ECLI:NL:RBOVE:2016:4963

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 december 2016
Publicatiedatum
15 december 2016
Zaaknummer
C/08/193415 / KG ZA 16-366
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.H.S. Lebens - de Mug
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot veroordeling tot staking van gebruik van knowhow en vormgereedschap in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 7 december 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een buitenlandse vennootschap, eiseres, en drie gedaagden, waaronder SCHOELLER ARCA SYSTEMS SERVICES B.V. De eiseres vorderde dat de gedaagden zouden worden veroordeeld om binnen twee dagen na betekening van het vonnis te bewerkstelligen dat de knowhow van eiseres, evenals 13 specifieke vormgereedschappen, niet meer gebruikt zouden worden. De eiseres stelde dat de gedaagden in strijd handelden met een eerder arbitrale schikking, waarin was bepaald dat de productie van sluitdoppen met behulp van de knowhow van eiseres diende te worden gestaakt. De gedaagden voerden verweer en stelden dat het voor hen onmogelijk was om aan de vordering te voldoen, omdat er geen formele invloed meer was op de productie door een derde partij, SCS.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het voor de gedaagden onmogelijk was om aan de gevorderde veroordeling te voldoen, omdat er geen juridische machtsmiddelen waren om de productie door SCS te stoppen. De rechter heeft de vordering van eiseres afgewezen, omdat de dwangsom die was gevorderd enkel een prikkel tot nakoming kan zijn als het voor de veroordeelde redelijkerwijs mogelijk is om aan de veroordeling te voldoen. De rechter heeft ook geoordeeld dat de arbitrale schikking niet zo ver ging dat SASS kon worden verplicht om te zorgen dat een derde partij, waarop zij geen invloed had, de knowhow van eiseres staakte. De eiseres werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/193415 / KG ZA 16-366
Vonnis in kort geding van 7 december 2016
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
[eiseres],
gevestigd te [plaats 2]
[bedoeld is:
[eiseres],
gevestigd te [plaats 1] ],
eiseres,
advocaten mr. drs. N.J.H. Leferink en mr. B. Honerbom te Enschede,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHOELLER ARCA SYSTEMS SERVICES B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHOELLER ALLIBERT GROUP B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHOELLER ARCA SYSTEMS HOLDING B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
gedaagden,
advocaten mr. J.E.P.A. van Hooff en mr. D. Sietses te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en SASS c.s. genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk worden aangeduid als SASS, SAG en SASH.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de incidentele vordering houdende de exceptie van onbevoegdheid
  • het tijdens de mondelinge behandeling gevoerde partijdebat in het incident
  • de afwijzing van de incidentele vordering
  • de pleitnota van [eiseres] in de hoofdzaak
  • de pleitnota van SASS c.s.. in de hoofdzaak
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] beschikt over knowhow ten aanzien van de productie van sluitdoppen voor flessen en stelt deze knowhow op basis van licentieovereenkomsten tegen een financiële vergoeding beschikbaar aan derden.
2.2.
SASS is een houdster- en financieringsmaatschappij. De huidige statutaire naam draagt zij sinds 1 november 2011. Van 25 juli 2000 tot 29 april 2005 luidde haar naam Schoeller Wavin Systems N.V., van 29 april 2005 tot 18 september 2007 luidde haar naam Schoeller Arca Systems N.V. en van 18 september 2007 tot 1 november 2008 was haar statutaire naam Schoeller Arca Systems Group B.V.
SASH en SAG hebben ten aanzien van SASS een verklaring afgegeven als bedoeld in artikel 2:403 lid 1 sub f BW.
2.3.
In 2004 is door [eiseres] , Schoeller Capsˈ Technologies Sarl (hierna: SCT) en Schoeller Wavin Systems N.V. (destijds moedermaatschappij van SCT) een licentie- en samenwerkingsovereenkomst ondertekend. In deze overeenkomst staat - voor zover van belang - het volgende:

Lizenz- und Zusammenarbeitsvertrag
Zwischen
[eiseres]
,
[adres] ,
und
Schoeller Capsˈ Technologies Sarl
(SCT),
11 Route de la Condomine, CH-1680 Romont.
[...]
