ECLI:NL:RBOVE:2016:4964

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 december 2016
Publicatiedatum
15 december 2016
Zaaknummer
5439796 \ CV EXPL 16-5006
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontruiming van bedrijfsruimte in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 14 december 2016, hebben eisers, vertegenwoordigd door mr. P. Buursen, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. D.F. Briedé, vanwege een huurachterstand en de wens tot ontruiming van een bedrijfsruimte. De huurovereenkomst, die op 1 oktober 2015 inging, betrof een bedrijfsruimte met een maandelijkse huurprijs van € 4.000,00. Gedaagde had tot en met maart 2016 vrijstelling van huurbetalingen gekregen, maar heeft sindsdien een aanzienlijke huurachterstand opgebouwd van € 43.000,00, wat bijna elf maandelijkse huurtermijnen vertegenwoordigt. Eisers vorderden ontruiming van de bedrijfsruimte en betaling van de achterstallige huur, evenals buitengerechtelijke kosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang is voor de eisers, aangezien gedaagde haar huurverplichtingen niet nakomt. De rechter heeft overwogen dat het niet tijdig betalen van huurpenningen een wanprestatie van gedaagde oplevert, wat in beginsel kan leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst. De rechter heeft geoordeeld dat de bodemrechter waarschijnlijk de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het pand zou toewijzen, en heeft daarom de ontruiming bij wijze van ordemaatregel toegestaan, maar met een termijn van twee weken in plaats van de gevorderde twee dagen.

De rechter heeft de vordering tot betaling van de huurachterstand gedeeltelijk toegewezen, tot een bedrag van € 10.750,00, en de buitengerechtelijke kosten tot € 1.067,83. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 5439796 \ CV EXPL 16-5006
Vonnis in kort geding van 14 december 2016
in de zaak van

1.[eiser] ,wonende te [woonplaats 1] ,

2.
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. P. Buursen, advocaat te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. D.F. Briedé, advocaat te Almelo.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.1.
De namens eisers betekende dagvaarding van 26 oktober 2016, waarbij eisers een vordering hebben ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening en gedaagde hebben opgeroepen ter zitting in kort geding te verschijnen.
1.2.
De vordering is behandeld ter zitting van 7 november 2016.
Eisers zijn verschenen bij eiser sub 1, bijgestaan door hun gemachtigde.
Namens gedaagde is verschenen haar gemachtigde.
1.3.
Eisers hebben hun standpunt laten toelichten door hun gemachtigde.
De gemachtigde van gedaagde heeft tegen de vordering verweer gevoerd en daarbij gebruik gemaakt van pleitaantekeningen. De griffier heeft van hetgeen ter zitting is besproken proces-verbaal opgemaakt.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 van het Burgerlijk Wetboek (BW) betreffende het adres [adres] te [plaats] met als ingangsdatum 1 oktober 2015. De huurprijs bedraagt € 4.000,00 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen. Op de huurovereenkomst zijn van toepassing de Algemene Bepalingen Huurovereenkomst Winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW.
Gedaagde heeft tot en met maart 2016 vrijstelling gekregen van het betalen van de maandelijkse huurprijs.

