ECLI:NL:RBOVE:2016:490

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 februari 2016
Publicatiedatum
16 februari 2016
Zaaknummer
08/760173-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en bedreiging met de dood in een woning te Enschede

Op 16 februari 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling en bedreiging met de dood. De zaak vond plaats in Enschede op 13 augustus 2015, waar de verdachte het slachtoffer in diens woning aanviel met een schroevendraaier. Tijdens een ruzie heeft de verdachte het slachtoffer in het gezicht gestoken, wat resulteerde in twee steekwonden. De rechtbank oordeelde dat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd, waardoor de verdachte werd vrijgesproken van zware mishandeling, maar wel werd veroordeeld voor poging tot zware mishandeling. Daarnaast heeft de verdachte het slachtoffer bedreigd met de dood door te zeggen: 'ik ga je dood maken'. De rechtbank achtte deze bedreiging wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 83 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en een meldplicht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder met justitie in aanraking was gekomen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/760173-15
Datum vonnis: 16 februari 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1987 in [geboorteplaats] (Somalië),
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in huis van bewaring Grave (Unit A+B) in Grave.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 november 2015 en 2 februari 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. Lübbers en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. I.E. Leenhouwers, advocaat te Alkmaar, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
een persoon genaamd [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld door met een schroevendraaier in het gezicht van die [slachtoffer] te steken, dan wel heeft geprobeerd die [slachtoffer] zwaar te mishandelen dan wel die [slachtoffer] heeft mishandeld;
feit 2:
een persoon genaamd [slachtoffer] heeft bedreigd met de dood.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 13 augustus 2015 te Enschede
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer litteken(s) (in het gezicht)
en/of één of meer (diepe) snij/- en/of steekwond(en) (in het gezicht), heeft
toegebracht door meermalen, althans eenmaal met een schroevendraaier, althans
een scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht te steken;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 augustus 2015 te Enschede
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
meermalen, althans eenmaal met een schroevendraaier, althans een scherp en/of
puntig voorwerp in het gezicht heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 augustus 2015 te Enschede
[slachtoffer] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal met een
schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht te
steken;
2.
hij op of omstreeks 13 augustus 2015 te Enschede
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de
woorden toegevoegd :"ik ga je dood maken", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1 primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken. Ter zake het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, met daaraan gekoppeld een meldplicht en een reclasseringstoezicht.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde niet kan worden bewezen, maar dat verdachte, nu hij met een schroevendraaier in het gezicht van [slachtoffer] heeft gestoken, welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij zwaar lichamelijk letsel zou veroorzaken en dat aldus het onder 1 subsidiair tenlastegelegde wel kan worden bewezen.
De officier van justitie heeft voorts gesteld dat op basis van de aangifte, de verklaring van [getuige 1] en de verklaring van [getuige 2] bij de rechter-commissaris het onder 2 tenlastegelegde feit kan worden bewezen.
De raadsvrouw heeft namens verdachte betoogd dat verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken wegens ontbreken van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer].
Voor het onder 1 subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw eveneens vrijspraak bepleit. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat verdachte niet opzettelijk [slachtoffer] in het gezicht heeft gestoken. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat er sprake is geweest van een noodweersituatie.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, nu verdachte de bedreiging ontkent en de enige getuigenverklaring die de aangifte ondersteunt, te weten de verklaring van [getuige 1], de zus van [slachtoffer], niet kon worden getoetst en wegens mogelijke beïnvloeding door [slachtoffer], te risicovol is om als steunbewijs te dienen.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
5.2.1.
feit 1
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, in het bijzonder ook verdachtes eigen verklaring, stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 13 augustus 2015 heeft er in Enschede in de woning van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) een schermutseling plaatsgevonden tussen [slachtoffer] en verdachte. Bij het gebeuren was ook getuige [getuige 2] aanwezig. Verdachte heeft, terwijl hij een schroevendraaier in zijn rechterhand vastgeklemd had, met zijn rechterarm richting het gezicht van [slachtoffer] heen en weer gezwaaid, waarbij de punt van de schroevendraaier [slachtoffer] twee maal in het gezicht heeft geraakt. [slachtoffer] heeft ten gevolge van de handelingen van verdachte letsel opgelopen aan zijn gezicht, te weten twee steekwonden, één boven en één onder het linkeroog. Deze wonden zijn verzorgd met hechtpleisters en de wonden zijn snel hersteld. Nadien zijn twee kleine littekens zichtbaar gebleven. Voorts overweegt de rechtbank het volgende.
