldig ziek is geweest en dat zij na haar ziekte niet meer in staat was om als groepsleerkracht te functioneren. Ondanks het aanbod van de werkgever om een verkorte PABO-opleiding te volgen, heeft de werkneemster dit aanbod afgewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de werkgever voldoende gelegenheid heeft geboden voor verbetering van het functioneren van de werkneemster en dat er geen medische belemmeringen waren voor het uitoefenen van de functie. De arbeidsovereenkomst is ontbonden met ingang van 1 januari 2017, en de werkneemster heeft recht op een transitievergoeding van € 18.173,= bruto. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om een billijke vergoeding toe te kennen, aangezien er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats
Zaaknummer : 5373226 \ HA VERZ 16-122
Beschikking van de kantonrechter van 18 november 2016
in de zaak van
de stichting
DE STICHTING VOOR PROTESTANTS CHRISTELIJK SPECIAAL EN VOORTGEZET ONDERWIJS VOOR KAMPEN EN OMSTREKEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Kampen,
verzoekende partij, hierna te noemen SO Kampen,
gemachtigde: mr. A.A.C. Schouten
tegen
[verweerster] ,wonende te [plaats] ,
verwerende partij, hierna te noemen [verweerster] ,
gemachtigde: mr. J.W. Both.

1.De procedure

1.1.
Bij verzoekschrift ingekomen ter griffie op 16 september 2016 heeft de werkgever (SO Kampen) een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. De werknemer ( [verweerster] ) heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 4 november 2016 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De beide raadslieden hebben een pleitnota voorgedragen, welke bij de stukken in het dossier zijn gevoegd. Voorafgaand aan de zitting heeft SO Kampen aanvullend de producties 46 t/m 48 toegezonden en heeft [verweerster] aanvullend de producties 4 t/m 6 toegezonden.
Ter zitting zijn verschenen:
- SO Kampen, vertegenwoordigd door [X] en [Y] , bijgestaan door mr. Schouten;
- [verweerster] in persoon, bijgestaan door mr. Both.

2.De feiten

2.1.
[verweerster] , [geboortedatum] , is op 24 augustus 2001 als leerkracht LB in dienst getreden bij de SO Kampen (en haar rechtsvoorgangers). Het salaris bedroeg laatstelijk € 1.192,95 bruto per maand (te vermeerderen met vakantietoeslag, eindejaarsuitkering en overige emolumenten), bij een dienstverband van 12,28 per week (0,3118 wtf). Op de arbeidsovereenkomst is de cao-PO van toepassing.
2.2
SO Kampen vormt het bevoegd gezag van twee scholen in de regio Kampen te weten VSO De Spanker en de school voor SO en SBO Prisma (welke voor de fusie per 1 augustus 2016 bestond uit de scholen SO Trimaran, SO Ambelt en SBO Schakel). De gemiddelde groepsgrootte in het speciaal onderwijs betreft 12 tot 14 leerlingen, waarbij sprake is van een groepsleerkracht en een onderwijsassistent.
2.3
In het kader van re-integratie in verband met langdurige ziekteperiodes in 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008 heeft [verweerster] onder meer werkzaamheden op het gebied van RT (Remedial Teaching) verricht.
2.4
In het schooljaar 2008/2009 is [verweerster] eerst deels en vervolgens volledig gedetacheerd naar Orthopedagogisch Dagcentrum De Klim-op, ressorterend onder Stichting Philadelphia. Zij heeft zich daar bezig gehouden met de individuele begeleiding van meervoudig gehandicapte kinderen.
2.5
Op 24 juni 2013 is de mondelinge detacheringsovereenkomst tussen SO Kampen en Philadelphia geformaliseerd.
2.6
Op 20 januari 2015 vindt er een gesprek plaats tussen [X] en [verweerster] . In het gespreksverslag staat onder meer:
Betreft; verzuimgesprek
(…)
[verweerster] meldt zich geregeld ziek en het is van belang te achterhalen hoe dit komt en vervolgens wat we kunnen doen om het verzuim te verminderen en/of te voorkomen.
