ECLI:NL:RBOVE:2016:4978

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 augustus 2016
Publicatiedatum
15 december 2016
Zaaknummer
C/08/188522 / FA RK 16-1585
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging verblijfplaats van minderjarigen onder voogdij

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 25 augustus 2016 uitspraak gedaan in een verzoek van de voogdijinstelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. Het verzoek betrof de wijziging van de verblijfplaats van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die al meer dan een jaar bij hun pleegouders verbleven. De voogdijinstelling stelde dat de opvoedsituatie bij de pleegouders niet voldoende was en dat er zorgen waren over de veiligheid en het welzijn van de kinderen. De pleegouders, bijgestaan door hun advocaat mr. R.A. Remport Urban, betwistten de zorgen en stelden dat het goed ging met de kinderen. De kinderrechter heeft de zaak op 15 augustus 2016 mondeling behandeld, waarbij de pleegouders, de moeder en een vertegenwoordiger van de voogdijinstelling aanwezig waren.

De kinderrechter overwoog dat op grond van artikel 1:336a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek toestemming van de verzorgers vereist is voor wijziging van het verblijf van de minderjarigen. De kinderrechter concludeerde dat het verzoek van de voogdijinstelling onvoldoende was onderbouwd. Er ontbraken deskundige verklaringen en een duidelijk stappenplan voor de pleegouders. De zorgen van de voogdijinstelling waren niet voldoende onderbouwd met feiten en deskundigenverklaringen, waardoor het verzoek niet in het belang van de kinderen werd geacht. De kinderrechter wees het verzoek af en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/188522 / FA RK 16-1585
datum uitspraak: 25 augustus 2016
beschikking wijziging verblijf
in de zaak van
Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
de voogdijinstelling,
gevestigd te Enschede.
betreffende
[minderjarige 1] ,geboren te [geboorteplaats] op [2006] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [2008] , hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[pleegvader] en [pleegmoeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de pleegouders,
bijgestaan door mr. R.A. Remport Urban.
Voorts worden door de kinderrechter als informanten aangemerkt:
[moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende te [land] ,
bijgestaan door mr. L.J. de Rijke,
[vader],
hierna te noemen de vader,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.

1.Het procesverloop

Op 1 juli 2016 is een verzoekschrift met bijlagen van de voogdijinstelling van
30 juni 2016 ingekomen bij de griffie.
Op 2 augustus 2016 is een brief met bijlagen van mr. Remport Urban d.d. 30 juli 2016 ingekomen bij de griffie.
Op 5 augustus 2016 is een e-mailbericht van mr. Remport Urban ingekomen bij de griffie.
Op 10 augustus 2016 is een brief met bijlagen van mr. de Rijke d.d. 9 augustus 2016 ingekomen bij de griffie.
Op 15 augustus 2016 is een e-mailbericht met bijlagen van mr. Remport Urban ingekomen bij de griffie.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op
15 augustus 2016. Ter zitting zijn verschenen:
- de pleegouders, bijgestaan door hun advocaat,
- mr. L.J. de Rijke, namens de moeder,
- mevrouw I. Prins, vertegenwoordigster van de voogdijinstelling.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan mevrouw Koenderink van Jarabee Pleegzorg.

2.De feiten

Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo van
8 mei 2014 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder voogdij gesteld van de voogdijinstelling.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de pleegouders in [woonplaats] .

3.Het verzoek

De voogdijinstelling verzoekt de kinderrechter op grond van artikel 1:336a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) toestemming te verlenen tot wijziging in het verblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
De voogdes heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat de opvoedsituatie bij de pleegouders niet voldoende is. Het ontbreekt bij de pleegouders aan duidelijkheid, structuur en pedagogische vaardigheden en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vertonen gedragsproblemen. Meerdere instanties, waaronder Asterzorg, 10 voor Toekomst en Humanitas, hebben hun zorgen geuit over de situatie bij de pleegouders. De zorgen zijn door de voogdijinstelling en door Jarabee Pleegzorg vaak besproken met de pleegouders maar het beklijft niet. Zo zijn de pleegouders regelmatig aangesproken op de gevaren van rondslingerende medicijnen, maar hebben zij hier niets aan gedaan. Ook slapen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] regelmatig met hun pleegmoeder in één bed. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] vertonen ook seksueel overschrijdend gedrag. Ze liggen naakt op en naast elkaar in bed. De pleegouders bagatelliseren en verdraaien de problemen en hebben eigenhandig de hulpverlening van 10 voor Toekomst beëindigd. De pleegouders hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] belast met volwassenproblematiek door het verzoek met hen te bespreken en door [minderjarige 1] de wijk in te sturen om protesthandtekeningen te verzamelen. De voogdijinstelling had gehoopt dat de [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de pleegouders zouden kunnen blijven, maar gezien de problematiek is dit niet in het belang van de kinderen.

