ECLI:NL:RBOVE:2016:5076

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 december 2016
Publicatiedatum
22 december 2016
Zaaknummer
C/08/193922 / KG ZA 16-377
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen tot toedeling en medewerking bij verdeling van onverdeeld aandeel in echtelijke woning

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, hebben partijen [A] en [B] een affectieve relatie gehad en zijn zij sinds 2 oktober 2006 gezamenlijk eigenaar van een woning. De woning is gefinancierd met een aflossingsvrije hypothecaire lening en een levensverzekering. Na het beëindigen van hun samenwoning op 29 mei 2009 heeft [A] de woning bewoond en de bijbehorende kosten gedragen. In het kader van de verdeling van de woning hebben partijen verschillende concept-akten opgesteld, maar er is onenigheid over de voorwaarden van de verdeling en de hoogte van de overbedeling die [B] aan [A] zou moeten betalen.

[A] heeft in kort geding gevorderd dat de voorzieningenrechter de woning en de levensverzekering aan hem toedeelt, en dat [B] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 30.208,10. [B] heeft verweer gevoerd en in reconventie gevorderd dat [A] zijn medewerking verleent aan de ondertekening van de akte van verdeling. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen overeenstemming is tussen partijen over de voorwaarden van de verdeling en dat de vorderingen van beide partijen niet kunnen worden toegewezen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de geschillen voortkomen uit een verschil in interpretatie van de afspraken en dat er onvoldoende duidelijkheid is over de voorwaarden waaronder de woning zou moeten worden overgedragen.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van [A] en [B] afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 20 december 2016.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/193922 / KG ZA 16-377
Vonnis in kort geding van 20 december 2016
in de zaak van
[A],
wonende te [plaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A.E. Grosscurt te Zwolle,
tegen
[B],
wonende te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. P. Huistra te Groningen.
Partijen zullen hierna [A] en [B] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [A]
  • de pleitnota van [B]
  • de eis in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en zijn sinds 2 oktober 2006, ieder voor de onverdeelde helft, eigenaar van de woning aan [adres] , te [plaats 1] , hierna te noemen: de woning.
2.2.
De woning is gefinancierd door middel van een aflossingsvrije hypothecaire geldlening bij Ovion N.V. met een verpande levensverzekering bij Aegon Levensverzekering N.V.
2.3.
In de op 29 september 2006 ten overstaan van de notaris opgemaakte samenlevingsovereenkomst is – onder meer – bepaald:
“GESCHILLEN
Artikel 12
Alle geschillen welke tussen de partijen mochten opkomen betreffende de uitleg van de bepalingen van deze overeenkomst, zullen worden voorgelegd aan een onpartijdig persoon. Deze zal worden benoemd door partijen in onderling overleg en bij geschil op verzoek van een belanghebbende partij door de kantonrechter, binnen wiens ressort de laatste gemeenschappelijke woonplaats van partijen is gelegen.
Partijen zijn verplicht zich te onderwerpen aan het oordeel van de genoemde onpartijdige persoon. Zijn oordeel wordt beschouwd als een bindend advies.”
2.4.
Met ingang van 29 mei 2009 is de samenwoning van partijen geëindigd. [A] is de woning blijven bewonen en heeft vanaf dat moment de hypothecaire rentelasten en de premie voor de levensverzekering voldaan.
2.5.
De hoogte van de door hypotheek verzekerde geldschuld bedraagt € 269.984,00. De opgebouwde waarde in de levensverzekering bedroeg ten tijde van het uiteengaan van partijen ongeveer € 4.168,00.
2.6.
In een in opdracht van [A] op 19 april 2016 opgemaakt taxatierapport is de woning getaxeerd op 210.000,00. De WOZ-waarde van de woning (waardepeildatum 1 januari 2014) bedraagt € 223.000,00.
2.7.
In het kader van de verdeling van de gezamenlijke woning heeft notariskantoor “het notarieel” te Zwolle een concept-akte opgemaakt. De concept-akte voorziet in toedeling van de woning en de polis levensverzekering aan [A] en ontslag van [B] uit haar aansprakelijkheid uit hoofde van de hypothecaire geldschuld. Een door [A] van [B] te ontvangen bedrag aan overbedeling is niet vastgesteld. In het concept is voorts een bepaling opgenomen die voorziet in kwijting en décharge over en weer.
2.8.
[A] heeft hierop een aangepast concept gemaakt waarin is voorzien in een erkenning door [B] dat zij uit hoofde van overbedeling (€ 27.908,00) en door [A] betaalde rente (€ 2.300,10) een bedrag van € 30.208,10 schuldig is aan [A] .

