ECLI:NL:RBOVE:2016:471

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 januari 2016
Publicatiedatum
15 februari 2016
Zaaknummer
C/08/170961 / HA ZA 15-236
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake koopovereenkomst en werkzaamheden tussen ondernemer en UCO Kampen B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 6 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [A], eiser in conventie en verweerder in reconventie, en UCO Kampen B.V., gedaagde in conventie en eiseres in reconventie. De zaak betreft een koopovereenkomst die op 31 mei 2012 is gesloten, waarbij [A] zijn onderneming inzake het inzamelen van gebruikte oliën en vetten heeft verkocht aan UCO Kampen. Tevens is overeengekomen dat [A] twee dagen per week werkzaamheden zou verrichten voor UCO Kampen tegen een maandvergoeding van € 2.100,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat UCO Kampen de overeenkomst van opdracht onterecht eenzijdig heeft opgezegd, wat heeft geleid tot schade voor [A]. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opzegging in strijd was met de afspraken tussen partijen, waardoor UCO Kampen schadeplichtig is geworden. De rechtbank heeft de schadevergoeding vastgesteld op € 31.500,-, gebaseerd op de maandvergoedingen die [A] zou hebben ontvangen tot de beëindiging van de overeenkomst. Daarnaast is UCO Kampen veroordeeld tot het verstrekken van een correcte opgave van de door derden geleverde kilogrammen vet/olie aan [A]. In reconventie heeft UCO Kampen vorderingen ingesteld, die zijn afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van UCO Kampen, die als grotendeels in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/170961 / HA ZA 15-236
Vonnis van 6 januari 2016
in de zaak van
[A],
wonende te [plaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. R.F.A. Rorink te Hardenberg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UCO KAMPEN B.V.,
gevestigd te Kampen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. D. Maat te Groningen.
Partijen zullen hierna [A] en UCO Kampen genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 augustus 2015
  • de akte in conventie houdende wijziging/vermeerdering van eis tevens conclusie van antwoord in reconventie
  • de akte uitlating wijziging van eis in conventie van UCO Kampen
  • het proces-verbaal van comparitie van 17 november 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[A] heeft een eenmanszaak gedreven onder de naam [bedrijf] , welke onderneming gericht was op het inzamelen van en handelen in gebruikte oliën en vetten.
2.2.
[bedrijf] is per 1 juni 2012 overgenomen door [C] , thans UCO Kampen genaamd. Partijen, in de persoon van [A] en de heer [B] , hebben daartoe op 31 mei 2012 een overeenkomst gesloten die onder meer bepaalt dat [A] al zijn activiteiten verkoopt tegen een “verkoopsom” van € 200.000,00, welke bestaat uit een vergoeding voor goodwill en opgebouwde klantenbestand alsmede activa. Verder bepaalt de overeenkomst:
“Verkoper houdt gedurende een periode van 7 jaar recht op een vergoeding van € 30,- per geleverde ton vet/olie (…) voor de door derden (inzamelaars) geleverde kg, welke nu via verkoper worden geleverd. Eventuele inzamelaars die er binnen de termijn van 7 jaar bijkomen zullen onder dezelfde regeling vallen. Verkoper zal bij ondertekening overzicht van inzamelaars en afhaalpunten overhandigen aan koper.
Verkoper gaat voor 2 dagen per week werken voor koper voor een maandvergoeding van netto € 2.100,-. Deze afspraak is in overleg en met toestemming van beide partijen opzegbaar.
Verkoper stuurt maandelijks factuur voor deze vergoedingen.
(…)
Het is de verkoper gedurende een periode van 7 jaar vanaf ingangsdatum van deze overeenkomst verboden te handelen in vet/olie en/of enige hieraan gerelateerde producten, anders dan voor koper. Tevens is het de verkoper verboden op enigerlei wijze haar bestaande c.q. toekomstige kennis van de markt, producten of klantenbestand te verkopen, door te geven, te gebruiken voor zowel eigen gebruik alsmede voor derden, op straffe van een boete voor verkoper aan koper ter hoogte van de verkoopsom (zijnde € 200.000) Daarnaast mag verkoper haar bedrijfsnaam ( [bedrijf] ) niet meer gebruiken voor eigen gebruik of voor derden.”
2.3.
Namens UCO Kampen schrijft de heer [D] op 28 oktober 2013 aan [A] :
“Je belde vanochtend over de betaling van de maandelijkse vergoeding over de maanden september en oktober.