§2
Ausschließliches Nutzungsrecht
(1) [eiseres] räumt SCT für die Dauer dieses Vertrages ein aussließliches Nutzungsrecht an seinem gesamtenn gegenwärtigen und zukünftigen – geschützten und ungeschützten – technischen Know-how und seinen sonstigen Erfahrungen auf dem sachlichen Vertragsgebiet ein.
[...]
§10
Mithaftung der Konzernobergesellschaft von SCT
Die Obergesellschaft des Schoeller-Konzerns, die Firma Schoeller Wavin Systems N.V., Ruchter Weg 88, NL-7770 A.D. Hardenberg, übernimmt durch Mitunterzeichnung dieses Vertrages die selbstschuldnerische Mithaft für die vollständige Erfüllung sämtlicher Verpflichtungen aus diesem Vertrag durch SCT.
§11
Anwendbares Recht, Schiedsgericht
(1) Dieser Vertrag unterliegt dem Recht der Bundesrepublik Deutschland.
(2) Alle Streitigkeiten, die sich im Zusammenhang mit diesem Vertrag oder über seine Gültigkeit ergeben, werden nach der Schiedsgerichtsordnung der Deutschen Institution für Schiedsgerichtsbarkeit e.V. (DIS) unter Aussluß des ordentlichen Rechtsweges endgültig entschieden. Der Ort des schiedsrichterlichen Verfahrens ist Stuttgart, Bundesrepublik Deutschland. Die Sprache des schiedsrichterlichen Verfahrens ist deutsch.
[...]”
2.4.
De productie van de doppen is destijds ter hand genomen door Schoeller Cap Systems GmbH te Schwerin (hierna SCS).
2.5.
In verband met een gerezen geschil zijn [eiseres] , SCT en SASS een schikking overeengekomen, die is opgenomen in een arbitraal vonnis d.d. 13 juni 2009 van het Deutsche Institution für Schiedsgerichtsbarkeit te Stuttgart (op 5 juli 2013 gerectificeerd voor wat betreft de naam van SASS).
In de arbitrale schikking hebben SASS en SCT zich hoofdelijk verbonden tot betaling van een bedrag van € 700.000,00 aan [eiseres] . Daarnaast zijn partijen overeengekomen:
“III. Die Beklagten sind berechtigt, das bestehende, den Beklagten oder mit diesen verbundene Unternehmen zur Verfügung gestellte Know-how bis zum 31.12.2013 zu nutzen, auch durch mit den Beklagten verbundene Unternehmen im Sinne der §§15 -18 des deutschen Aktiehgesetzes. Gestattet sind danach insbesondere die Reparatur der bei den Beklagten oder mit ihnen verbundenen Unternehmen vorhanden 13 Formwerkzeuge, nicht aber die Herstellung weiterer Werkzeuge mit der Technologie von [eiseres] . Das Recht zur Nutzung durch verbundene Unternehmen bleibt auch erhalten nach dem Ausscheiden des Unternehmens aus dem Konzernverbund. Die Beklagten verpflichten zich, ab 01.01.2014 die 12 Formwerkzeuge nicht mehr zu benutzen oder durch Dritte Benutzen zu lassen.”
2.6.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel heeft bij beschikking van 26 maart 2014 verlof verleend het arbitrale vonnis in Nederland ten uitvoer te (doen) leggen. Na het treffen van executoriale maatregelen is SASS de in het arbitrale vonnis vastgelegde financiële verplichting nagekomen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad SASS c.s.:
I. hoofdelijk zal veroordelen om binnen 2 dagen na betekening van het in dit geding te wijzen vonnis te bewerkstelligen dat de knowhow van [eiseres] , alsmede de 13 stuks vormgereedschap (mallen) met de nummers 2.01, 2.02, 2.03, 2.04, 2.05, 2.06, 2.07, 2.08, 3.01, 3.02, 3.03, 3.04 en 3.05 niet meer wordt gebruikt, noch door hen, noch door derden, alsmede te bewijzen dat de knowhow van [eiseres] alsmede genoemde 13 stuks vormgereedschap (mallen), niet meer wordt gebruikt, noch door hen, noch door derden, een en ander op straffe van een dwangsom ad € 10.000,00 (zegge: tienduizend euro) voor iedere dag dat zij in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 1.500.000,00 (zegge: eenmiljoenvijfhonderdduizend euro).