3.Het geschil in conventie

3.1.
[A] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. de woning en de polis Aegon Levensverzekering N.V. met polisnummer L60745045 zal toedelen aan [A] , onder de verplichting van [A] de hieraan verbonden hypothecaire schuld als eigen schuld voor zijn rekening te nemen en te bewerkstelligen dat [B] wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid, met de bepaling dat [B] haar medewerking aan de levering dient te verlenen, bij gebreke waarvan het vonnis in de plaats komt van de voor de eigendomsoverdracht en levering noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [B] ;
II. [B] zal veroordelen tot betaling van € 30.208,10 aan [A] ;
III. [B] zal veroordelen de helft van de notariële kosten, kadasterkosten en kosten van de taxatie te voldoen;
IV. [B] zal veroordelen in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;
V. [B] zal veroordelen in de nakosten.
3.2.
[B] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in (voorwaardelijke) reconventie

4.1.
[B] vordert - indien de voorzieningenrechter zich bevoegd verklaart - dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. [A] zal veroordelen om zijn volledige medewerking te verlenen tot ondertekening van de akte van verdeling, welke akte van verdeling in concept op 18 augustus 2016 door de notaris is opgesteld, dit op straffe van een dwangsom van
€ 500,00 per dag dan wel dagdeel dat [A] daarmee na betekening van dit vonnis in gebreke blijft, zulks zonder maximum;
Subsidiair
II. [A] zal veroordelen om zijn volledige medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van zijn onverdeeld aandeel in de woning, dit op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dan wel dagdeel dat [A] daarmee na betekening van dit vonnis in gebreke blijft, zulks zonder maximum;
III. indien [A] , wanneer wordt uitgesproken dat hij zijn medewerking aan verkoop en levering van de woning dient te verlenen en hij niet binnen veertien dagen na deugdelijke oproeping van de met de verkoop belaste makelaar aan deze veroordeling voldoet, zal bepalen dat dit vonnis voor zijn medewerking in de plaats zal treden;
IV. indien [A] , wanneer wordt uitgesproken dat hij zijn medewerking aan verkoop en levering van de woning dient te verlenen, niet binnen veertien dagen na deugdelijke oproeping van de met de levering belaste notaris aan deze veroordeling zal voldoen, zal bepalen dat dit vonnis voor zijn medewerking in de plaats zal treden.
Zowel primair als subsidiair
V. [A] in de kosten van deze procedure zal veroordelen.
4.2.
[A] voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
[B] beroept zich op de onbevoegdheid van de voorzieningenrechter. Zij betoogt in dit verband dat partijen op grond van artikel 12 van de samenlevingsovereenkomst gehouden zijn geschillen als deze voor te leggen aan een onzijdig persoon.
De voorzieningenrechter volgt [B] niet in dit betoog. De bepaling van artikel 12 van de samenlevingsovereenkomst heeft (enkel) betrekking op geschillen die de uitleg van de bepalingen van de samenlevingsovereenkomst betreffen. Partijen verschillen van mening over de verdeling van de gemeenschappelijke woning, met name over de hoogte en verdeling van de onderwaarde. Dit geschil komt echter niet voort uit een verschil in interpretatie of uitleg van de (afzonderlijke) bepalingen van de samenlevingsovereenkomst. De voorzieningenrechter is dan ook bevoegd van de vorderingen kennis te nemen.
5.2.
Anders dan [B] stelt kan [A] voorts in zijn vorderingen worden ontvangen. Ingevolge artikel 1:97 lid 1 BW staat het aandeel in de woning dat op naam staat van [B] , onder bestuur van [B] . [B] is hiermee zelfstandig bevoegd te beschikken over het aandeel in de woning, ook al is dit onderdeel van haar gemeenschap met de heer [C] . Dat [A] enkel [B] in de onderhavige procedure heeft betrokken staat aan de ontvankelijkheid van zijn vorderingen dan ook niet in de weg.
5.3.
De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat van een spoedeisend belang bij de vordering van [A] in voldoende mate is gebleken.
5.4.
Geconstateerd moet worden dat het door [A] onder ‘I’ gevorderde strekt tot verdeling van gemeenschappelijke goederen van partijen. Aangezien een veroordeling strekkende tot verdeling constitutief van aard is, kan een vordering daartoe in kort geding niet worden toegewezen.
