ECLI:NL:RBOVE:2016:5110

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 december 2016
Publicatiedatum
23 december 2016
Zaaknummer
C/08/194061 / KG ZA 16-381
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot medewerking aan de verkoop van de woning na beëindiging van een affectieve relatie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee ex-partners, [eiser] en [gedaagde], die van 1986 tot 2008 een affectieve relatie hebben gehad. [eiser] is de eigenaar van de woning waarin zij samen woonden. In het kader van de vermogensrechtelijke afwikkeling van hun relatie hebben zij in 2008 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin is bepaald dat [eiser] de woning mag verkopen en dat de netto-verkoopopbrengst tussen hen wordt verdeeld.

Echter, [gedaagde] heeft zich verzet tegen de verkoop van de woning en heeft belangstellenden niet toegelaten voor bezichtigingen. Na een sommatie door de advocaat van [eiser] om medewerking te verlenen aan de verkoop, heeft [gedaagde] aangegeven niet akkoord te gaan met de verkoop. Dit leidde tot de procedure bij de rechtbank, waarbij [gedaagde] niet is verschenen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering van [eiser] niet onrechtmatig of ongegrond is en heeft [gedaagde] veroordeeld tot medewerking aan de verkoop van de woning. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, omdat zij haar verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen. De voorzieningenrechter heeft een dwangsom opgelegd voor het geval [gedaagde] niet aan de veroordelingen voldoet. Het vonnis is uitgesproken op 13 december 2016.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer : C/08/194061 / KG ZA 16-381
Vonnis in kort geding van 13 december 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
advocaat: mr. M.A. Knobben te Deventer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 november 2016 met vijf producties;
- de mondelinge behandeling op 8 december 2016;
- het tijdens de behandeling tegen [gedaagde] verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben van 1986 tot omstreeks 2008 een affectieve relatie gehad. Thans wonen zij nog samen in de woning aan [adres] (hierna: de woning). [eiser] is enig eigenaar van de woning.
2.2.
In verband met de vermogensrechtelijke afwikkeling van hun relatie, hebben partijen, ten overstaan van notaris mr. J. Leopold te Hellendoorn, op 31 januari 2008 een vaststellings-overeenkomst gesloten. Daarin is het volgende – geparafraseerd weergegeven en voor zover van belang – bepaald. [eiser] is eigenaar van de woning. [eiser] is voornemens de woning te verkopen en [gedaagde] stemt daarmee ‘zonder voorbehoud’ in. De netto-verkoopopbrengst van de woning wordt tussen partijen bij helfte verdeeld.
2.3.
Aanvankelijk was Van Egmond, makelaar te Nijverdal, ingeschakeld voor de verkoop van de woning. Op enig moment is de verkoopopdracht gegeven aan Hannink, makelaar te Raalte. Verschillende belangstellenden hebben verzocht de woning te mogen bezichtigen. [gedaagde] heeft die geïnteresseerden niet tot de woning toegelaten.
2.4.
Bij brief van 14 juli 2016 heeft de advocaat van [eiser] [gedaagde] gesommeerd de tegenwerking bij de verkoop van de woning te staken en gestaakt te houden en medewerking te verlenen bij de verkoop van de woning. [gedaagde] heeft daarop bij brief van 19 juli 2016 meegedeeld dat zij niet akkoord gaat met de verkoop van de woning.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de voorgeschreven termijn en formaliteiten in acht genomen. [gedaagde] heeft telefonisch aan de griffie van de rechtbank te kennen gegeven dat zij wegens haar gezondheid niet in staat is te verschijnen voor de mondelinge behandeling. Desverzocht heeft zij die mededeling niet met een medische verklaring onderbouwd, zodat de voorzieningen-rechter daarin geen aanleiding heeft gevonden voor het aanhouden van deze zaak. Tegen [gedaagde] is vervolgens verstek verleend.
3.2.
Het gevorderde komt de voorzieningenrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal als hierna vermeld worden toegewezen.
3.3.
In procedures tussen ex-partners is het gebruikelijk dat de proceskosten worden gecompenseerd tussen partijen. In dit geval is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] de kosten, die [eiser] in deze zaak heeft gemaakt, nodeloos heeft laten ontstaan, doordat zij de verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen en zij verder – buitengerechtelijk, noch in rechte – inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen onderhavige vordering. Daarom wordt [gedaagde] veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten worden aan de zijde van [eiser] begroot op:
-griffierecht € 288,00
-kosten dagvaarding 98,51
-salaris advocaat
527,00
Totaal € 913,51

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
beveelt [gedaagde] haar medewerking te verlenen aan het terstond nakomen van de afspraken zoals die zijn vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst van 31 januari 2008.
4.2.
veroordeelt [gedaagde] de volgende handelingen te verrichten:
- de woning en het daarbij behorende perceel ten behoeve van de verkoop toegankelijk te maken en deze ten behoeve van die verkoop in schone, opgeruimde, verzorgde en representatieve staat te laten bevinden, een en ander volgens aanwijzingen van de makelaar;
- haar medewerking te verlenen aan toelating van potentiële kopers tot het perceel en de woning als ook alle verkoopduidingen die op het perceel en/of de woning door de makelaar zullen worden aangebracht, ongewijzigd in stand te laten.
4.3.
veroordeelt [gedaagde] de woning, uiterlijk twee dagen voor de dag waarop de woning aan de kopende partij moet worden geleverd, te ontruimen en te verlaten en de sleutels ter vrije beschikking van de kopende partij te stellen.
4.4.
bepaalt dat [gedaagde] iedere keer dat zij nalaat om aan de hiervoor in 4.1, 4.2 en 4.3 vermelde veroordelingen te voldoen, aan [eiser] een dwangsom verbeurt van
€ 1.000,00, met een maximum van € 50.000,-.
4.5.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiser] begroot op € 913,51.
4.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2016. (CT)