Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 17 augustus 2015, pagina 41, 42, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende:
Ik kan het volgende vertellen. Mijn naam is [getuige 2]. Ik ben 13 jaar oud. Het zusje van [slachtoffer] heet [getuige 1]. Zij zit in een rolstoel. Ik was er afgelopen donderdag. Ik ging naar het huis van [slachtoffer]. [slachtoffer] en [getuige 1] waren in de woning, verder niet iemand. Woensdag was ik ook in de woning aanwezig bij [slachtoffer].
Toen ik bij de woning aankwam stonden daar [bijnaam verdachte] (de rechtbank leest [bijnaam verdachte]) en nog een jongen. [bijnaam verdachte] is een jongen. Hij is van Somalische afkomst.
Ik belde aan. Hun stonden voor de deur, ik heb geen idee waarom zij nog buiten bij
de deur stonden. Ik rook bij [bijnaam verdachte] al wat bierlucht. Ze gedroegen zich normaal. Ik belde dus aan, [slachtoffer] deed open. We gingen in de woonkamer zitten. [slachtoffer] had cola voor mij gepakt. [bijnaam verdachte] en die andere jongen dronken bier. [slachtoffer] dronk cola. Ik rook niet. De andere jongens rookten wel, shag en kant en klare sigaretten. De zus van [slachtoffer] zat er ook bij.
De jongen die ik niet kende ging na een half uurtje weg. Hij zei dat hij naar huis ging.
De sfeer veranderde tussen [bijnaam verdachte] en [slachtoffer]. [bijnaam verdachte] begon [slachtoffer] uit te dagen. Hij begon dus irritant aan het doen, dit kwam denk ik door de alcohol. Ik zag dat er een aansteker op tafel lag. Het uitdagen begon daarover. [slachtoffer] had een aansteker bij zich en [bijnaam verdachte] begon tegen [slachtoffer] te zeggen dat hij de aansteker wilde die [slachtoffer] bij zich had. Het was een
beetje uitdagen. Ze gingen alleen maar door. De sfeer werd een beetje grimmig. De zus merkte dat de sfeer niet prettig werd. De zus ging naar de slaapkamer met de hond. [slachtoffer] wist dat zijn zusje zich niet prettig voelde. Toen [slachtoffer] vriendelijk vroeg "[bijnaam verdachte], kom we gaan, laten we geen problemen maken, ga gewoon" [slachtoffer] wilde dat [bijnaam verdachte] het huis uitging.
[bijnaam verdachte] zei "ik ga niet, ik ga niet weg hoor". [slachtoffer] zei tegen [bijnaam verdachte] "ga nou weg" [bijnaam verdachte] zei nee.
Het was een beetje heen en weer spelletje. Ik zat nog in de woonkamer. [slachtoffer] wilde [bijnaam verdachte] naar de deur begeleiden. Hij wilde hem vastpakken maar [bijnaam verdachte] weerde dit af. [bijnaam verdachte] duwde [slachtoffer] van zich af. [bijnaam verdachte] duwde [slachtoffer] weg. Hij zette wel kracht, ik weet niet precies hoe hij duwde. Ze stonden een beetje bij de deur naar de hal in de woonkamer. [bijnaam verdachte] duwde [slachtoffer] richting het balkon. Ze stonden tegenover elkaar. [slachtoffer] ging door de duw wel wat naar achteren. Het leek alsof [slachtoffer] viel. Dit gebeurde niet. [slachtoffer] duwde ook terug. [slachtoffer] werd tegen de vensterbank aangeduwd tegen [bijnaam verdachte]. Volgens mij duwde [bijnaam verdachte] met kracht [slachtoffer] tegen tegen de vensterbank. Hij duwde met zijn linkerhand tegen de borst
van [slachtoffer] aan. Dit was boven aan de borst, net onder de keel. Het was niet op de keel, er dus net onder. Ik zag vervolgens dat [bijnaam verdachte] zijn rechterhand strak langs zijn lichaam hield. Ik zag dat [bijnaam verdachte] iets roods vast had in deze rechterhand. Ik zag een rood stukje in de hand. Ik had dat rode ding niet eerder gezien. Hij hield dit vast in de hand. Hij hield zijn rechterhand in een vuist. Nog geen vier a vijf seconden later sloeg [bijnaam verdachte] op het achterhoofd van [slachtoffer]. Hij sloeg toen op het achterhoofd van [slachtoffer]. Hij had dat rode ding nog steeds vast. Hij gebruikte zijn lichaam om de klap kracht bij te zetten. Hij maakte zich wat groot. Ik hoorde [slachtoffer] hard schreeuwen "auww" Het kwam op mij over alsof [slachtoffer] echt veel pijn had op dat moment.