3.Het geschil

3.1.
De vordering
Eisers vorderen, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagde te veroordelen om binnen 48 uur na het in deze te wijzen vonnis de bedrijfsruimte, staande en gelegen te [plaats] aan de [adres] te
ontruimen en ontruimd te houden, met al het hare en de haren en al diegenen die van harentwege het gehuurde occuperen;
II. gedaagde te veroordelen te betalen wegens achterstallige huurpenningen primair een bedrag van € 43.000,-, subsidiair een bedrag van € 10.750,-, althans een bedrag dat de kantonrechter vermeent te behoren;
III. gedaagde te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 1.485,05, althans een bedrag dat de kantonrechter vermeent te behoren;
IV. gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding;
V. zomede met voorwaardelijke veroordeling van gedaagde in de wettelijke rente over de uit te spreken kostenveroordeling, indien en voor zover betaling van de proceskostenveroordeling niet binnen twee dagen na betekening van het ten deze te
wijzen vonnis heeft plaatsgevonden.
Eisers hebben kort samengevat het navolgende aan hun vordering ten grondslag gelegd.
Gedaagde komt haar verplichtingen uit de huurovereenkomst niet na. Er is inmiddels een huurachterstand van € 43.000,00, zijnde bijna elf maandelijkse huurtermijnen. De maandelijkse huurprijs bedraagt € 4.000,00 en gedaagde heeft slechts € 1.000,00 betaald. Deze wanbetaling levert een tekortkoming op in de nakoming van de huurovereenkomst die dermate ernstig is dat ontbinding van de huurovereenkomst aangewezen is. Eisers vorderen daarop vooruitlopend in deze procedure ontruiming van het gehuurde.
Ook heeft gedaagde de waarborgsom van € 12.000,00 niet gestort.
3.2.
Het verweer
Gedaagde concludeert - samengevat - tot afwijzing van de vordering. Eisers hebben niet datgene geleverd wat gedaagde mocht verwachten. Het gehuurde kon door gedaagde niet worden gebruikt conform de bestemming. Immers het gehuurde was niet geschikt om te voldoen aan de bestemming van het gehuurde, in dit geval het uitoefenen van een prostitutiebedrijf. Het gehuurde is niet casco opgeleverd. Gedaagde heeft destijds het gehuurde gezien terwijl het donker was. Er moest nog heel veel gebeuren aan het pand, met name de bovenverdieping was in slechte staat. Inmiddels is het pand verbouwd en door gedaagde geschikt gemaakt om te worden gebruikt als prostitutiebedrijf. Dat het pand niet geschikt was blijkt ook uit het feit dat eisers gedaagde een huurvrije periode hebben gegeven. Gedaagde heeft grote investeringen gedaan. Indien zij het pand zou moeten verlaten betekent dit een groot financieel nadeel voor haar. Gedaagde wijst op het restitutierisico bij toewijzing van de geldvordering.
Ten slotte voert gedaagde aan dat eisers geen spoedeisend belang hebben. In dit verband wijst gedaagde erop dat eiseres lange tijd de zaak op zijn beloop hebben gelaten.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter overweegt dat het spoedeisend belang van eisers voldoende aannemelijk is. Eisers hebben immers de huurpenningen niet tijdig en volledig ontvangen.
4.2.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
4.3.
Het niet, dan wel niet tijdig, betalen van de huurpenningen valt aan te merken als een wanprestatie van gedaagde. In beginsel is iedere wanprestatie van een huurder voldoende voor de ontbinding van de huurovereenkomst, tenzij de wanprestatie zo weinig ernstig is dat deze de ontbinding niet rechtvaardigt. In het onderhavige geval is voldoende komen vast te staan dat gedaagde een aanzienlijke achterstand heeft laten ontstaan.
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het voldoende aannemelijk geworden dat de bodemrechter bij een dergelijke voortdurende wanprestatie de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van het bedrijfspand zal toewijzen. Om die reden is de gevorderde ontruiming ook thans bij wijze van ordemaatregel toewijsbaar.
De kantonrechter acht het redelijk dat de termijn voor ontruiming wordt gesteld op twee weken en niet op twee dagen zoals door eisers is gevorderd.
4.5.
De gevorderde betaling van de huurachterstand betreft een geldvordering. Deze is in kort geding slechts toewijsbaar indien het bestaan en de omvang van de vordering voldoende komen vast te staan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk geworden dat een aanzienlijke huurachterstand bestaat.
4.6.
Gedaagde heeft echter aangevoerd dat het gehuurde aanvankelijk niet voldeed aan de bestemming en zij om die reden gedurende meerdere maanden een huurvrijstelling heeft gekregen. Ook heeft gedaagde gesteld dat zij aanzienlijke investeringen in het gehuurde heeft gedaan. Gedaagde heeft ook kosten gemaakt die eigenlijk voor de verhuurder zijn.
4.7.
In de onderhavige procedure kan niet met zekerheid worden vastgesteld of het gehuurde is opgeleverd conform hetgeen huurster daarvan mocht verwachten. In ieder geval staat vast dat verhuurders huurster geruime tijd ontslagen hebben van de verplichting om huur te betalen.
4.8.
De kantonrechter zal daarom de gevorderde achterstallige huurpenningen van € 43.000,00, bij wijze van voorschot, toewijzen tot een bedrag van € 10.750,00.
4.9.
Nu de hoofdsom van € 43.000,00 wordt toegewezen tot een bedrag van € 10.750,00 zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 1.485,05 worden toegewezen tot een bedrag van € 1.067,83.
4.10.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5.De beslissing in kort geding

I Veroordeelt gedaagde om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte, staande en gelegen te [plaats] aan de [adres] te
ontruimen en ontruimd te houden, met al het hare en de haren en al diegenen die van harentwege het gehuurde occuperen.
II. Veroordeelt gedaagde te betalen aan eisers wegens achterstallige huurpenningen een bedrag van € 10.750,00.
III. Veroordeelt gedaagde te betalen aan eisers wegens buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 1.067,83.
IV. Veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding tot op heden aan de zijde van eisers begroot op € 971,12 waaronder € 400,00 wegens het salaris van de gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
V. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
VI. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.G. Vermeulen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2016.