5.2.1.1. feit 1 primair zware mishandeling
Voor bewezenverklaring van een zware mishandeling ingevolge artikel 302 Sr moet sprake zijn van het opzettelijk aan een ander toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en het opzet (al dan niet in voorwaardelijke zin) moet ook op dit gevolg zijn gericht. Onder zwaar lichamelijk letsel ingevolge artikel 82 Sr wordt begrepen; ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden en afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw, alsook storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Daarnaast is sprake van zwaar lichamelijk letsel als het letsel voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Hierbij komt betekenis toe aan de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Niet is vereist dat het letsel blijvend is.
Het letsel dat [slachtoffer] heeft opgelopen betreft een tweetal steekwonden in het gezicht, te weten boven en onder het linkeroog. Deze wonden zijn verzorgd met hechtpleisters en de wonden zijn snel hersteld. Ingevolge de verklaring van [slachtoffer] zijn twee kleine littekens zichtbaar. Er is bij [slachtoffer] geen ander letsel geconstateerd.
Evenals de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat onderhavig letsel bij [slachtoffer] niet van zodanige aard is dat kan worden gesproken van zwaar lichamelijk letsel en kan niet worden bewezen dat aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. De rechtbank zal verdachte derhalve van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijspreken.
5.2.1.2 feit 1 subsidiair poging tot zware mishandeling
Voor bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling is opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel vereist, als ook dat dit opzet zich heeft geopenbaard in een begin van uitvoering van een handeling die indien voltooid, zwaar lichamelijk letsel zou hebben toegebracht.
Zoals hiervoor reeds uiteengezet staat vast dat verdachte, terwijl hij een schroevendraaier in zijn rechterhand vastgeklemd houdt, met de rechterarm in de richting van het gezicht van [slachtoffer] heen en weer zwaait, waarbij verdachte met de punt van de schroevendraaier [slachtoffer] tot twee maal toe in het gezicht raakt.
Op basis van de verklaring van [slachtoffer], die zegt dat hij door verdachte tegen de vensterbank is geduwd en met de schroevendraaier bij het oog is gestoken, de verklaring van getuige [getuige 2], die spreekt over het door verdachte slaan met de vuist waarin verdachte het rode voorwerp heeft, als ook de geneeskundige verklaring waarin wordt gesproken over ‘steekwonden’, stelt de rechtbank vast dat verdachte niet alleen met zijn rechterarm in de richting van [slachtoffer] heen en weer heeft gezwaaid, maar dat verdachte tevens met de in zijn vuist geklemde schroevendraaier in het gezicht van [slachtoffer] heeft gestoken.
De rechtbank overweegt dat wanneer met een tot vuist gebalde hand met daarin een schroevendraaier, tegen een hoofd ter hoogte van de ogen en de slaap wordt gestoken, de aanmerkelijke kans bestaat dat deze steken de ogen of de slaap raken en zwaar lichamelijk letsel veroorzaken. Door tijdens een ruzie ongecontroleerd met een schroevendraaier in het gezicht van [slachtoffer] te steken, heeft verdachte de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] op een dusdanige plek en wijze geraakt zou worden dat hij daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, ook bewust aanvaard. Aldus is de rechtbank van oordeel dat bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet om [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank verwerpt aldus het verweer van de verdediging hieromtrent. Het delict is niet voltooid, zodat de rechtbank de poging tot zware mishandeling, zoals onder 1 subsidiair is tenlastegelegd, wettig en overtuigend bewezen acht.
5.2.2.
feit 2
Voor bewezenverklaring van een bedreiging in de zin van artikel 285 Sr moet in ieder geval sprake zijn van een bedreiging die van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd.
[slachtoffer] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij tijdens het gebeuren in zijn woning in Enschede op 13 augustus 2015 verdachte tegen hem hoorde zeggen dat verdachte [slachtoffer] dood zou maken. De zus van verdachte, [getuige 1], die ook in de woning aanwezig was, heeft gehoord dat verdachte de woorden “Ik ga je dood maken” heeft gezegd. Getuige [getuige 2] heeft de woorden “ik maak je dood” gehoord, maar kon niet met zekerheid zeggen wie deze woorden heeft geuit.