Deze maandelijkse vergoeding is conform contract waarin staat: “Verkoper gaat voor 2 dagen per week werken voor koper voor een maandvergoeding van netto € 2.100.” Graag zien wij van jou een overzicht tegemoet van uitgevoerde werkzaamheden voor ons vanaf 01 juni 2012.
Na ontvangst van jouw overzicht zullen wij inzake de betaling van bovengenoemde facturen zo snel mogelijk bij jou op terugkomen.”
2.4.
Bij e-mail van 28 oktober 2013 schrijft [A] aan UCO Kampen:
“In antwoord op jou verzoek het volgende. Ik heb niet exact bijgehouden wat ik allemaal heb gedaan, omdat hier nooit naar is gevraagd. Wel kan ik vanaf heden aan jou verzoek voldoen. Geef maar aan op wat voor manier je deze overzichten wilt hebben. Dit verzoek staat ook niet omschreven in het verkoopcontract welke vorig jaar door beide partijen is ondertekend.
Ik voldoe aan de uren die zijn afgesproken en zal deze vanaf nu maandelijks exact bijhouden en bij jullie aanleveren.
Ik ben verbaast over dit verzoek dat jullie daar nu, na anderhalf jaar pas mee komen. Graag dan ook betere communicatie van jullie kant. De betalingen van jullie kant laten totnogtoe steeds ernstig te wensen over. Graag in deze ook jullie aandacht.
Ik heb zo vaak geprobeerd contact met jullie te krijgen via mail, telefoon en sms maar hier wordt niet op gereageerd. Op terugbelverzoeken wordt ook niet gereageerd. (...)”
2.5.
Op 10 december 2013 heeft Weersink Incasso namens [A] aan UCO Kampen medegedeeld:
“In bovengenoemde zaak hebben met u telefonisch contact gehad, waarbij u aangaf dat u wilde weten welke werkzaamheden de heer [A] exact voor u heeft verricht.
Wij hebben uw vraag voorgelegd aan cliënt, waar het volgende uit is voortgekomen.
Uit de overeenkomst die u en de heer [A] hebben ondertekend d.d. 31 mei 2012, blijkt geen bepaling waaruit zou blijken dat cliënt zijn werkzaamheden moet bijhouden. Bij eerder gestuurde factuur heeft u daar ook nimmer naar getaald.
Doch heeft cliënt vele werkzaamheden voor u verricht. Te denken valt aan het plaatsen c.q. begeleiden van het personeel. Daarnaast onderhoudt cliënt de bestaande contacten en heeft hij enkele pogingen ondernomen om nieuwe klanten te werven. Hierbij strandde hij echter steeds op een stilzwijgen uwerzijds.
Derhalve dient uw verzoek als een aanvullende voorwaarde te worden gezien. Cliënt is bereid om met ingang van 1 januari a.s. zijn verrichte werkzaamheden bij te houden. Cliënt handhaaft derhalve zijn standpunt. (…)”
2.6.
Na incassomaatregelen van de zijde van [A] heeft UCO Kampen bij e-mail van 31 augustus 2014 aan Weersink Incasso onder meer medegedeeld:
“Dhr [A] zal dan een opsomming moeten geven van de werkzaamheden en bezoeken die hij heeft gedaan in de 2 dagen per week die wij hem moeten betalen.
hier hebben wij meerdere malen om gevraagd, echter dhr [A] doet dit maar niet.
het moge toch duidelijk zijn dat ik dit wil ontvangen.
Indien de heer [A] wil dat ik maandelijks de destijds overeengekomen fee ga betalen zal hier van de openstaande facturen een opsomming van de werkzaamheden moeten komen en voor de toekomst wil ik duidelijk een opsomming van werkzaamheden met contactpersonen en telefoonnummers met wie de heer [A] heeft gesproken en geprobeerd heeft de handel te drijven zoals destijds is overeengekomen. (…)”
2.7.
Op 11 september 2014 heeft UCO Kampen de openstaande vorderingen met betrekking tot de maandvergoedingen tot 1 september 2014 voldaan. [D] heeft daarover in zijn e-mail van 10 september 2014 aan Weersink Incasso gemeld dat het bedrag wordt overgemaakt, “met dien verstande dat wij deze betaling onder bezwaar uitvoeren omdat de betreffende facturen nog niet akkoord zijn, wat tevens geldt voor de reeds betaalde facturen. Wij hebben onlangs met de heer [A] gesproken en wij hebben van hem nog geen reactie mogen ontvangen op hetgeen wat besproken is, dit ondanks dat de afspraak met de heer [A] was dat hij hierop terug zou komen bij ons.”