II. hoofdelijk, des dat de één betalend, de ander zal zijn bevrijd, zal veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 131,00, een en ander te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, en - voor het geval voldoening van de nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
SASS c.s. voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Verzoek om rectificatie partijnaam

4.1.
Naar aanleiding van de stelling van SASS c.s. dat [eiseres] Limited International Packaging Engineering een niet bestaande entiteit betreft, is van de zijde van [eiseres] verzocht om rectificatie van de gekozen partij-aanduiding in die zin dat daarvoor [eiseres] Limited met als vestigingsplaats [plaats 1] wordt gelezen.
4.2.
SASS c.s. heeft ter zitting ingestemd met gevraagde rectificatie. Ook overigens is niet gebleken dat zij door de onjuiste aanduiding en de rectificatie daarvan zou worden benadeeld of in haar verdediging zou worden geschaad. De voorzieningenrechter acht daarom in het onderhavige geding rectificatie van de partij-aanduiding [adres] Limited International Engineering te Barnet in [adres] Limited te Londen een aanvaardbaar middel tot herstel van de onjuiste partij-aanduiding. De gevraagde rectificatie zal daarom worden toegestaan, waardoor [adres] Limited te Londen als eiseres wordt aangemerkt.
In het incident
4.3.
De voorzieningenrechter heeft de vordering in het incident bij mondeling vonnis ter zitting afgewezen. Hiertoe heeft zij overwogen dat de door [eiseres] ingestelde vordering in dit kort geding is gericht op het verkrijgen van een middel (dwangsom) waarmee zij in staat is het in het arbitrale vonnis opgenomen verbod te executeren. Anders dan SASS c.s. ingang wil doen vinden betreft het hier dus een executiegeschil en is de voorzieningenrechter bevoegd van dit geschil kennis te nemen. Dat partijen van mening verschillen over de wijze waarop het in het arbitraal vonnis gegeven verbod moet worden geïnterpreteerd betreft een inhoudelijke vraag, die bij de beoordeling van de bevoegdheid geen rol speelt.
4.4.
SASS c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in het incident worden veroordeeld. De kosten in het incident aan de zijde van [eiseres] worden begroot op € 408,00.
In de hoofdzaak
4.5.
Bij de beoordeling van de vordering gaat de voorzieningenrechter uit van de juistheid van het standpunt van [eiseres] dat SCS vanaf 1 januari 2014 haar productie van sluitdoppen met behulp van de knowhow en mallen van [eiseres] heeft voortgezet, nu deze stelling niet voldoende gemotiveerd door SASS c.s. is bestreden.
4.6.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat SASS in strijd handelt met de arbitrale schikking nu zij er niet voor zorgt dat SCS de gewraakte productie van sluitdoppen staakt. Dat SASS mogelijk niet (meer) tot hetzelfde concern behoort als SCS, laat onverlet dat van haar kon worden verlangd dat zij al het mogelijke doet om te bewerkstelligen dat SCS de productie staakt. Dat SASS dit heeft gedaan is op geen enkele wijze gebleken. Om deze reden wenst [eiseres] dat het arbitraal vonnis wordt versterkt met een dwangsom, zodat SASS op die manier tot nakoming van het arbitraal vonnis gedwongen zal zijn.
4.7.
SASS c.s. verweert zich met de stelling dat tussen SASS en SCS niet langer een concernrelatie bestaat. Van een verbundene Unternehmen in de zin van artikel III van het arbitrale vonnis is dan ook geen sprake. Dat was overigens ook al het geval ten tijde van het arbitraal vonnis. Het was, aldus SASS c.s., ook niet de bedoeling van partijen dat SASS zich zou verbinden tot het voorkomen van productie van doppen door derden waarop zij geen invloed kon uitoefenen. De vordering van [eiseres] is volgens SASS c.s. simpelweg niet toewijsbaar omdat het voor SASS c.s. feitelijk onmogelijk is het verbod na te komen.
4.8.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
4.9.