(…)
Het kan zijn dat de Klimop op termijn deze mogelijkheid niet meer kan inzetten, in dat geval zal [verweerster] terug gaan naar de Schakel als leerkracht. Samen zullen we dan goed moeten kijken wat de mogelijkheden zijn. Tot op dit moment is het werk binnen de Klimop passend. (…)
2.7
In het gespreksverslag van 5 maart 2015 en 13 maart 2015 van gesprekken tussen [X] en [verweerster] staat onder meer:
Betreft: gesprek toekomst
(…)
- Het kan zijn dat de Klimop op termijn deze mogelijkheid niet meer gaat inzetten vanwege het ketenverzuim van [verweerster] en/of dat de samenwerking een ander karakter gaat krijgen. In dat geval zal er sprake zijn van terugkeer in eigen functie. Dit is leerkracht in SO de Schakel.
- [verweerster] geeft aan dat de functie van LK, het lesgeven aan groepen leerlingen, te veel van haar zal vragen fysiek en als gevolg daarvan ook mentaal.
(…)
2.8
Op advies van de bedrijfsarts om de door [verweerster] naar voren gebrachte belemmeringen voor haar werk als groepsleerkracht te objectiveren, wordt met instemming van [verweerster] en op kosten van SO Kampen in de zomer van 2015 een neuropsychologisch onderzoek uitgevoerd door HSK. Op 22 september 2015 deelt de bedrijfsarts mee:
‘Werkneemster heeft gericht onderzoek gehad, waaruit bleek dat er geen sprake is van ziekte, c.q. beperkingen’.
2.9
Met ingang van het schooljaar 2015/2016 (augustus 2015) wordt de detachering van [verweerster] op de Klim-op beëindigd.
2.1
Op of omstreeks 26 oktober 2015 wordt [verweerster] door SO Kampen boventallig ingezet met taken van een onderwijsassistent, met behoud van haar salaris voor een leerkracht LB.
2.11
Op 9 maart 2016 nodigt [X] [verweerster] uit voor een gesprek op 11 maart 2016 met als doelstelling
‘Terugkeer in de functie van groepsleerkracht’. In de uitnodiging is onder meer geschreven:
Het gesprek heeft tot doel om samen met jou te bezien welke ondersteuning je nodig hebt voor je terugkeer in de functie van groepsleerkracht. Je kunt aangeven hoe je voorafgaand aan het weer lesgeven van een eigen groep, weer lesgevende ervaring op wilt doen, welke scholing je voor het vak groepsleerkracht nodig hebt en op welke punten je coaching en begeleiding wenst te ontvangen.
2.12
In het gespreksverslag van de gesprekken tussen de school en [verweerster] op 11 en 14 maart 2016 staat onder meer:
(…) De functie van groepsleerkracht is vacant per 01-06-2016 en de scholen hebben [verweerster] nodig deze functie in te vullen. Tijdens het gesprek wordt gevraagd wat [verweerster] nodig heeft om de functie groepsleerkracht te hervatten. [verweerster] geeft aan dat dit zeker niet zal gaan lukken. Ze geeft aan niet in staat te zijn de prikkels binnen een groep te verwerken. De werkzaamheden die [verweerster] op dit moment invult zijn afgeleide taken van een assistent. Deze taken zijn niet passend bij een formele functie, ook niet die van assistent, binnen de organisatie. (…)
2.13
In mei 2016 wordt bij [verweerster] een assessment afgenomen door Marant Interstudie NDO te Elst in verband met de geschiktheid voor de functie van groepsleerkracht. In de conclusie van dit onderzoek is onder meer geschreven:
Uit het onderzoek blijkt dat [verweerster] zich op alle competenties uit het SBL profiel verder zal moeten ontwikkelen om op voldoende niveau als leerkracht te kunnen functioneren. Dit betekent niet dat er niet ook sprake is van positieve punten bij alle competenties. In de rapportage is dat steeds aangegeven. Om de basis op orde te krijgen moet echter een flinke achterstand weggewerkt worden. (…) Ze komt uit het assessment naar voren als iemand die over goede cognitieve capaciteiten beschikt en zich op basis daarvan verder kan ontwikkelen. Wat ontwikkeling in de weg kan staan is dat zij niet gemotiveerd is om de verandering in functie – van individuele begeleider naar groepsleerkracht – aan te gaan. (…)
2.14
In een gesprek op 24 juni 2016 biedt SO Kampen [verweerster] aan om in een periode van twee jaar een verkorte PABO-opleiding te volgen. [verweerster] wijst dit aanbod af.