2.8.
Bij brief van 17 september 2014 heeft de raadsman van UCO Kampen, mr. D. Maat, aan [A] onder meer medegedeeld:
“Nu u gedurende meer dan twee jaren werkzaamheden heeft gefactureerd die door u niet zijn verricht, of althans op geen enkele wijze kunnen worden verantwoord, u in deze periode geen nieuwe klanten heeft aangebracht en u zich op geen enkele wijze heeft ingespannen om bestaande klanten te behouden, kan van cliente niet worden gevergd de opdracht tussen partijen nog langer te laten voortduren. Namens cliënte wordt de overeenkomst van opdracht, uit hoofde waarvan u gedurende twee dagen per week in opdracht van cliënte werkzaamheden dient te verrichten, met onmiddellijke ingang opgezegd.”
2.9.
Bij brief van 4 december 2014 aan mr. Rorink heeft mr. Maat namens UCO Kampen de overeenkomst - subsidiair - ontbonden.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[A] vordert samengevat – na wijziging van eis:
I. veroordeling van UCO Kampen tot betaling van € 50.000,00, vermeerderd met rente en kosten;
II. te verklaren voor recht:
primair: dat UCO Kampen gehouden is tot doorbetaling aan [A] van de op grond van de Overeenkomst door haar aan eiser verschuldigde bedragen tot 1 juni 2019;
Subsidiair: dat UCO Kampen schadeplichtig is geraakt ten opzichte van [A] vanwege de opzegging dan wel ontbinding van de overeenkomst, en dat UCO Kampen gehouden is de daardoor geleden schade aan [A] te vergoeden;
III. voorzover er nog sprake is van een overeenkomst, deze te ontbinden;
IV. UCO Kampen te veroordelen tot betaling aan [A] van een bedrag van € 213.807,00 (inclusief BTW);
V. UCO Kampen te veroordelen tot het maandelijks vanaf 1 juni 2012 tot 1 juni 2019 verstrekken van een correcte opgave afrekening aan eiser van de door tussenkomst van derden (inzameleraars) geleverde kilogrammen geleverde tonnen vet/olie en eiser in staat te stellen deze gegevens onbelemmerd in de boekhouding en administratie van gedaagde te (laten) controleren, op straffe van een dwangsom;
VI. UCO Kampen te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 12.609,00;
VII. vernietiging dan wel matiging van het concurrentiebeding tussen partijen;
VIII. UCO Kampen te veroordelen tot betaling van de wettelijke (handels)rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
3.2.
UCO Kampen voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
UCO Kampen vordert samengevat:
Primair:
I. Te verklaren voor recht dat UCO Kampen de overeenkomst tussen partijen d.d. 31 mei 2012 rechtsgeldig heeft opgezegd bij schrijven d.d. 17 september 2014,
II. Te verklaren voor recht dat het bedrag ad € 71.912,57 door UCO Kampen onverschuldigd is betaald, subsidiair dat [A] tot dat bedrag ongerechtvaardigd is verrijkt;
III. [A] te veroordelen tot betaling van het bedrag ad € 71.912,57 te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten, waaronder de nakosten;
Subsidiair:
I. ter verklaren voor recht dat UCO Kampen de overeenkomst rechtsgelding heeft ontbonden bij schrijven van 4 december 2014, dan wel de overeenkomst tussen partijen te ontbinden;
II. [A] te veroordelen tot betaling van het bedrag ad € 71.912,57 te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente en buitengerechtelijke kosten en proceskosten, waaronder de nakosten.
3.5.
[A] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Tussen partijen is op 31 mei 2012 een koopovereenkomst met betrekking tot de activiteiten van [bedrijf] gesloten. Onderdeel van deze koopovereenkomst is de bepaling dat [A] twee dagen in de week gaat werken voor UCO Kampen voor een maandvergoeding van € 2.100,00 netto. Partijen hebben dit onderdeel van voormelde overeenkomst aangemerkt als overeenkomst van opdracht, hetgeen door de rechtbank zal worden gevolgd. Vastgesteld wordt dat de opzegging en - subsidiair - ontbinding door UCO Kampen zien op deze overeenkomst van opdracht en niet op de koopovereenkomst. Waar in het hierna volgende wordt gesproken over “de overeenkomst van opdracht” wordt derhalve gedoeld op de overeenkomst tot het verrichten van werkzaamheden. De overkoepelende overeenkomst van 31 mei 2012, die zal worden aangeduid met “de koopovereenkomst”, is derhalve nog onverkort van kracht tussen partijen.
Uit de stellingen van [A] maakt de rechtbank op dat hij zich thans op het standpunt stelt dat de opzegging van de overeenkomst als een gegeven feit wordt aanvaard en dat hij aanspraak maakt op vergoeding van de schade die hij heeft geleden door de niet rechtsgeldige opzegging. Dit betekent dat de vordering weergegeven in rechtsoverweging 3.1. onder II primair en de vordering onder III geen bespreking behoeven.
4.2.
Beoordeeld dient ten eerste te worden of UCO Kampen rechtsgeldig de overeenkomst van opdracht heeft opgezegd. In dit kader is van belang dat partijen overeengekomen zijn “dat de afspraak in overleg en met toestemming van beide partijen opzegbaar is.”
De rechtbank stelt voorop dat voor de uitleg van een overeenkomst het aan komt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Gelet op de formulering van deze bepaling is op grond van een taalkundige uitleg aannemelijk dat partijen daarmee hebben bedoeld dat de overeenkomst slechts ingeval van overleg en met toestemming van beide partijen opzegbaar is. De uitleg die door UCO Kampen is verdedigd, inhoudende dat de overeenkomst te allen tijde, derhalve niet alleen eenzijdig maar tevens met wederzijds goedvinden, kan worden opgezegd, ligt niet in de rede te meer omdat de bepaling in dat geval geen enkele toegevoegde waarde zou hebben. Nu UCO Kampen geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die de door haar voorgestane uitleg onderbouwen, zal de rechtbank uitgaan van voormelde taalkundige uitleg. Dit betekent dat de eenzijdige opzegging door UCO Kampen in strijd was met hetgeen partijen overeengekomen zijn en derhalve een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit overeenkomst oplevert.
4.3.
De stelling van UCO Kampen dat de werking van artikel 7:408 BW door partijen niet uitdrukkelijk is uitgesloten kan niet worden gevolgd. Uit het voorgaande volgt immers dat partijen overeengekomen zijn dat de overeenkomst slechts met toestemming van beide partijen opzegbaar is, waarmee kennelijk bedoeld is af te wijken van artikel 7:408 lid 1 BW. Dit artikel, waarin staat dat de opdrachtgever de overeenkomst te allen tijde kan opzeggen, is ten aanzien van de professionele opdrachtgever niet van dwingend recht.
4.4.
Gelet op het feit dat de opzegging per 17 september 2014 achteraf door [A] is geaccepteerd, is de overeenkomst van opdracht met ingang van die datum geëindigd. Dit neemt niet weg dat UCO Kampen schadeplichtig is geworden door de opzegging. Aan de orde komt vervolgens de vraag of [A] schade heeft geleden door deze onregelmatige opzegging.
4.4.1.
[A] heeft aangevoerd dat de overeenkomst een looptijd van - tenminste - zeven jaar had op grond waarvan hij heeft gesteld recht te hebben op schadevergoeding ter hoogte van het bedrag aan maandvergoedingen die hij zonder opzegging in de nog resterende periode zou hebben ontvangen. UCO Kampen heeft daartegen verweer gevoerd.
Geoordeeld wordt dat uit de overeenkomst van opdracht niet blijkt dat deze is aangegaan voor zeven jaar. [A] heeft deze stelling ook niet nader onderbouwd, zodat de rechtbank de overeenkomst zal aanmerken als een overeenkomst van opdracht voor onbepaalde tijd.
4.4.2.
UCO Kampen heeft zich op het standpunt gesteld dat de overeenkomst per 4 december 2014 door UCO Kampen buitengerechtelijk is ontbonden, zodat de overeenkomst in elk geval per 4 december 2014 rechtsgeldig is beëindigd.
[A] heeft erkend dat de desbetreffende brief door hem is ontvangen maar heeft voorts betoogd dat deze geen gevolg kan hebben omdat [A] niet in verzuim verkeerde nu hij geen ingebrekestelling heeft ontvangen.
Vooropgesteld wordt dat de overeenkomst van opdracht deel uitmaakt van een groter geheel en dat de hoogte van de vergoeding tezamen met de verkoopprijs bij het aangaan van de overeenkomst onderdeel van het debat tussen partijen is geweest. Uit de concepten van de koopovereenkomst blijkt dat de verkoopprijs in het definitieve concept is verlaagd van € 300.000,00 naar € 200.000,00 en dat de maandelijkse vergoeding is verhoogd van € 1.500,00 naar € 2.100,00. Hoewel uit de tekst van de overeenkomst kan worden afgeleid dat [A] twee dagen in de week werkzaamheden zou verrichten voor UCO Kampen is gesteld noch gebleken dat de maandelijkse vergoeding van € 2.100,00 pas verschuldigd is indien [A] 16 uren per week kan verantwoorden. Deze voorwaarde volgt niet uit de overeenkomst tussen partijen en is ook anderszins niet gesteld of gebleken. Dit neemt echter niet weg dat [A] op grond van artikel 7:403 lid 1 als opdrachtnemer de plicht rustte om UCO Kampen op de hoogte te houden van zijn werkzaamheden. Uit de correspondentie tussen partijen blijkt genoegzaam dat [A] pogingen heeft gedaan om UCO Kampen van zijn activiteiten op de hoogte te houden. UCO Kampen heeft [A] weliswaar meerdere malen verzocht om een overzicht van werkzaamheden - ook bij wege van verweer als zij werd aangesproken tot betaling - maar heeft [A] nimmer in gebreke gesteld door een schriftelijke aanmaning waarbij hem een termijn voor nakoming is gegeven. Het voorgaande leidt ertoe dat de buitengerechtelijke ontbinding vanwege het ontbreken van verzuim geen rechtsgevolg heeft gehad.
4.5.
De vraag of en tot welk bedrag [A] schade heeft geleden door de onregelmatige opzegging moet naar het oordeel van de rechtbank in samenhang worden bezien met het tussen partijen geldende concurrentiebeding, welk beding een looptijd heeft van zeven jaar. [A] heeft gevorderd dit beding te vernietigen dan wel te matigen. Hij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat UCO Kampen geen belang meer heeft bij handhaving van dit beding en daarnaast misbruik maakt van haar positie door enerzijds de samenwerking te beëindigen en anderzijds [A] te houden aan het concurrentiebeding. UCO Kampen heeft verweer gevoerd.
4.5.1.
Met [A] is de rechtbank van oordeel dat het concurrentiebeding dient te worden gematigd. Wat er ook zij van de vraag of UCO Kampen zich nog steeds op de markt van de vetinzameling begeeft, nu de samenwerking tussen partijen is geëindigd is het onredelijk [A] nog langer aan dit beding te houden. Dit geldt te meer nu de duur van het concurrentiebeding aanzienlijk langer is dan in het algemeen gebruikelijk is en de context van de samenwerking door de opzegging is vervallen. De rechtbank zal het concurrentiebeding beperken tot 3,5 jaar zodat dit beding is afgelopen op 30 november 2015. In samenhang bezien met het voorgaande acht de rechtbank het redelijk de schadevergoeding met betrekking tot de opzegging vast te stellen op een bedrag dat is afgeleid van de maandelijkse vergoedingen berekend van 1 september 2014 tot 30 november 2015. Dit leidt tot een bedrag aan schadevergoeding van € 31.500,00.
4.6.
[A] heeft voorts gevorderd UCO Kampen te veroordelen tot betaling van het bedrag van € 50.000,00, welk bedrag [A] zou hebben verrekend met een openstaande vordering op UCO Kampen, onder de voorwaarde dat de samenwerking nog jarenlang zou worden voortgezet. Ter zitting heeft [A] verklaard dat UCO Kampen teleurgesteld was over [A] bedrijf en dat hij daarom heeft gezegd dat UCO Kampen een streep door het nog openstaande bedrag van € 50.000,00 kon zetten. Er stonden nog facturen open die hij met dit bedrag heeft verrekend.
Nu gelet op deze verklaring kennelijk geen sprake is geweest van een verrekening onder voorwaarden, zal de vordering worden afgewezen.
4.7.
De post “kosten van de werknemers” ten bedrage van € 12.609,00 tenslotte is door [A] onvoldoende onderbouwd. Zo heeft [A] niet inzichtelijk gemaakt waaruit deze kosten precies bestaan en heeft hij evenmin toegelicht op grond waarvan hij - en niet de werknemers - gerechtigd is tot vergoeding van deze kosten. De stelling dat UCO Kampen gehouden is tot betaling van “het salaris van personeelsleden die vanwege de overgang van onderneming van rechtswege in dienst zijn getreden van UCO Kampen, alsook door [A] gemaakte/voorgeschoten huisvestingskosten” is daartoe onvoldoende. De vordering zal worden afgewezen.
