ECLI:NL:RBOVE:2016:4868

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 oktober 2016
Publicatiedatum
8 december 2016
Zaaknummer
C/08/191852 / FA RK 16-2359
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning vaderschap en vaststelling biologisch vaderschap in belang van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 24 oktober 2016 een beschikking gegeven waarin de erkenning van het vaderschap door de partner van de vrouw op 22 december 2015 wordt vernietigd en het vaderschap van de man over de minderjarige wordt vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van het kind is om zijn biologische vader te leren kennen, gezien zijn jonge leeftijd. De man, die de biologische vader is, had eerder de intentie om het kind te erkennen, maar de erkenning door de partner van de vrouw heeft dit bemoeilijkt. De rechtbank stelt vast dat de man de biologische vader is en dat de erkenning door de partner van de vrouw niet rechtsgeldig kan blijven, omdat deze niet de biologische vader is. De rechtbank benadrukt dat de juridische situatie in overeenstemming moet worden gebracht met de feitelijke werkelijkheid, en dat de positie van de partner van de vrouw niet in gevaar komt door de vernietiging van de erkenning. De rechtbank wijst het verzoek van de bijzondere curator tot vaststelling van een omgangsregeling af, maar moedigt de ouders aan om zelf afspraken te maken over de omgang tussen de man en het kind, met begeleiding van het Centrum Jeugd en Gezin. De beschikking is openbaar uitgesproken en ondertekend door de kinderrechters.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/191852 / FA RK 16-2359
datum beschikking: 24 oktober 2016
Beschikking van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
Mr. M.A. Knobben,
verder ook de bijzondere curator te noemen,
verzoeker namens de hierna te noemen minderjarige.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

1.[belanghebbende 1] ,

verder ook de man te noemen,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. S. Bonsen,

2.[belanghebbende 2] ,

verder ook de vrouw te noemen,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. T.L.V. de Jong,

3.[belanghebbende 3] ,

verder ook de partner van de vrouw te noemen,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. L.J. Krijgsman.

1.Het procesverloop

1.1.
Op 14 april 2016 heeft de man een verzoekschrift ter griffie van de rechtbank ingediend, strekkende tot benoeming van een bijzondere curator over de na te melden minderjarige (zaaknummer C/08/185269 / FA RK 16-915).
1.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 20 april 2016 (zaaknummer C/08/185269 / FA RK 16-915) is mr. Knobben benoemd tot bijzondere curator.
1.3.
Op 3 juni 2016 is ter griffie ingekomen het verzoekschrift van de bijzondere curator.
1.4.
Op 12 september 2016 is er een verweerschrift van de partner van de vrouw ter griffie van deze rechtbank ingekomen.
1.5.
Op 13 september 2016 is er een verweerschrift van de vrouw ter griffie van deze rechtbank ingekomen.
1.6.
De zaak is door de meervoudige kamer behandeld ter zitting op 16 september 2016. Ter zitting zijn verschenen:
- de bijzondere curator;
- de man, bijgestaan door mr. Bonsen;
- de vrouw, bijgestaan door mr. De Jong;
- de partner van de vrouw, bijgestaan door mr. Krijgsman;
- mevrouw M. Jongman, namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

2.De vaststaande feiten

2.1.
De man en de vrouw hebben een relatie gehad.
Uit de vrouw is geboren:
[minderjarige], geboren op
[geboortedatum] te [geboorteplaats] .
De vrouw oefent van rechtswege het gezag uit over [minderjarige] .
[minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw
De partner van de vrouw heeft [minderjarige] op 22 december 2015 erkend. Ter gelegenheid van de erkenning is niet gekozen om [minderjarige] de geslachtsnaam van de partner van de vrouw te geven.
2.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de man de biologische vader van [minderjarige] is.