5.5.
Voorts moet worden geconstateerd dat partijen van mening verschillen over het antwoord op de vraag onder welke voorwaarden de woning kan worden toebedeeld aan [A] .
Volgens [B] geeft de door de notaris gemaakte concept-akte de door partijen gemaakte afspraken weer en zou zij [A] geen vergoeding uit overbedeling schuldig zijn, terwijl volgens [A] de door hem aangepaste concept-akte de door partijen gemaakte afspraken weergeeft en [B] hem na levering van haar aandeel in de woning aldus een bedrag ad
€ 30.208,10 wegen overbedeling schuldig zal zijn.
5.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat [A] aanvankelijk heeft voorgesteld het aandeel van [B] over te nemen, waarbij de onderwaarde zou worden berekend aan de hand van de WOZ-waarde van de woning en door partijen zou worden gedeeld. Toen [B] hiermee niet akkoord ging heeft [A] de woning laten taxeren, waarbij de waarde van de woning is getaxeerd op een (nog) lager bedrag dan de WOZ-waarde. Nergens uit blijkt dat [A] en [B] vervolgens hebben afgesproken dat [A] de gehele onderwaarde in de woning alsnog voor zijn rekening zou nemen. Dat dit vervolgens in een door ‘het notarieel’ opgemaakte concept-akte wel zo is vastgelegd kan niet tot het oordeel leiden dat dit daarmee als tussen partijen overeengekomen is komen vast te staan.
5.7.
Het voorgaande betekent echter niet dat de door [A] gewijzigde concept-akte de afspraken tussen partijen wél juist weergeeft. Uit de door partijen overgelegde stukken blijkt geenszins dat [B] akkoord is gegaan met een verdeling van de onderwaarde op basis van de in opdracht van [A] uitgevoerde taxatie.
Daarbij komt dat door [B] is betoogd dat partijen meer gemeenschappelijke goederen hebben/hadden (caravan, auto, bankrekening), waarvan de verdeling ook zou moeten worden betrokken bij de bepaling van het bedrag van overbedeling. In hoeverre dit standpunt van [B] juist is, is in het kader van dit kort geding niet te beoordelen.
5.8.
Geconcludeerd moet dan ook worden dat partijen geen overeenstemming hebben over de hoogte van het bedrag dat [B] bij overdracht van haar aandeel in de woning wegens overbedeling aan [A] verschuldigd zou zijn. Daarbij komt dat ook anderszins onvoldoende inzichtelijk is geworden op welk bedrag de overbedeling van [B] bij overdracht van haar aandeel zou moeten worden vastgesteld. Hierbij is van belang dat de aanvankelijk door [A] als uitgangspunt gehanteerde WOZ-waarde aanzienlijk afwijkt van de later door hem als uitgangspunt gehanteerde taxatiewaarde en dat gegevens over andere gemeenschappelijke goederen ontbreken. Het voorgaande leidt ertoe dat ook de door [A] (als tweede onderdeel van de vordering onder ‘I’) gevorderde medewerking aan de levering van de woning door [B] en de in de plaatsstelling van dit vonnis, bij gebreke van die medewerking, niet zal worden toegewezen. Dit zou immers neerkomen op een veroordeling tot medewerking aan de levering van het aandeel in de woning, zonder dat duidelijk is onder welke voorwaarden dit aandeel zou moeten worden overgedragen.
Partijen dienen daarover eerst samen afspraken te maken dan wel het verdelingsgeschil aan de bodemrechter voor te leggen.
5.9.
Het hiervoor overwogene staat tevens in de weg aan toewijzing van het door [A] onder ‘II’ en ‘III’ gevorderde.
5.10.
Toewijzing van de door [B] onder ‘I’ gevorderde medewerking door [A] aan uitvoering van de door ‘het notarieel’ opgestelde conceptakte stuit af op hetgeen hiervoor onder 5.6 is overwogen.
5.11.
De onder II, III en IV door [B] geformuleerde vorderingen delen het lot van de vorderingen van [A] . Ook voor deze vorderingen geldt immers dat toewijzing van de gevorderde medewerking en in de plaatsstelling neer zou komen op een veroordeling tot medewerking aan levering van het onverdeeld aandeel zonder dat duidelijkheid bestaat over de voorwaarden waaronder dit zou moeten gebeuren.
5.12.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
6.3.
wijst de vorderingen af,
6.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.A.M. Schreuder en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2016. [1]

Voetnoten

1.type: