ECLI:NL:RBOVE:2016:513

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 februari 2016
Publicatiedatum
17 februari 2016
Zaaknummer
08/900001/12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • Hendriks
  • Melaard
  • Venekatte
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen beslissing rechter-commissaris in strafzaak

Op 17 februari 2016 heeft de meervoudige raadkamer van de Rechtbank Overijssel het bezwaarschrift van klager tegen een beslissing van de rechter-commissaris ongegrond verklaard. Het bezwaarschrift, ingediend op 23 december 2015, betrof een verzoek van de raadsvrouw van klager om een twaalftal getuigen te horen in de strafzaak tegen klager. De rechter-commissaris had op 16 december 2015 besloten om zes van deze getuigen niet te horen, wat klager aanvocht.

Tijdens de niet openbare zitting op 3 februari 2016 zijn de standpunten van klager en de officier van justitie besproken. Klager was niet verschenen, maar zijn raadsvrouw heeft het verzoek toegelicht. De rechtbank heeft kennisgenomen van het dossier en de schriftelijke reacties van de officier van justitie. De rechtbank oordeelde dat de rechter-commissaris bevoegd is om grenzen te stellen aan de vragen die tijdens de verhoren gesteld mogen worden, en dat deze bevoegdheid correct is toegepast.

De rechtbank concludeerde dat het bezwaarschrift ontvankelijk was, maar ongegrond verklaard moest worden. De beslissing van de rechter-commissaris om bepaalde getuigen niet te horen werd als rechtmatig beschouwd, en de rechtbank gaf aan dat eventuele bezwaren tegen het stellen van vragen tijdens de verhoren op dat moment behandeld kunnen worden. De beschikking werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/900001/12
Bezwaarschriftnummer: 15/1048
Beschikking van de meervoudige raadkamer op het bezwaarschrift op grond van artikel 182 lid 6 Sv van:
[klager] ,
geboren op [geboortedatum] 1952 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
verder te noemen: klager, bijgestaan door mr. M.M.A.J. Goris, advocaat te Almelo.

1.Het verloop van de procedure

Het bezwaarschrift is op 23 december 2015 op de griffie van de rechtbank ontvangen.
Het bezwaarschrift is behandeld op de niet openbare terechtzitting van de raadkamer van
3 februari 2016.
Bij de behandeling zijn de officier van justitie en de raadsvrouw gehoord. Klager is behoorlijk opgeroepen maar niet verschenen.
De rechtbank heeft kennis genomen van het door de officier van justitie overgelegde dossier in de strafzaak tegen klager.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de op 7 december 2015 gedateerde en op dezelfde datum bij het kabinet van de rechter-commissaris strafzaken in deze rechtbank ingekomen schriftelijke reactie van de officier van justitie op het verzoek ingevolge artikel 182 S van de raadsvrouw, de beschikking van de rechter-commissaris op het verzoek op grond van artikel 182 Sv en
de ter zitting door de raadsvrouw overgelegde pleitaantekeningen.

2.De standpunten van klager en de officier van justitie

Bij een op 1 december 2015 gedateerd verzoek aan de rechter-commissaris, heeft de raadsvrouw van klager verzocht om in de strafzaak tegen klager onderzoekshandelingen te verrichten, te weten: het horen van een twaalftal getuigen.
De rechter-commissaris heeft dit verzoek bij beslissing van 16 december 2015 wat betreft een zestal getuigen afgewezen, terwijl er met betrekking tot de overige getuigen door de rechter-commissaris op voorhand een kader is aangegeven waarbinnen de getuigen ondervraagd mogen worden.
Klager heeft tegen deze beslissing bezwaar gemaakt, welk bezwaar in de onderhavige procedure ter beoordeling voorligt. De raadsvrouw heeft het verzoek ter terechtzitting toegelicht en – zakelijk weergegeven – gesteld dat de rechter-commissaris niet de bevoegdheid heeft om op voorhand bepaalde vragen te beletten. Voorts heeft de raadsvrouw zich gemotiveerd verzet tegen de beslissing om zes getuigen niet te horen.
Het standpunt van de officier van justitie luidt samengevat dat de rechter-commissaris de bevoegdheid heeft om grenzen te stellen aan (eventueel) te stellen vragen, maar dat hij zich met betrekking één van die beperkingen kan vinden in de standpunten van de raadsvrouw. Voor het overige persisteert hij bij zijn reactie van 7 december 2015 aan de rechter-commissaris op het verzoek van de raadsvrouw tot het verrichten van onderzoeks-handelingen.