3.De standpunten van partijen

3.1.
De bijzondere curator verzoekt namens [minderjarige] om bij beschikking, voor zover
mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. de erkenning gedaan door de partner van de vrouw op 22 december 2015 te vernietigen;
b. het vaderschap van de man ten aanzien van [minderjarige] vast te stellen;
c. te bepalen dat een zorgregeling wordt vastgesteld zoals omschreven in het verzoekschrift.
Ter onderbouwing van zijn verzoek verwijst de bijzondere curator naar zijn verzoekschrift.
3.2.
De man acht het in het belang van [minderjarige] dat hij als biologische vader wordt erkend en daarmee de juridische vader van [minderjarige] wordt. [minderjarige] weet dat de man zijn biologische vader is. De man wil graag een rol spelen in het leven van [minderjarige] en een band met hem opbouwen. De man voelt zich op een zijspoor gezet, nu de partner van de vrouw [minderjarige] heeft erkend, kort nadat de man zijn wens om [minderjarige] te erkennen aan de vrouw kenbaar had gemaakt. De man stemt in met het verzoek tot vernietiging van de erkenning door de partner van de vrouw, alsmede tot vervangende toestemming om [minderjarige] zelf te mogen erkennen.
3.3.
De vrouw is van mening dat de man zijn recht om [minderjarige] te mogen erkennen heeft verwerkt nu hij zijn verzoek te laat heeft ingediend. Het verzoek tot vernietiging van de erkenning dient dan ook te worden afgewezen. Het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap kan ook niet worden toegewezen, omdat [minderjarige] al een juridische vader heeft, te weten haar partner. Ten slotte is zij van mening dat het verzoek van de bijzondere curator tot vaststelling van een omgangsregeling dient te worden afgewezen. Inmiddels hebben de vrouw en de man zich gewend tot het Centrum voor Jeugd en Gezin te [plaats] , waar zij begeleid worden om de onderlinge communicatie te verbeteren. Er zal eerst wederzijds begrip, respect en vertrouwen moeten worden gecreëerd, voordat er sprake kan zijn van omgang tussen [minderjarige] en de man.
3.4.
De partner van de vrouw voert verweer tegen de verzochte vernietiging van de erkenning. Hij heeft sinds 27 april 2012 een vaste relatie met de vrouw. De partner van de vrouw is voor [minderjarige] als een eigen vader en [minderjarige] is voor hem als een eigen zoon. De erkenning door de partner van de vrouw is derhalve in het belang van [minderjarige] . Niet alleen de vrouw en hij, maar ook [minderjarige] heeft belang bij een ongestoorde verhouding tussen [minderjarige] en hem.