4.De standpunten

Bij monde van hun advocaat stellen de pleegouders zich op het standpunt dat het verzoek van de voogdijinstelling moet worden afgewezen. Het verzoek is niet voldoende onderbouwd met bewijsstukken. De pleegouders herkennen zich niet in de zorgen die door de voogdijinstelling worden geuit. De voogdijinstelling heeft niet voldoende gesprekken met de pleegouders gevoerd om hen duidelijk te maken wat zij missen. Ze krijgen onvoldoende uitleg. Het verzoek is daarom niet gerechtvaardigd. Het gaat goed met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Dit blijkt onder meer uit een overgelegd e-mailbericht van de directrice van de school van de kinderen en uit de overgelegde brieven van de buurtbewoners. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] krijgen van hun pleegouders alle liefde, zorg en aandacht die zij nodig hebben. Het is voor de pleegouders onduidelijk wat de voogdijinstelling nog meer van hen verwacht. Ze horen dat het niet genoeg is maar wat er verbeterd moet worden, blijft onduidelijk. De pleegouders staan open voor hulpverlening die hun opvoedvaardigheden kan verbeteren. Ze betwisten dat zij hulpverlening eigenhandig de deur wijzen. Als [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hulp nodig hebben, dan zullen de pleegouders daar aan meewerken.
De pleegmoeder sluit zich aan bij het pleidooi van haar advocaat en stelt aanvullend dat de situatie van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] door de voogdijinstelling anders wordt beschreven dan die is. De kinderen laten vooruitgang zien en ze zijn lief. Ze hebben vroeger veel meegemaakt en het heeft tijd nodig om hun problemen vanuit het verleden op te lossen. Dit gaat niet van de ene op de andere dag.
De advocaat van de moeder pleit voor een afwijzing van het verzoek van de voogdijinstelling. Met verzoeken zoals het onderhavige moet zeer terughoudend worden omgegaan omdat het verstrekkende gevolgen heeft. In de stukken van de voogdijinstelling ontbreekt een stappenplan voor de pleegouders of een lijst met verbeterpunten. Ook hebben zij geen terugkoppeling gehad van de voogdijinstelling. De stellingen van de voogdijinstelling worden niet onderbouwd met verklaringen van een pedagoog of door een opvoedkundige. Het is daardoor onduidelijk welke norm de voogdijinstelling hanteert en op welke wijze deze wordt overschreden. Kortgezegd is het verzoek van de voogdijinstelling onvoldoende onderbouwd. Het lijkt er meer op dat de leefstijl van de pleegouders wordt ondergesneeuwd door de voogdijinstelling.

5.De beoordeling

Ingevolge artikel 1:336a lid 1 BW kan de voogd, indien de minderjarige door een ander dan zijn voogd ten minste een jaar is verzorgd en opgevoed geworden, niet dan met toestemming van degenen die de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen, wijziging in het verblijf van de minderjarige brengen.
Het tweede lid van artikel 1:336a BW bepaalt dat voor zover de volgens het vorige lid vereiste toestemmingen niet worden verkregen, zij op verzoek van de voogd door die van de rechtbank kunnen worden vervangen. Dit verzoek wordt slechts ingewilligd indien de kinderrechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk oordeelt.
De kinderrechter overweegt als volgt. Gelet op de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is de kinderrechter van oordeel dat het niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is dat hun verblijfplaats wordt gewijzigd.
Dit wordt althans onvoldoende onderbouwd. Een verzoek als het onderhavige, strekkende tot wijziging van de verblijfplaats van een minderjarige, is verstrekkend en heeft logischerwijs veel impact op de kinderen in kwestie en hun directe omgeving. Daarom mag van de verzoeker worden verwacht dat het verzoek voldoende onderbouwd wordt met feiten en met verklaringen van deskundigen, zoals een opvoedkundige, een pedagoog of een gedragswetenschapper. Met de advocaat van de pleegouders en de moeder is de kinderrechter van oordeel dat de voogdijinstelling haar verzoek, hoewel ze haar zorgen uitgebreid heeft beschreven, onvoldoende heeft onderbouwd. Ook is de kinderrechter niet voldoende duidelijk geworden op welke wijze de voogdijinstelling met de pleegouders heeft getracht om de zorgpunten met de pleegouders te bespreken. Een stappenplan of een lijst met verbeterpunten zou duidelijkheid hebben kunnen verschaffen, maar ook dit ontbreekt. De kinderrechter zal gezien vorenstaande het verzoek van de voogdijinstelling afwijzen. Het is onvoldoende duidelijk geworden waarom het in het belang van de kinderen noodzakelijk is om hun verblijfplaats te wijzigen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
I. wijst af het verzoek om toestemming tot wijziging in het verblijf van [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [2006] en [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op
[2008] ;
II. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. U. van Houten, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2016 in tegenwoordigheid van B. Vlietstra, griffier.