4.8.
De vordering van [A] tot het verstrekken door UCO Kampen van een correcte opgave en afrekening van door derden ingezameld vet en olie, alsmede [A] in staat te stellen deze gegevens te controleren kan als nader te bepalen worden toegewezen. De koopovereenkomst bevat immers een bepaling met betrekking tot voormelde afrekening, welke afspraak een looptijd heeft van zeven jaar. De rechtbank acht een jaarlijkse opgave en bezoek aan UCO Kampen van een door [A] aan te wijzen adviseur, waarbij inzage zal worden gegeven in de administratie en boekhouding van UCO Kampen, voldoende om [A] in staat te stellen de opgave van UCO Kampen te controleren. De kosten van deze adviseur zullen normaliter voor rekening dienen te komen van [A] . Verder is voorstelbaar dat de adviseur een geheimhoudingsverklaring zal ondertekenen. UCO Kampen is gehouden aan het vorenstaande haar medewerking te verlenen.
De bepaling van een dwangsom zal worden afgewezen, nu de rechtbank ervan uitgaat dat partijen in onderling overleg vóór 31 januari 2016 een datum zullen afspreken waarop de controle over de periode 31 mei 2012 tot 31 december 2015 zal plaatsvinden. In de daaropvolgende jaren geldt 31 december als peildatum om te bepalen of UCO Kampen haar verplichting om mee te werken aan het verlenen van inzage is nagekomen.
4.9.
De beslissingen zullen zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Voor afwijzing daarvan, zoals door UCO Kampen is bepleit, bestaat onvoldoende aanleiding.
4.10.
Tegen de gevorderde wettelijke rente is geen inhoudelijk verweer gevoerd, zodat deze vanaf 17 september 2014 zal worden toegewezen. De buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen nu [A] deze vordering op geen enkele wijze heeft onderbouwd dan wel toegelicht.
4.11.
UCO Kampen zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [A] op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 82,63
- griffierecht 1.533,00
- salaris advocaat
1.130,00(2,5 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 2.745,63
in reconventie
4.12.
UCO Kampen heeft gevorderd [A] te veroordelen tot terugbetaling van de aan [A] tot 11 september 2014 betaalde bedragen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat deze bedragen onverschuldigd zijn betaald, aangezien [A] geen werkzaamheden voor UCO Kampen heeft verricht. Subsidiair heeft UCO Kampen gesteld dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. [A] heeft verweer gevoerd.
4.13.
Door de rechtbank wordt vooropgesteld dat het enkele feit dat een contractspartij wanprestatie pleegt - wat daar ook van zij gelet op hetgeen in rechtsoverweging 4.4.2. is overwogen - de wederpartij niet ontslaat van haar betalingsverplichting. Zolang de overeenkomst van kracht is, bestaat derhalve ook de betalingsverplichting van UCO Kampen. Dit betekent dat zonder nadere toelichting, welke ontbreekt, niet kan worden gevolgd dat sprake is van onverschuldigde betaling. Dit leidt voorts tot de conclusie dat van een situatie waarin [A] ongerechtvaardigd is verrijkt, evenmin sprake is.
De vorderingen zullen worden afgewezen.
4.14.
UCO Kampen zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] worden begroot op:
- salaris advocaat
452,00(2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 452,00)
Totaal € 452,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt UCO Kampen om aan [A] te betalen een bedrag van € 31.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over het toegewezen bedrag vanaf 17 september 2014 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt UCO Kampen tot het maandelijks verstrekken van een correcte opgave afrekening aan [A] van de door tussenkomst van derden (inzamelaars) geleverde kilogrammen geleverde tonnen vet/olie en [A] jaarlijks - de eerste keer vóór 31 januari 2016 en vervolgens vóór 31 december 2016, 31 december 2017, 31 december 2018 en 31 december 2019 - in staat te stellen deze gegevens onbelemmerd in de boekhouding en administratie van gedaagde te laten controleren,
5.3.
veroordeelt UCO Kampen in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 2.745,63,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
wijst de vorderingen af,
5.7.
veroordeelt UCO Kampen in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 452,00,
5.8.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2016.