3.Het verzoek

3.1.
De werkgever verzoekt ingevolge artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) de arbeidsovereenkomst met de werknemer te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3, onderdeel d (ongeschiktheid anders dan door ziekte), e (verwijtbaar handelen), g (verstoorde verstandhouding) en/of h (overig) BW. Het verzoek op basis van de c-grond (veelvuldig ziek) heeft zij ter zitting ingetrokken.
Voor het geval de kantonrechter van oordeel is dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerster] , verzoekt zij de transitievergoeding niet toe te kennen. Mocht er wel reden zijn voor toekenning van een transitievergoeding, dan verzoekt zij daarop in mindering te brengen een bedrag van € 4.000,= nu zij voor dit bedrag een aanbod aan [verweerster] heeft gedaan voor externe ondersteuning ter bekorting van de periode van werkloosheid.
3.2.
Aan dit verzoek legt de werkgever het volgende ten grondslag.
[verweerster] is in 2001 bij haar binnen gekomen aanvankelijk als vervangster en vanaf augustus 2003 als vaste kracht in de functie van leerkracht LB. [verweerster] is nadien vaak en ook langdurig ziek geweest. In het kader van re-integratie is [verweerster] onder meer ingezet op remedial teaching taken (RT), wat inhoudt dat zij bijzondere begeleiding geeft aan één of twee leerlingen. Na haar herstel in 2009 bleek uit gesprekken met [verweerster] dat zij zich op dat moment niet in staat voelde om als leerkracht voor een groep te staan. In 2009 is [verweerster] in verband hiermee door SO Kampen gedetacheerd naar ‘De Klim-op’, een dagverblijf voor meervoudig gehandicapte kinderen ressorterend onder Stichting Philadelphia (een zorginstelling), waar zij individuele begeleiding en onderwijs gaf aan kinderen van het dagverblijf die daarvoor in aanmerking kwamen. Aangezien [verweerster] ook tijdens haar werkzaamheden op de Klim-op vrij vaak afwezig was door ziekte, kwam bij de Klim-op de continuïteit van de werkzaamheden in gevaar. De Klim-op heeft daarom in 2015 te kennen gegeven de detachering niet langer te willen voortzetten met de inzet van [verweerster] . Zodoende is in augustus 2015, na een periode van 6 jaar, een einde gekomen aan het werk op de Klim-op. Dit betekende dat [verweerster] weer terugkeerde bij SO Kampen. SO Kampen wilde haar inzetten in haar functie van leerkracht, wat inhoudt dat zij lesgeeft aan een groep van leerlingen. [verweerster] heeft aangegeven dat zij deze werkzaamheden niet kan doen omdat zij na haar ziekteperiode uit 2008 blijvend last heeft van klachten die eraan in de weg staan dat zij voor een groep kan staan. Op advies van de bedrijfsarts en in overleg met [verweerster] heeft SO Kampen in de zomer van 2015 een neuropsychologisch onderzoek laten uitvoeren. Naar aanleiding van de uitkomst van dit onderzoek en na raadpleging van haar medisch dossier meldt de bedrijfsarts in september 2015 dat er geen medische beperkingen of belemmeringen zijn die in de weg staan aan de uitoefening van de functie van groepsleerkracht. Aangezien [verweerster] erbij blijft dat zij niet voor een groep kan staan, wordt zij vanaf 26 oktober 2015 op boventallige basis ingezet met taken van een onderwijsassistent. SO Kampen wil [verweerster] vervolgens in 2016 kunnen inzetten in haar eigen functie van