Nog afgezien van de wijze waarop de arbitrale schikking moet worden uitgelegd, geldt dat voor het opleggen van een dwangsom alleen dan plaats kan zijn indien het voor de veroordeelde redelijkerwijs mogelijk is om aan de veroordeling te voldoen en daarmee de verbeurte van dwangsommen te voorkomen. Een dwangsom dient immers een prikkel tot nakoming te zijn en geen straf voor niet-nakoming in de situatie dat het voor de veroordeelde onmogelijk is om te voldoen aan hetgeen waartoe hij is veroordeeld, ongeacht of de veroordeelde zichzelf in die onmogelijkheid heeft gebracht, en onverminderd het recht op schadevergoeding van de schuldeiser.
4.10.
[eiseres] betwist niet dat de concernrelatie tussen SASS en SCT/SCS niet langer bestaat, zodat de voorzieningenrechter daar vanuit zal gaan. Geconcludeerd moet dan ook worden dat SASS niet uit hoofde van een concernrelatie SCS kan dwingen te stoppen met de productie van doppen. Voorts is niet aannemelijk geworden dat SASS en SCS door middel van een (onder)licentieovereenkomst aan elkaar verbonden zijn en SASS via die weg SCS kan dwingen de productie van de doppen te staken. Zoals SASS terecht stelt is immers de oorspronkelijke licentie door [eiseres] verleend aan SCT en niet aan SASS.
Dat SASS c.s. mogelijk informeel invloed kan uitoefenen via de commissaris van de top- holding, die wel zeggenschap zou hebben over de producent van de bewuste doppen maakt het voorgaande niet anders. Deze mogelijke invloed laat immers onverlet dat SASS c.s. niet over machtsmiddelen in juridische zin beschikt die de SCS tot een staking van haar activiteiten kunnen dwingen.
Gelet op het voorgaande moet worden aangenomen dat SASS c.s. niet in staat zal zijn een einde te maken aan de productie van de doppen door SCS, zoals dat ook geldt voor de productie door elke willekeurige derde waarop SASS c.s. geen (formele) invloed kan uitoefenen.
4.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat, nu in voldoende mate aannemelijk is dat het voor SASS c.s. onmogelijk is om aan de door [eiseres] gevorderde veroordeling te voldoen, voor toewijzing van deze vordering en de daarbij gevorderde dwangsom geen plaats is.
4.12.
Overigens wordt opgemerkt dat vooralsnog onvoldoende aannemelijk is geworden dat de arbitrale schikking zo ver gaat dat SASS kan worden verplicht te bewerkstelligen dat een (derde-)rechtspersoon waarop zij formeel geen invloed kan uitoefenen het gebruik van de knowhow van [eiseres] staakt. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter dat in de tekst van dit onderdeel van de arbitrale schikking - anders dan bij het financiële deel van de schikking - een hoofdelijke verplichting ontbreekt. Dat SASS en SCT zich met de overeenkomst beide verbonden hebben ten aanzien van alle derden op wie één van hen op basis van overeenkomst of via concernverband invloed kan uitoefenen volgt in ieder geval niet ondubbelzinnig uit de tekst van de overeenkomst. Ook uitgaande van de door [eiseres] overgelegde vertaling van de verplichting van SASS en SCT (“Gedaagden verplichten zich de 13 stuks vorm-gereedschap vanaf 01-01-2014 niet meer te gebruiken of door derden te laten gebruiken”) kan uit de tekst van de verplichting niet zonder meer worden opgemaakt dat deze zo ver gaat dat SASS en SCT dienen te bewerkstelligen dat geen enkele derde de mallen gaat of blijft gebruiken, ook al hebben zij geen invloed op deze derden.
4.13.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van SASS c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 619,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.435,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
In het incident
5.1.
veroordeeld SASS c.s. in de kosten die [eiseres] in het incident heeft moeten maken, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 408,00,
5.2.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling in het incident uitvoerbaar bij voorraad,
In de hoofdzaak
5.3.
wijst de vorderingen af,
5.4.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van SASS c.s. tot op heden begroot op € 1.435,00,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling in de hoofdzaak uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H.S. Lebens - de Mug en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2016.