Ten aanzien van het verweer van de verdediging overweegt de rechtbank als volgt.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [getuige 1], als betrouwbaar kan worden aangemerkt. De rechtbank overweegt daartoe dat [getuige 1] kort na het gebeuren is gehoord en consistent en eenduidig heeft verklaard over wat zij wel en niet heeft gezien en gehoord. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [getuige 1], als ook de verklaring van getuige [getuige 2], op relevante punten de verklaring van aangever [slachtoffer] ondersteunen. [getuige 1] heeft verdachte de woorden “ik ga je dood maken” horen zeggen. Ook getuige [getuige 2] spreekt over dergelijke woorden. Op basis van de aangifte en voornoemde verklaringen stelt de rechtbank vast dat verdachte de woorden “ik ga je dood maken” richting [slachtoffer] heeft geuit en dat [slachtoffer] deze woorden ook heeft gehoord.
Zoals hiervoor reeds uiteengezet zijn de woorden “ik ga je dood maken” geuit tijdens een schermutseling tussen verdachte en [slachtoffer], waarbij verdachte met een schroevendraaier in het gezicht van [slachtoffer] stak. De aard van de bewoordingen, geuit onder voormelde omstandigheden, zijn als dermate bedreigend aan te merken, dat bij [slachtoffer] redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook daadwerkelijk zou worden gepleegd.
Al het vorenstaande in aanmerking nemend, acht de rechtbank het onder 2 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
5.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair.
hij op 13 augustus 2015 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen met een schroevendraaier in het gezicht heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 13 augustus 2015 te Enschede [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd :"ik ga je dood maken".
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
6. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
6.1
Noodweer
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte zich op proportionele wijze gerechtvaardigd heeft verdedigd vanwege een noodweersituatie, nu verdachte de doorgang werd versperd, verdachte door [slachtoffer] tegen een muur werd geduwd en in het gezicht werd geslagen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, dat geen sprake is van een noodweersituatie dan wel een noodzakelijke verdediging. Volgens de officier van justitie heeft [slachtoffer] meermalen tegen verdachte gezegd dat verdachte de woning moest verlaten, doch verdachte ging niet weg. Dat vervolgens duw- en trekwerk ontstond ziet de officier van justitie niet als een noodweersituatie voor verdachte.
De overwegingen van de rechtbank
Voor een geslaagd beroep op noodweer als bedoeld in artikel 41 Sr moet aannemelijk zijn dat het begane feit geboden was door de noodzakelijke verdediging van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding dan wel een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
De rechtbank overweegt dat de lezing van verdachte dat hem de doorgang werd versperd en hij zich wel moest verdedigen, geen steun vindt in het dossier. De verklaringen van de zus van [slachtoffer] en getuige [getuige 2], waaruit volgt dat verdachte reeds meermalen door [slachtoffer] was gevraagd om de woning te verlaten, ondersteunen de lezing van [slachtoffer] op dat punt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet aannemelijk is dat verdachte zich tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding heeft moeten verdedigen. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
6.2
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 285 en 302 juncto 45 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiairhet misdrijf: poging tot zware mishandeling;
feit 2het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Hij heeft het slachtoffer, [slachtoffer], in diens eigen woning aangevallen en deze [slachtoffer] met een schroevendraaier in het gezicht gestoken. Verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] en [slachtoffer] angst aangejaagd. Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer] bedreigd met de dood. Dit soort geweld en bedreiging heeft voor de slachtoffers hiervan veelal ingrijpende psychische gevolgen. Het feit dat verdachte een vriend en huisgenoot van [slachtoffer] is en desondanks tot dergelijk gewelddadig gedrag overgaat in het bijzijn van de gehandicapte zus van [slachtoffer], rekent de rechtbank verdachte extra aan.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de ernst van de bewezenverklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In dit verband heeft de rechtbank bij haar overwegingen ook de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) betrokken, voor zover deze voor de onderhavige feiten zijn vastgesteld. Deze geven als uitgangspunt voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen aan, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden. Bij de in deze zaak bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling is, anders dan het in oriëntatiepunt, geen sprake van een voltooid delict.
Als uitgangspunt voor een bedreiging geven de oriëntatiepunten een geldboete. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de in onderhavige zaak gebruikte bewoordingen onder dermate heftige omstandigheden geuit dat een geldboete geen recht doet aan de ernst van dit feit.
