ECLI:NL:RBOVE:2016:4903

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 december 2016
Publicatiedatum
13 december 2016
Zaaknummer
08/192936 / KG RJ 16-759
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van bestuursrechter wegens vermeende vooringenomenheid tijdens zitting

Op 8 december 2016 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel een beslissing genomen in een wrakingsverzoek van een verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.P.J. Franssen. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. A. Oosterveld, de bestuursrechter die belast was met de behandeling van een andere zaak van verzoekster. Het verzoek tot wraking werd ingediend na een zitting op 24 oktober 2016, waar de gemachtigde van verzoekster zich onheus bejegend voelde door mr. Oosterveld. De gemachtigde stelde dat de opmerkingen van de rechter een zekere vooringenomenheid lieten zien, wat leidde tot het verzoek tot wraking. Mr. Oosterveld heeft echter aangegeven dat zijn opmerkingen niet bedoeld waren om partijdig te zijn en dat hij enkel de procedureregels uitlegde.

De wrakingsprocedure is bedoeld om de onpartijdigheid van rechters te waarborgen. De wrakingskamer oordeelde dat de klachten van verzoekster over de bejegening door mr. Oosterveld niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van (schijn van) vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd moet zijn en dat de door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden niet leidden tot de conclusie dat er sprake was van een onbegrijpelijke bejegening. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: 08/192936 / KG RJ 16-759
Beslissing van 8 december 2016
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster tot wraking,
gemachtigde: mr. J.P.J. Franssen, JPF Juristen, gevestigd te Eindhoven.

1.De procedure

1.1.
Op de zitting van 24 oktober 2016 heeft mr. Franssen namens verzoekster mondeling het verzoek tot wraking gedaan van mr. A. Oosterveld, bestuursrechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder AWB 16/1725. Dit verzoek is op 26 oktober 2016 schriftelijk aangevuld.
1.2.
De reactie van mr. Oosterveld is op 4 november 2016 ontvangen. Daarbij heeft hij kenbaar gemaakt niet in de wraking te berusten.
1.3.
Het wrakingsverzoek is op 30 november 2016 in het openbaar behandeld.
Bij de mondelinge behandeling is verzoekster verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door [naam 1] en [naam 2]. Mr. Oosterveld heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Aan het verzoek tot wraking ligt ten grondslag de manier waarop mr. Oosterveld de gemachtigde van verzoekster ter zitting heeft bejegend. Hieruit blijkt volgens de gemachtigde een zekere vooringenomenheid. Meer in het bijzonder heeft het verzoek
– samengevat – betrekking op de volgende gebeurtenissen ter zitting:
  • toen de gemachtigde kenbaar maakte dat hij had gehoopt dat de werkgever van verzoekster hier ook aanwezig was, voegde mr. Oosterveld daaraan toe: “en dat de werkgever het werk voor u deed?”
  • nadat de gemachtigde zijn aanvullende gronden naar voren had gebracht, reageerde
mr. Oosterveld met woorden van de volgende strekking: “wat moet ik daarmee, dit had u ook in het beroepschrift kunnen vermelden; daar kan ik nu niets mee.”

3.Het standpunt van mr. Oosterveld

3.1.
Mr. Oosterveld stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat het wrakingsverzoek geen grond voor een wraking bevat, aangezien het meer gaat om zijn bejegening van de gemachtigde van verzoekster. Op geen enkel moment is er sprake geweest van (schijn van) vooringenomenheid of partijdigheid. Er is volgens mr. Oosterveld niets anders dan uitleg gegeven van de procedureregels en regels van een goede procesorde die eigenlijk bij een professionele gemachtigde bekend mogen worden verondersteld.

4.De beoordeling

4.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
4.2.
De klachten betreffen de manier waarop de gemachtigde van verzoekster door
mr. Oosterveld is bejegend. Voor dergelijke klachten is de wrakingsprocedure niet bedoeld, tenzij de bejegening dermate onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat het oordeel van de rechter alleen kan voortvloeien uit een vooringenomenheid jegens de verzoeker, althans dat de bij deze bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. De door mr. Oosterveld gekozen bewoordingen zoals die uit het proces-verbaal van de zitting naar voren komen, wat daar overigens ook van zij, geven de wrakingskamer geen aanleiding te oordelen dat in dit geval van een dergelijke onbegrijpelijke bejegening sprake is. De door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden maken dat niet anders.
4.3.
Het verzoek tot wraking zal daarom worden afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Keuzenkamp, J.A.O.M. van Aerde en
M.H.S. Lebens-de Mug, in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.D. Moeke en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2016
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.