3.De ontvankelijkheid

Het bezwaarschrift is tijdig ingediend. De rechtbank stelt vast dat het bezwaarschrift ook overigens ontvankelijk is.

4.De beoordeling

Beperking ondervragingsrecht (formeel)
Uit het bepaalde in artikel 187b Sv. volgt dat de rechter-commissaris bevoegd is om ambtshalve te beletten dat aan enige vraag, gesteld door de officier van justitie, de verdachte en diens raadsman, gevolg wordt gegeven. De wetgever heeft in voornoemde bepaling voor de rechter-commissaris een gelijke voorziening getroffen als voor de zittingsrechter geldt ingevolge artikel 293 Sv. In de onderhavige zaak heeft de rechter-commissaris op voorhand gebruik gemaakt van deze bevoegdheid, kennelijk om (ruim) voor aanvang van de verhoren duidelijkheid te verschaffen over de grenzen waarbinnen vragen gesteld kunnen worden. Nu de rechter-commissaris deze bevoegdheid toekomt, zal de rechtbank het bezwaarschrift ongegrond verklaren voor zover dat ziet op de beperking van het ondervragingsrecht.
Beperking ondervragingsrecht (materieel)
De advocaat van verdachte heeft bij brief van 1 december 2015 de rechter-commissaris verzocht om een twaalftal getuigen te horen. Bij de beoordeling van de te horen getuigen is de rechter-commissaris, blijkens de op 16 december 2015 gegeven beschikking, uitgegaan van de in een concept-tenlastelegging neergelegde verwijten jegens klager, inhoudende, kort gezegd: valsheid in geschrifte van facturen en jaarrekeningen. Deze concept-tenlastelegging bevindt zich bij de stukken. Hieruit volgt dat klager daaraan in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake een bepaald feit in Nederland een vervolging zal worden ingesteld.
De rechtbank stelt vast dat de rechter-commissaris de door klager gewenste onderzoekshandelingen, voor zover het verzoek ziet op het horen van de getuigen [groep getuigen 1] , in beginsel heeft toegewezen. Dat daarbij op voorhand een kader is geschetst waarbinnen de rechter-commissaris te stellen vragen als relevant beoordeelt en tevens aangeeft dat vragen die niet in dat kader passen zullen worden belet, doet daaraan in dit stadium niets af. Het is niets anders dan een mededeling vooraf van de wijze waarop de rechter-commissaris denkt ten tijde van de verhoren uitvoering te geven aan de bevoegdheid om het stellen van bepaalde vragen te beletten. Of en in hoeverre bepaalde vragen daadwerkelijk belet zullen worden, zal pas tijdens die verhoren blijken. Eventuele bezwaren daartegen kunnen dan opgegeven worden en vastgelegd in het proces-verbaal, zodat de zittingsrechter zich daarover een oordeel kan vormen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de rechter-commissaris met toepassing van de juiste maatstaf en op goede gronden heeft beslist tot afwijzing van het verzoek van de verdediging voor zover dat ziet op het horen van de getuigen [groep getuigen 2] . De rechtbank kan zich geheel vinden in de motivering van de afwijzingen, zoals opgenomen op pagina 2 van de beschikking van 16 december 2015.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het bezwaarschrift ongegrond dient te worden verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaarschrift ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hendriks, voorzitter, mr. Melaard en mr. Venekatte, rechters, in tegenwoordigheid van Endlich, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2016.