De rechtbank houdt ten nadele van verdachte voorts rekening met het feit dat verdachte blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte eerder wegens soortgelijke geweldsfeiten met justitie in aanraking is geweest. Daarentegen heeft verdachte met zijn houding ter terechtzitting er blijk van gegeven inzicht te hebben in de strafbaarheid van zijn handelen. Dit zal de rechtbank in het voordeel van verdachte laten meewegen.
Over verdachte is door het Leger des Heils, afdeling Jeugdbescherming en Reclassering een rapport opgemaakt. Uit dit rapport volgt onder meer dat verdachte eerder is gediagnosticeerd met een persoonlijkheid gekenmerkt door antisociale en narcistische trekken. Verder is er sprake van een disharmonisch intelligentieprofiel en wordt verdachte beschreven als moeilijk lerend. De reclassering stelt vast dat verdachte wanneer hij alcohol drinkt, impulsief kan handelen. Zij uit haar zorgen over de inzet van geweld door verdachte. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. Anderzijds heeft de reclassering geconcludeerd dat wanneer verdachte structuur heeft hij zich lijkt te kunnen conformeren aan de regels. Een eerder reclasseringstoezicht heeft verdachte positief afgesloten.
Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 270 dagen passend en geboden. Rekening houdend met het vorenstaande, als ook om verdachte er van te weerhouden in de toekomst nogmaals strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van de straf, te weten 83 dagen, voorwaardelijk opleggen. Op grond van hetgeen in het hierboven genoemde rapport over verdachte naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de nodige hulp en steun kan gebruiken om zijn leven zonder justitiecontacten verder vorm te geven. Derhalve zal de rechtbank aan het voorwaardelijk deel van de vrijheidsbenemende straf de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht met een meldplicht koppelen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

opheffing bevel voorlopige hechtenis

- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van 17 februari 2016.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Koppes, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. L.T. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2016.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2015396260. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 2 februari 2016, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik was op 13 augustus 2015 in de woning van [slachtoffer] in Enschede. Ik was daar met [slachtoffer] en de zus van [slachtoffer] en [getuige 2]. Je mag [slachtoffer] een vriend van mij noemen. Ze noemen mij ook wel [bijnaam verdachte].
[naam] was er eerst ook nog bij en die is later weggegaan. [naam] was voordat alles was gebeurd al vertrokken.
Ik wilde op een gegeven moment een aansteker. [slachtoffer] deed geïrriteerd. Ik heb gevraagd om een aansteker en ik heb gezegd dat hij niet moeilijk moest doen over zo’n ding. [getuige 1] ging weg en [slachtoffer] kwam toen naar mij. Toen kregen we een handgemeen. Ik stond op en [slachtoffer] stond voor me. Wij stonden voor elkaar. Toen duwde [slachtoffer] mij. Dat was bij de deur om naar buiten te gaan. Toen ontstond het handgemeen. Toen trok ik hem weg. Toen trok hij mij weg. Ik kreeg een klap en ik gaf toen [slachtoffer] een klap en toen gingen we rollen. Ik wilde hem wegduwen van de deur. Ik gaf [slachtoffer] een klap toen viel zijn bril richting de keukenvloer en toen ging het verder. Richting de deur van het balkon. Tijdens de schermutseling heb ik dat rode ding afgepakt en ik heb een zwaaiende beweging gemaakt met dat ding. Toen ik mijn tand zag vallen uit mijn mond werd het zwart voor mijn ogen en toen ging ik echt met [slachtoffer] vechten. Ik kan mij wel herinneren dat ik op een gegeven moment een rood voorwerp heb gezien. Ik zag in mijn ooghoek wel iets dat op een schroevendraaier leek. Ik zeg het nu nogmaals, het klopt wat ik heb verteld bij politie.
Ik ging niet weg omdat [slachtoffer] voor de deur stond naar de keuken. De doorgang was daarmee belemmerd.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], van 14 augustus 2015, pagina 16, 17 en fotoblad pagina 18, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
Op donderdag 13 augustus 2015 was ik, samen met mijn zusje, in mijn woning gelegen
aan de [adres] te Enschede. Op een gegeven moment toen ik in de woning zat met mijn zusje, ging de deurbel. Er stonden toen 2 jongens voor de deur. Een van die jongens kende ik van de stichting. De jongen die ik kende heet [verdachte].