groepsleerkracht, aangezien daar een vacature voor bestaat. In overleg met [verweerster] wordt daarom in mei 2016 een assessment onderzoek bij [verweerster] afgenomen met betrekking tot haar functie van groepsleerkracht LB. Daaruit komt naar voren dat [verweerster] op alle onderdelen niet voldoende scoort en dat zij scholing nodig heeft om het gewenste niveau (weer) te kunnen bereiken. SO Kampen merkt daarbij op dat [verweerster] in de afgelopen jaren achter is gebleven qua scholing op het gebied van groepsleerkracht. Zij heeft in plaats daarvan cursussen op het gebied van individuele begeleiding gevolgd. SO Kampen stelt dat zij [verweerster] de nu benodigde scholing (verkorte Pabo opleiding van twee jaren) heeft aangeboden, maar dat [verweerster] dit van de hand heeft gewezen. Volgens SO Kampen heeft zij als gevolg van de Wet op het Passend Onderwijs minder leerlingen op de school terwijl deze leerlingen kampen met een zwaardere problematiek en haar financiële middelen beperkt zijn. Het RT werk is een taak die onderdeel uitmaakt van de totale functie van leerkracht. SO Kampen beschikt in haar organisatie niet over een aparte functie RT, zoals [verweerster] dat graag zou willen zien. Zij ziet daarom geen mogelijkheden voor herplaatsing van [verweerster] . De onwil van [verweerster] om na de beëindiging van de detachering tot een redelijke oplossing te komen is volgens SO Kampen aan [verweerster] verwijtbaar en heeft de verstandhouding tussen partijen verstoord, zodat is verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met haar.
3.3.
De werknemer verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Zij voert daartoe – samengevat – het volgende aan. Volgens [verweerster] heeft zij tot en met het jaar 2014 altijd goed met SO Kampen samengewerkt en is SO Kampen zich jegens haar anders gaan opstellen toen bleek dat er gereorganiseerd moest worden. De werkgever was toen niet meer bereid om in haar als oudere werknemer te investeren en heeft haar als oud vuil behandeld. Zij heeft sinds 2004 voornamelijk RT werk mogen doen, eerst in het kader van re-integratie activiteit en vervolgens gedurende haar detachering bij de Klim-op.
[verweerster] betwist dat het de Klim-op is geweest die heeft aangegeven haar niet meer te willen inzetten. Zij heeft zelf de indruk dat het SO Kampen is geweest die haar niet langer op RT taken wil inzetten. Hoewel zij in het verleden perioden heeft gehad waarin zij wegens ziekte veelvuldig afwezig is geweest, heeft zij zich in 2015 maar drie keer ziek moeten melden en is zij in 2016 slechts één keer ziek geweest. In gesprekken over de invulling van haar functie heeft zij steeds aangegeven dat zij het werken met groepen leerlingen niet meer aankan, terwijl zij het werken met individuele leerlingen met ingewikkelde problematiek goed kan en dat werk met veel plezier doet. Het RT werk maakt bovendien ook onderdeel uit van de functie van leerkracht. [verweerster] meent daarom dat SO Kampen zich ervoor dient in te zetten dat zij dat werk kan blijven doen. Weliswaar heeft er in 2015 een neuropsychologisch onderzoek plaatsgevonden bij HSK, maar dat onderzoek leek nergens op en heeft geen relevant resultaat opgeleverd. Zij heeft daarom gevraagd om een tweede onderzoek bij een ander instituut maar daar is de werkgever niet op in gegaan.
De werkgever heeft in 2016 wel een assessment voor de functie van leerkracht laten uitvoeren waaraan zij heeft meegewerkt. Op grond van dit assessment heeft de werkgever voorgesteld om een scholingstraject aan de Pabo te gaan volgen. Volgens [verweerster] is dit gezien haar leeftijd en haar beperkingen en voorgeschiedenis geen haalbare kaart. Dat zij hieraan niet wil meewerken kan aan haar niet worden verweten.
Volgens [verweerster] heeft de school juist belang heeft bij de aanstelling van een aparte medewerker voor RT en dient zij haar best te doen om [verweerster] op dit werk in te zetten. Hoewel op dit moment de verstandhouding tussen partijen verstoord is, is dat niet zodanig dat er voor haar geen toekomstperspectief meer is.
Mocht het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst evenwel toch worden toegewezen dan maakt [verweerster] onverkort aanspraak op de haar toekomende transitievergoeding en daarnaast op een billijke vergoeding.

4.De beoordeling

4.1
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. Gesteld noch gebleken is dat een opzegverbod van toepassing is.
4.2
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (
Stcrt.2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).
De school heeft, na intrekking van de c-grond, aan haar verzoek ten grondslag gelegd de d-grond (ongeschiktheid/disfunctioneren), de e-grond (verwijtbaar handelen), de g-grond (verstoorde verstandhouding) en de h-grond (rest categorie), waarbij zij het aan de kantonrechter heeft overgelaten om de ontbinding toe te wijzen op de grond die de kantonrechter het meest passend acht. In het hierna volgende zal allereerst worden ingegaan op de d-grond.
4.3
Uit de wettekst volgt dat de d-grond ziet op: de ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid, anders dan ten gevolge van ziekte of gebreken van de werknemer, mits (1) de werkgever de werknemer hiervan tijdig in kennis heeft gesteld en
(2) hem in voldoende mate in de gelegenheid heeft gesteld zijn functioneren te verbeteren en (3) de ongeschiktheid niet het gevolg is van onvoldoende zorg van de werkgever voor scholing van de werknemer of voor de arbeidsomstandigheden van de werknemer.
4.4
Voor de beoordeling van deze grond is van belang dat [verweerster] bij SO Kampen is aangesteld als leerkracht LB.
4.5
Vaststaat dat [verweerster] sinds haar ziekmelding in april 2004 niet of nauwelijks meer als groepsleerkracht heeft gewerkt. In verband met langdurige ziekteperiodes in de periode 2004 t/m 2008 heeft zij in het kader van re-integratie taken uitgevoerd op het gebied van RT (Remedial Teaching). Na haar herstel in 2008 heeft [verweerster] aangegeven te kampen met gebrekkige prikkelverwerking waardoor zij het werk voor een groep (als groepsleerkracht) niet aankon. In die situatie is een oplossing gevonden in de vorm van een detachering naar orthopedagogisch dagcentrum De Klim-op, niet zijnde een onderwijsinstelling maar onderdeel van een zorginstelling, ressorterend onder Stichting Philadelphia. Bij de Klim-op hield [verweerster] zich bezig met de individuele begeleiding van meervoudig gehandicapte kinderen. Het staat vast dat [verweerster] deze werkzaamheden graag en goed deed. Echter ook tijdens de jaren van detachering is [verweerster] veelvuldig ziek geweest (o.a. 5 ziekmeldingen in 2013, 7 ziekmeldingen in 2014). Dit heeft ertoe geleid dat De Klim-op in het voorjaar van 2015 heeft besloten dat zij de detachering van [verweerster] niet langer wilde voortzetten, aangezien de continuïteit in het werk bij inzet van [verweerster] niet gewaarborgd kon worden. Hoewel [verweerster] aanvoert dat bij haar de indruk is ontstaan dat de beëindiging van de detachering het initiatief was van SO Kampen, heeft zij voor deze veronderstelling geen onderbouwing aangedragen. Daarentegen blijkt uit de verklaring van de locatiemanager van de Klim-op, dat het de Klim-op is geweest die aan SO Kampen heeft gevraagd om een andere medewerker op de detachering in te zetten. De kantonrechter zal daar dan ook vanuit gaan.
4.6
SO Kampen heeft in gesprekken in het begin van 2015 (20 januari 2015 en 5 en 13 maart 2015, zie hiervoor onder 2.6 en 2.7) al rekening gehouden met de mogelijke beëindiging van de detachering bij de Klim-op. Zij heeft toen met [verweerster] besproken dat zij bij terugkeer op school haar functie van leerkracht voor een groep weer zou moeten oppakken. [verweerster] heeft daarop aangegeven dat zij na haar ziekte in de periode van september 2006 tot april 2008 nog steeds beperkingen ervaart op het gebied van concentratie en prikkel-verwerking, waardoor zij zich zelf niet in staat acht om les te geven aan een groep van leerlingen. In verband daarmee is [verweerster] bij de bedrijfsarts geweest. Die heeft geadviseerd om een onderzoek te laten plaatsvinden om daarmee de klachten te kunnen objectiveren. Uit het neuropsychologisch onderzoek (bij HSK) dat in de zomer van 2015 heeft plaatsgevonden, zijn volgens de bedrijfsarts (zie 2.8) geen beperkingen naar voren gekomen. Op basis hiervan mocht SO Kampen ervan uitgaan dat er bij [verweerster] geen medische belemmeringen bestonden die aan de uitvoering van haar functie van leerkracht bij SO Kampen in de weg stonden.
4.7
[verweerster] heeft weliswaar aangevoerd dat het onderzoek door HSK slecht is uitgevoerd, maar zij heeft nagelaten om het onderzoeksrapport in het geding te brengen en haar bezwaren nader toe te lichten. De kantonrechter zal daarom aan deze bezwaren voorbij gaan.
4.8
Ook nadat het onderzoeksresultaat in september 2015 bekend werd, heeft [verweerster] aangegeven dat zij het werken met een groep, als groepsleerkracht, niet aankan. Zoekend naar een werkbare oplossing voor beide partijen heeft SO Kampen [verweerster] voor het schooljaar 2015-2016 boventallig ingezet met taken van een onderwijsassistent (onder behoud van haar salaris behorend bij leerkracht LB). In maart 2016 is bekend dat er per 1 juni 2016 een vacature voor groepsleerkracht bestaat, waarvoor de school [verweerster] wil inzetten. Hierover heeft SO Kampen op 11 maart 2016 met [verweerster] gesproken (zie 2.11 en 2.12) [verweerster] houdt echter vol dat zij hiertoe niet in staat is en stelt dat de school voor haar een passende taak moet creëren. Dit laatste voert [verweerster] ook aan in deze procedure. Volgens [verweerster] heeft zij zes jaar lang RT werk gedaan en dient de werkgever ervoor te zorgen dat zij ook nu haar werkzaamheden kan blijven uitoefenen op dat terrein.
4.9
SO Kampen stelt dat zij aan de wens van [verweerster] niet tegemoet kan komen. Het RT werk is een taak die onderdeel uitmaakt van de totale functie van leerkracht. SO Kampen kent in haar functiehuis geen aparte RT functionaris en zij beschikt bovendien niet over de financiële middelen om een dergelijke functie te creëren. SO Kampen heeft te maken met krimp veroorzaakt door een daling van het aantal leerlingen. In verband hiermee heeft zij een overzicht van de leerlingen aantallen van de afgelopen jaren overgelegd. Deze daling maakt dat haar budgetten beperkt zijn. De daling van het leerlingenaantal is enerzijds een demografische ontwikkeling die voorts wordt versterkt door de invoering van de Wet op het Passend Onderwijs. Dit is door [verweerster] niet weersproken. Binnen SO Kampen heeft daarom reeds een reorganisatie plaatsgevonden. Naar het oordeel van de kantonrechter stelt SO Kampen daarom op goede grond dat zij het zich financieel niet kan permitteren om [verweerster] als leerkracht LB in dienst te houden, terwijl [verweerster] niet inzetbaar is op de bijbehorende werkzaamheden.
