In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 15 november 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] betreffende een huurovereenkomst voor een recreatiewoning. De partijen hebben op 1 april 2016 een huurovereenkomst gesloten voor de duur van drie maanden, waarbij [gedaagde] de woning huurde voor € 450,00 per maand. [gedaagde] heeft echter geen huur betaald, wat heeft geleid tot de vordering van [eiser] om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de achterstallige huur en ontruiming van de woning.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] vanaf de aanvang van de huurovereenkomst geen huur heeft betaald, wat resulteert in een totale achterstand van € 3.150,00. De rechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van [eiser] voldoende kans van slagen hebben in een eventuele bodemprocedure, en heeft daarom de ontruiming van de recreatiewoning toegewezen. [gedaagde] is veroordeeld om binnen twee maanden na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en de achterstallige huur te betalen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de gevorderde machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren met behulp van de sterke arm van justitie overbodig is. [gedaagde] is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [eiser] direct kan overgaan tot uitvoering van de ontruiming indien [gedaagde] niet aan de veroordelingen voldoet.