Op een gegeven moment begonnen [verdachte] en die andere jongen een beetje te ouwehoeren. Ze
deden een beetje stoer. Mijn zusje is toen naar de slaapkamer gelopen. Aldaar heeft ze mij geroepen. Ik ben naar de slaapkamer gelopen en mijn zusje vertelde mij dat ze bang was. Ze gaf aan dat ze het niet leuk vond dat die 2 jongens in de woonkamer waren. Ik heb toen direct besloten dat ze woning moesten verlaten. Ik ben vervolgens terug gelopen naar de woonkamer en ik heb de jongens netjes verzocht om mijn woning te verlaten. Daar kreeg ik een heleboel commentaar op en toen ging het ook verkeerd. We kregen een soort van discussie. [verdachte] gaf aan dat hij de woning niet uit wilde. Ik heb toen meerdere keren gezegd dat ze hun biertje op moesten drinken en weg moesten gaan. Op een gegeven moment is [verdachte] opgestaan. De andere jongen stond ook op en was al richting de voordeur gelopen. [verdachte] wilde wederom weten waarom hij de woning uit moest en gaf weer aan dat hij niet weg zou gaan. Ik heb [verdachte] wederom verzocht om rustig weg te gaan. Er ontstond een beetje duw- en trekwerk. Dit is over gegaan in vechten. Ik kreeg een klap en ik heb een klap terug gegeven. Dit ging vervolgens over een weer. We stonden op dat moment bij het grote raam in de woonkamer. Ik zag opeens dat [verdachte] een schroevendraaier in zijn hand had. Ik weet niet meer in welke hand. Ik zag dat het niet zo'n grote schroevendraaier was. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij me dood wilde maken en hij drukte mij tegen het raam aan. Vervolgens stak [verdachte] mij met de schroevendraaier in mijn gezicht. Ik zag opeens niets meer met mijn linkeroog. [verdachte] had mij geraakt met de schroevendraaier aan de linkerkant van mijn gezicht. Ik voelde dat er bloed over mijn gezicht liep. Ik weet het niet meer precies, maar op een gegeven moment stopte [verdachte].
De processen-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 13 en 15 augustus 2015, pagina 37, 40, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
Vandaag vierde ik mijn verjaardag bij mijn broer thuis in zijn woning. Mijn broer
woont sinds kort aan de [adres] te Enschede. Op een gegeven moment ging de deurbel, aan de deur stonden 2 mannen, eentje ken ik als "[bijnaam verdachte]", de andere man ken ik niet. Maar die heeft ook niets met de vechtpartij te maken. Deze "[bijnaam verdachte] "kent mijn broer via de [stichting] uit Hengelo. Mijn broer huurt zijn woning ook via [stichting]. [stichting] is een soort zorginstelling. [slachtoffer] krijgt ook begeleiding van deze instelling. Het ging allemaal zo snel, maar op een gegeven moment waren "[bijnaam verdachte] en mijn broer [slachtoffer] in de woonkamer aan het vechten. Ik liep op een gegeven moment weg naar een andere kamer, samen met de hond. Ik hoorde dat "[bijnaam verdachte]" meerdere malen schreeuwde : "Ik ga je dood maken". Dit schreeuwde hij op zeer dreigende toon. Vervolgens zag ik mijn broer en zag ik dat in zijn gezicht een paar wonden had. Ik hoorde dat hij door [bijnaam verdachte] was gestoken met een schroevendraaier in zijn gezicht. Ik heb vervolgens 112 gebeld. Ik heb niet gezien dat "[bijnaam verdachte]" mijn broer heeft gestoken. De man die door uw collega's is aangehouden, is de man die ik ken als " [bijnaam verdachte]".
[getuige 2] kwam binnen direct gevolgd door [bijnaam verdachte] en nog een andere jongen. [bijnaam verdachte] had een tas bij zich met blikjes bier. [bijnaam verdachte] begon direct weer met bier drinken. We zaten gewoon bij elkaar maar de sfeer was niet goed. Ik voelde me niet prettig en ik heb de hond meegenomen naar de slaapkamer. Toen ik daar was kwam [slachtoffer] naar mij toe. Ik zei tegen hem dat ik het niet fijn vond dat die andere jongens er waren.
