Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het procesverloop
- de pleegouders, bijgestaan door hun advocaat,
- mr. L.J. de Rijke, namens de moeder,
- mevrouw I. Prins, vertegenwoordigster van de voogdijinstelling.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 25 augustus 2016 uitspraak gedaan in een verzoek van de voogdijinstelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. Het verzoek betrof de wijziging van de verblijfplaats van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die al meer dan een jaar bij hun pleegouders verbleven. De voogdijinstelling stelde dat de opvoedsituatie bij de pleegouders niet voldoende was en dat er zorgen waren over de veiligheid en het welzijn van de kinderen. De pleegouders, bijgestaan door hun advocaat mr. R.A. Remport Urban, betwistten de zorgen en stelden dat het goed ging met de kinderen. De kinderrechter heeft de zaak op 15 augustus 2016 mondeling behandeld, waarbij de pleegouders, de moeder en een vertegenwoordiger van de voogdijinstelling aanwezig waren.
De kinderrechter overwoog dat op grond van artikel 1:336a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek toestemming van de verzorgers vereist is voor wijziging van het verblijf van de minderjarigen. De kinderrechter concludeerde dat het verzoek van de voogdijinstelling onvoldoende was onderbouwd. Er ontbraken deskundige verklaringen en een duidelijk stappenplan voor de pleegouders. De zorgen van de voogdijinstelling waren niet voldoende onderbouwd met feiten en deskundigenverklaringen, waardoor het verzoek niet in het belang van de kinderen werd geacht. De kinderrechter wees het verzoek af en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.