4.De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing

4.1.
Het verzoek van de bijzondere curator namens de minderjarige is gebaseerd op artikel 1:205 lid 1 sub a van het burgerlijk Wetboek (BW) waarin is bepaald dat het kind een verzoek tot vernietiging van de erkenning kan indienen op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is. Een dergelijk verzoek moet op grond van het vierde lid van deze bepaling worden ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is. Indien het kind evenwel gedurende zijn minderjarigheid bekend is geworden met dit feit kan het verzoek tot uiterlijk drie jaren nadat het kind meerderjarig is geworden worden ingediend.
4.2.
De rechtbank dient allereerst te beoordelen of de bijzondere curator ontvankelijk is in zijn verzoek namens [minderjarige] tot vernietiging van de erkenning. Daarbij moet worden meegewogen of het belang van [minderjarige] vergt dat met de vernietiging van de erkenning moet worden gewacht totdat hij zich daarover zelf een weloverwogen oordeel kan vormen. Het belang van [minderjarige] dient in dat kader centraal te staan, zoals blijkt uit bestaande jurisprudentie (Hoge Raad 31 oktober 2003, NJ 2004/315 en rechtbank Den Haag 7 september 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:10788). De bijzondere curator heeft het standpunt ingenomen dat het belang van [minderjarige] ermee gediend is om reeds nu duidelijkheid over zijn afstamming te verkrijgen en hiermee niet te wachten. Op grond hiervan oordeelt de rechtbank dat de bijzondere curator in zijn verzoek kan worden ontvangen.
Vernietiging van de erkenning
4.3.
De rechtbank overweegt dat voor alle betrokken partijen vast staat dat de partner van de vrouw niet de biologische vader is van [minderjarige] . De relatie tussen de partner van de vrouw en de vrouw is eerst ontstaan nadat [minderjarige] was geboren. Ook de bijzondere curator heeft geen aanleiding te twijfelen aan hetgeen hieromtrent door alle betrokkenen is gesteld. De rechtbank overweegt dat, hoewel vaststelling van het biologisch vaderschap geen feit is dat ter vrije beoordeling van partijen staat en de rechter, ondanks de eensluidende standpunten van betrokkenen, bewijs hiervan kan verlangen, in casu geen twijfel bestaat aan het biologisch vaderschap, zodat van de juistheid van deze stellingen kan worden uitgegaan.
4.4.
In de processtukken, alsmede ter gelegenheid van de mondelinge behandeling, is door betrokken partijen uitvoerig stilgestaan bij de feitelijke gang van zaken rondom de relatie van de man en de vrouw, de zwangerschap en de contacten tussen de man en de vrouw na het verbreken van de relatie en de geboorte van [minderjarige] . Vanuit de positie van [minderjarige] merkt de rechtbank hierover op dat het te betreuren valt dat deze periode onder andere vanwege misverstanden en ongelukkige communicatie voorbij gegaan is, zonder dat er door partijen op constructieve wijze gezorgd is voor duidelijkheid omtrent ieders positie in het leven van [minderjarige] en wederzijds respect voor ieders rol.
4.5.
Evenals de bijzondere curator acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige] - juist gezien zijn jonge leeftijd - dat hij zijn biologische vader kan leren kennen en dat de positie van de biologische vader duidelijk wordt. [minderjarige] is ervan op de hoogte dat hij naast de partner van de vrouw nog een biologische vader heeft. De man was van plan om [minderjarige] te erkennen, zodra dit mogelijk was, hetgeen nu er een verzoek is gedaan tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, mogelijk niet meer hoeft. [minderjarige] zal derhalve door de vernietiging van de erkenning geen juridisch ouder verliezen. Wat de rechtbank betreft hoeft er in de band die de partner van de vrouw en [minderjarige] hebben niets te veranderen, wanneer de erkenning wordt vernietigd. De partner van de vrouw kan dezelfde grote rol in het leven van [minderjarige] houden.
4.6.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het passend om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke werkelijkheid en acht zij het in het belang van [minderjarige] dat de door de partner van de vrouw gedane erkenning wordt vernietigd.
Gerechtelijke vaststelling vaderschap
4.7.
Gelet op het eerste lid van artikel 1:207 BW kan de bijzondere curator namens de minderjarige worden ontvangen in zijn verzoek tot vaststelling van het vaderschap. Van omstandigheden zoals genoemd in het tweede lid van het bovengenoemde artikel is niet gebleken.
4.8.
Niet in geschil is dat de man de biologische vader van [minderjarige] is. De rechtbank heeft de overtuiging gekregen dat de man de verwekker is van [minderjarige] en acht een DNA-onderzoek dan ook niet nodig. Gezien hetgeen hiervoor reeds is overwogen acht de rechtbank het in het belang van [minderjarige] dat het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap wordt toegewezen.
Zorg- en contactregeling
4.9.
Zoals hiervoor reeds overwogen acht de rechtbank het van belang dat [minderjarige] zijn biologische vader kan leren kennen. Gelet op de juridische positie van de man, heeft hij ook recht op omgang met [minderjarige] .
4.10.
Op dit moment is er geen omgang tussen [minderjarige] en de man. Dat is deels aan de man te wijten die geen actie heeft ondernomen vanaf de derde verjaardag van [minderjarige] . Anderzijds zijn eerdere pogingen van de man om met de vrouw in contact te komen ook vruchteloos gebleken.
4.10.
De vrouw en de man zijn thans in gesprek bij het Centrum Jeugd en Gezin in [plaats] . Ter zitting hebben zij uitgesproken dat de gesprekken daar goed verlopen en dat zij er vertrouwen in hebben dat afspraken kunnen worden gemaakt over de omgang tussen de man en [minderjarige] . De vrouw en de man zijn het erover eens dat de omgang zorgvuldig zal moeten worden opgebouwd.
4.11.
De rechtbank acht het in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de ouders om, al dan niet met begeleiding van het Centrum Jeugd en Gezin, afspraken te maken over een omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] die in het belang van [minderjarige] is, waarbij met enige voortvarendheid zal moeten worden gewerkt aan contactopbouw. Nu door de beslissingen omtrent de afstamming duidelijkheid bestaat over de positie van de betrokken partijen in het leven van [minderjarige] , vertrouwt de rechtbank erop dat partijen hiertoe ook in staat zullen blijken te zijn. Gelet hierop zal de rechtbank het verzoek van de bijzondere curator afwijzen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
Vernietigt de op 22 december 2015 door [belanghebbende 3] gedane erkenning van het vaderschap over [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedatum] ;
5.2.
Stelt vast het vaderschap van de man over [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ;
5.3.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.H. van der Lecq (voorzitter), mr. H.J.H. van Meegen en mr. H.W.H. Oude Aarninkhof, allen kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. A.M. Witkop als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2016.