[slachtoffer] is toen naar de woonkamer gegaan en ik hoorde hem zeggen dat ze weg moesten
gaan. Ik keek vanaf de gang naar de woonkamer. Ik hoorde mijn broer een paar maal zeggen dat hij geen problemen wilde hebben maar dat ze hun biertje op moesten drinken en weg gaan. Ik zag en hoorde dat [bijnaam verdachte] boos werd. Hij begon te schreeuwen dat hij niet weg ging en dat hij hier woonde. Ik ben weer naar de slaapkamer gegaan. Ik hoorde [bijnaam verdachte] weer schreeuwen tegen mijn broer. Ik heb hem een aantal keren horen roepen dat hij mijn broer dood zou maken.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 17 augustus 2015, pagina 41, 42, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Ik kan het volgende vertellen. Mijn naam is [getuige 2]. Ik ben 13 jaar oud. Het zusje van [slachtoffer] heet [getuige 1]. Zij zit in een rolstoel. Ik was er afgelopen donderdag. Ik ging naar het huis van [slachtoffer]. [slachtoffer] en [getuige 1] waren in de woning, verder niet iemand. Woensdag was ik ook in de woning aanwezig bij [slachtoffer].
Toen ik bij de woning aankwam stonden daar [bijnaam verdachte] (de rechtbank leest [bijnaam verdachte]) en nog een jongen. [bijnaam verdachte] is een jongen. Hij is van Somalische afkomst.
Ik belde aan. Hun stonden voor de deur, ik heb geen idee waarom zij nog buiten bij
de deur stonden. Ik rook bij [bijnaam verdachte] al wat bierlucht. Ze gedroegen zich normaal. Ik belde dus aan, [slachtoffer] deed open. We gingen in de woonkamer zitten. [slachtoffer] had cola voor mij gepakt. [bijnaam verdachte] en die andere jongen dronken bier. [slachtoffer] dronk cola. Ik rook niet. De andere jongens rookten wel, shag en kant en klare sigaretten. De zus van [slachtoffer] zat er ook bij.
De jongen die ik niet kende ging na een half uurtje weg. Hij zei dat hij naar huis ging.
De sfeer veranderde tussen [bijnaam verdachte] en [slachtoffer]. [bijnaam verdachte] begon [slachtoffer] uit te dagen. Hij begon dus irritant aan het doen, dit kwam denk ik door de alcohol. Ik zag dat er een aansteker op tafel lag. Het uitdagen begon daarover. [slachtoffer] had een aansteker bij zich en [bijnaam verdachte] begon tegen [slachtoffer] te zeggen dat hij de aansteker wilde die [slachtoffer] bij zich had. Het was een
beetje uitdagen. Ze gingen alleen maar door. De sfeer werd een beetje grimmig. De zus merkte dat de sfeer niet prettig werd. De zus ging naar de slaapkamer met de hond. [slachtoffer] wist dat zijn zusje zich niet prettig voelde. Toen [slachtoffer] vriendelijk vroeg "[bijnaam verdachte], kom we gaan, laten we geen problemen maken, ga gewoon" [slachtoffer] wilde dat [bijnaam verdachte] het huis uitging.
[bijnaam verdachte] zei "ik ga niet, ik ga niet weg hoor". [slachtoffer] zei tegen [bijnaam verdachte] "ga nou weg" [bijnaam verdachte] zei nee.
Het was een beetje heen en weer spelletje. Ik zat nog in de woonkamer. [slachtoffer] wilde [bijnaam verdachte] naar de deur begeleiden. Hij wilde hem vastpakken maar [bijnaam verdachte] weerde dit af. [bijnaam verdachte] duwde [slachtoffer] van zich af. [bijnaam verdachte] duwde [slachtoffer] weg. Hij zette wel kracht, ik weet niet precies hoe hij duwde. Ze stonden een beetje bij de deur naar de hal in de woonkamer. [bijnaam verdachte] duwde [slachtoffer] richting het balkon. Ze stonden tegenover elkaar. [slachtoffer] ging door de duw wel wat naar achteren. Het leek alsof [slachtoffer] viel. Dit gebeurde niet. [slachtoffer] duwde ook terug. [slachtoffer] werd tegen de vensterbank aangeduwd tegen [bijnaam verdachte]. Volgens mij duwde [bijnaam verdachte] met kracht [slachtoffer] tegen tegen de vensterbank. Hij duwde met zijn linkerhand tegen de borst
van [slachtoffer] aan. Dit was boven aan de borst, net onder de keel. Het was niet op de keel, er dus net onder. Ik zag vervolgens dat [bijnaam verdachte] zijn rechterhand strak langs zijn lichaam hield. Ik zag dat [bijnaam verdachte] iets roods vast had in deze rechterhand. Ik zag een rood stukje in de hand. Ik had dat rode ding niet eerder gezien. Hij hield dit vast in de hand. Hij hield zijn rechterhand in een vuist. Nog geen vier a vijf seconden later sloeg [bijnaam verdachte] op het achterhoofd van [slachtoffer]. Hij sloeg toen op het achterhoofd van [slachtoffer]. Hij had dat rode ding nog steeds vast. Hij gebruikte zijn lichaam om de klap kracht bij te zetten. Hij maakte zich wat groot. Ik hoorde [slachtoffer] hard schreeuwen "auww" Het kwam op mij over alsof [slachtoffer] echt veel pijn had op dat moment.