4.1
[verweerster] heeft in dat verband nog aangevoerd dat het voor een school in het speciaal onderwijs juist nodig is om een aparte RT-er in dienst te hebben. Dit argument kan haar echter niet baten, aangezien de beslissingsbevoegdheid over de inzet van de financiële middelen binnen de school aan het schoolbestuur toekomt. Bovendien, als een nieuwe RT functie gecreëerd zou worden, dan behoort zo’n functie ook voor andere belangstellenden te worden opengesteld. [verweerster] kan in zo’n geval niet zonder meer aanspraak maken op die functie.
4.11
SO Kampen is daarom in de eerste helft van 2016 met [verweerster] in gesprek gegaan over de wijze waarop zij [verweerster] toch weer als groepsleerkracht zou kunnen inzetten. Zij heeft na over overleg met [verweerster] , [verweerster] aan een uitgebreid assessment onderzoek laten deelnemen. Dit onderzoek, dat plaatsvond in mei 2016, was gericht op de kennis en vaardigheden en de visie van de leraar. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat [verweerster] zich op alle competenties uit het profiel voor de functie verder zal moeten ontwikkelen om op voldoende niveau als leerkracht te kunnen functioneren (zie 2.13). Daarmee is komen vast dat [verweerster] op dit moment niet geschikt is voor haar functie van leerkracht (LB) bij SO Kampen.
4.12
Door [verweerster] is niet betwist dat zij in de voorgaande jaren haar kennis en vaardigheden als groepsleerkracht niet op peil heeft gehouden. De cursussen die zij volgde, verschoven steeds meer naar het terrein van de begeleiding van de kinderen op de Klim-op. De school heeft onderkend dat dit verband hield met het feit dat [verweerster] een aantal jaren vanwege haar detachering andersoortige werkzaamheden heeft verricht. Die werkzaamheden vonden plaats bij een dagopvangcentrum, dat deel uitmaakt van een zorginstelling. Deze instelling valt derhalve niet onder het toezicht van de onderwijsinspectie. SO Kampen heeft als onderwijsinstelling wel te maken met eisen die vanuit de inspectie aan het onderwijs worden gesteld. Niet alleen die eisen zijn in de afgelopen jaren veranderd en zwaarder geworden, ook de problematiek van de leerlingen op de schoollocaties van SO Kampen is in de afgelopen jaren veranderd. Er komen minder leerlingen maar wel leerlingen met een zwaardere problematiek. Dit vraagt van de leerkrachten daarom andere kennis en vaardigheden dan 10 jaar geleden. De scholing die [verweerster] in verband daarmee nu nodig heeft, is naar voren gekomen uit het assessment onderzoek en bestaat uit een verkorte Pabo opleiding voor de duur van 2 jaar. SO Kampen heeft [verweerster] aangeboden om deze scholing te gaan volgen, teneinde weer inzetbaar te zijn voor haar functie van leerkracht LB. Dit voorstel heeft [verweerster] van de hand gewezen.