Het proces-verbaal van de rechter-commissaris in de rechtbank Overijssel van 8 oktober 2015 voor zover inhoudende de verklaring van getuige [getuige 2], zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Zoals ik eerst wist was de naam van [verdachte] [bijnaam verdachte].
Op de vraag wanneer ik [bijnaam verdachte] voor het eerst zag op de dag van de ruzie antwoord ik: bij
[slachtoffer] thuis, daar was [bijnaam verdachte] ook.
Op de vraag hoe het gegaan is antwoord ik: [bijnaam verdachte] had bier gedronken met een andere jongen,
die ik niet ken. Toen ging die andere jongen weg. Ze hadden bier gedronken bij [slachtoffer]
thuis. Toen die andere jongen weg was veranderde de sfeer een beetje, naar een negatieve houding. De sfeer was niet meer gezellig. Omdat de sfeer veranderde ging het zusje van [slachtoffer] naar de slaapkamer met de hond. Toen vroeg [slachtoffer] aan [bijnaam verdachte], dat heeft hij heel vaak gevraagd, om weg te gaan. Maar [bijnaam verdachte] ging maar niet. Toen gingen ze mekaar uitdagen. Toen was een beetje duwen, trekken met elkaar. De ruzie begon steeds meer omhoog te komen. Toen ik weer keek lag [slachtoffer] op de vensterbank en [bijnaam verdachte] er bovenop. Nou niet echt er bovenop maar [bijnaam verdachte] pakte [slachtoffer] bij de keel en drukte hem tegen de ramen. [bijnaam verdachte] had wat in zijn hand, ik weet niet meer wat. Ik kon op dat moment niet zien wat het was. [bijnaam verdachte] sloeg [slachtoffer] 1 keer onderop zijn achterhoofd en sloeg hem met zijn arm. [bijnaam verdachte]'s arm ging voor [bijnaam verdachte]'s lichaam langs. Volgens mij heeft [bijnaam verdachte] daarna nog 1 keer geslagen maar waar weet ik niet meer. Toen was ik weggegaan.
Op de vraag of ik tijdens de ruzie nog dingen heb horen roepen antwoord ik: ja, "ik maak je dood”.
Op de vraag wat ik zag toen ik zag dat [bijnaam verdachte] iets in zijn rechterhand had antwoord ik: het
enige wat ik zag was volgens mij een rood handvat. Volgens mij wel, ik weet het echt niet
meer zeker. Wat [bijnaam verdachte] vast had zag ik aan de bovenkant van zijn vuist. Het rode zag ik aan de bovenkant bij zijn duim. Aan de onderkant kon ik niks zien. Ik zag dat de onderkant van de vuist van [bijnaam verdachte] [slachtoffer] raakte onderaan de zijkant van [slachtoffer]’s achterhoofd.
Een deskundigenverslag, te weten een (aanvullende) geneeskundige verklaring over [slachtoffer], opgemaakt door prof. Dr. A.B. van Vugt, traumachirurg op 19 november 2015, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende:
GENEESKUNDIGE VERKLARING
medische informatie betreffende:
[slachtoffer]
[geboortedag] 1989
[geboorteplaats] in Nederland
Man
Omschrijving van het letsel.
A. Uitwendig waargenomen letsel:
Twee keer wond nabij L oog (steekverwonding)
Geen letsel oog
Geen botbreuken oogkas