4.13
Met het oog op artikel 7:669 lid 3 onder d BW en hetgeen hiervoor is overwogen komt de kantonrechter tot de volgende slotsom. [verweerster] is op dit moment niet geschikt voor haar functie van leerkracht LB. Over de mogelijkheden om, na een periode van detachering bij een zorginstelling, weer terug te keren in die functie is al tijdig, zij het voorzichtig, gesproken in het voorjaar van 2015. Om de beperkingen die [verweerster] aangaf nader te onderzoeken heeft SO Kampen een neuropsychologisch onderzoek laten uitvoeren en heeft zij [verweerster] tijdelijk boventallig ingezet met andere taken. Medische belemmeringen voor het vak van leerkracht zijn uit het onderzoek niet naar voren gekomen. Aangezien SO Kampen binnen haar organisatie geen mogelijkheden heeft om [verweerster] in een andere functie te werk te stellen, heeft zij laten onderzoeken welke scholing [verweerster] nodig heeft om haar functie van leerkracht LB te kunnen uitoefenen en heeft zij vervolgens de benodigde scholing ook aangeboden. Zij heeft [verweerster] derhalve voldoende gelegenheid voor verbetering van het functioneren aangeboden. In het hele proces om te proberen [verweerster] weer in te zetten op de school is op geen enkel moment gebleken dat SO Kampen [verweerster] als ‘oud vuil’ aan de kant heeft gezet. Dat [verweerster] uiteindelijk het aangeboden scholingstraject afwijst en aanspraak blijft maken op een RT functie die de school niet kan bieden, kan aan SO Kampen niet worden tegengeworpen. De kantonrechter ziet daarom in het geheel van de genoemde feiten en omstandigheden reden om de arbeidsovereenkomst op basis van de d-grond te ontbinden.
4.14
De door SO Kampen gestelde feiten en omstandigheden bieden geen grond voor een ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen (e-grond) van [verweerster] dan wel wegens de zogenaamde restgrond (h-grond). Hoewel de verstandhouding tussen partijen inmiddels wel verstoord is geraakt door de patstelling die tussen partijen is ontstaan, wordt daarin geen zelfstandige grond voor ontbinding gevonden.
4.15
De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van de werkgever op basis van de d-grond zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel a, BW zal worden ontbonden met ingang van 1 januari 2017. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, en uitgaande van een opzegtermijn van drie maanden op basis van de cao PO.
4.16
In verband met deze ontbinding van de arbeidsovereenkomst komt aan [verweerster] een transitievergoeding toe op grond van artikel 7:673 BW. Tussen partijen staat vast dat deze vergoeding € 18.173,= bruto bedraagt. De kantonrechter volgt SO Kampen niet in haar stelling dat [verweerster] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door hardnekkig vast te houden aan het idee van terugkeer in een RT-functie, omdat zij bevoegd was aan de kantonrechter ter toetsing voor te leggen of haar functie nog steeds groepsleerkracht was dan wel inmiddels was veranderd. Evenmin is gebleken dat er bedragen zijn die op grond van lid 6 van genoemd artikel in mindering moeten worden gebracht op het bedrag van de transitievergoeding. In het bijzonder is niet gebleken dat het door SO Kampen op 12 september 2016 aan [verweerster] gedane aanbod voor ondersteuning bij outplacement door [verweerster] op enig moment is aanvaard. Van aftrek van het aangeboden bedrag kan daarom geen sprake zijn.
4.17
De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan [verweerster] een billijke vergoeding toe te kennen. Gelet op artikel 7:671b lid 8, onderdeel c, BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor.
4.18
Nu aan de ontbinding een vergoeding wordt verbonden, zal de werkgever gelet op artikel 7:686a lid 6 BW in de gelegenheid worden gesteld om het verzoek in te trekken binnen de hierna genoemde termijn.
4.19
In de omstandigheden van het geval wordt aanleiding gevonden om de proceskosten te compenseren aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
bepaalt dat de termijn, waarbinnen werkgever het verzoek kan intrekken (door middel van een schriftelijke mededeling aan de griffier, met toezending van een kopie daarvan aan de (gemachtigde van de) wederpartij), zal lopen tot en met
2 december 2016.
Voor het geval werkgever het verzoeknietbinnen die termijn intrekt:
5.1
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 januari 2017;
5.2
kent aan [verweerster] ter zake van deze ontbinding een transitievergoeding toe van € 18.173,= bruto;
5.3
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.4
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
Voor het geval werkgever het verzoek binnen die termijn intrekt:
5.6
veroordeelt SO Kampen tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verweerster] tot en met vandaag vaststelt op € 500,= voor salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.O.M. van Aerde, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2016. (ap)