ECLI:NL:RBOVE:2016:5281

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 maart 2016
Publicatiedatum
19 januari 2017
Zaaknummer
C/08/151947 / HA ZA 14-81
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boedelverdeling van een ontbonden huwelijksgoederengemeenschap met agrarisch bedrijf

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, betreft het een boedelverdeling na de ontbinding van een huwelijksgoederengemeenschap. Partijen, aangeduid als de man en de vrouw, zijn op 22 mei 1980 gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. De echtscheidingsbeschikking is op 6 juli 2005 uitgesproken en op 25 juli 2005 ingeschreven. Tot de gemeenschap behoorde een melkveehouders- en varkensbedrijf, dat op 1 maart 2007 is geliquideerd. De man vordert in conventie de vrouw te veroordelen tot het overdragen van diverse activa, waaronder varkensrechten en inventarisgoederen, en tot betaling van schadevergoeding. De vrouw vordert in reconventie de man te veroordelen tot teruggave van een bankgarantie en betaling van schadevergoeding ter zake van provisiekosten. De rechtbank heeft op 23 maart 2016 een tussenbeschikking gegeven en een comparitie van partijen bevolen om inlichtingen te vragen en te onderzoeken of partijen tot een minnelijke regeling kunnen komen. De zaak is van belang in het kader van de afwikkeling van de nalatenschappen van de ouders van de man, waarover nog geen vonnis is gewezen. De rechtbank heeft partijen opgeroepen om in persoon te verschijnen voor de comparitie, waarbij de advocaten ook aanwezig moeten zijn. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/151947 / HA ZA 14-81
Vonnis van 23 maart 2016
in de zaak van
[X],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. G.D. te Biesebeek te Zwolle,
tegen
[Y],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H.A. van der Kleij te Zwolle.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 30 april 2014
  • het proces-verbaal van comparitie van 1 september 2014
  • de brief van mr. te Biesebeek van 4 maart 2016, waarin op korte termijn vonnis wordt gevraagd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 22 mei 1980 met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. De echtscheidingsbeschikking d.d. 6 juli 2005 is op 25 juli 2005 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van [gemeente] . Tot deze gemeenschap heeft behoord een melkveehouders- en varkensbedrijf; dit per 1 maart 2007 geliquideerde bedrijf werd door partijen in maatschapsvorm gedreven.
2.2.
Op 11 juli 2007 is “
uit hoofde van overbedeling bij de scheiding en deling van de per 25 juli 2005 ontbonden huwelijksgoederengemeenschap” door de Coöperatieve Rabobank IJsseldelta U.A. een bankgarantie gesteld ten bedrage van € 250.000,00; op 17 april 2009 is een vervangende bankgarantie gesteld voor een bedrag van € 110.000,00. Artikel 6 van de bankgarantie luidt:
“Zodra door de crediteur (de man, rb
.) aan deze bankgarantie geen rechten meer kunnen worden ontleend is de crediteur verplicht het origineel van deze garantie aan de bank terug te geven en de bank schriftelijk mee te delen dat de bank uit haar verplichtingen uit hoofde van deze garantie is ontslagen.”
2.3.
Bij vonnis van 20 april 2011 heeft de rechtbank de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld. Van dit vonnis is de man tevergeefs in hoger beroep gekomen blijkens het eindarrest van het hof Arnhem-Leeuwarden d.d. 20 augustus 2013.
2.4.
De ouders van de man zijn overleden op respectievelijk [2011] en [2011] ; de man is samen met zijn broer en zijn zus voor 1/3 deelgerechtigd in hun nalatenschappen. Door de vader van de man – [A] – is destijds aan partijen een bedrag geleend van € 120.000,00 ter financiering van de aankoop van een melkquotum.
2.5.
De afwikkeling, c.q. uitleg van gemeld vonnis van 20 april 2011 heeft geleid tot drie kort geding-vonnissen: (1) het vonnis van 29 december 2011, waarvan hoger beroep is ingesteld, leidend tot het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 20 augustus 2013, (2) het vonnis van 14 juni 2012, aan welke veroordeling de man uitvoering heeft gegeven en (3) het vonnis van 28 september 2012. Van deze laatste twee kort geding-vonnissen is niet geappelleerd.
2.6.
Ter beëindiging van een ander kort geding zijn partijen blijkens het proces-verbaal van 13 februari 2014 het navolgende overeengekomen:
“ [X] betaalt aan [Y] ingaande 1 april 2014, telkens voor de eerste van ieder kwartaal, een bedrag van € 137,50 per kwartaal, zijnde de helft van het bedrag dat per kwartaal door [Y] aan de Rabobank is verschuldigd ter zake van de door de Rabobank afgegeven bankgarantie gedateerd 17 april 2009.
Deze betaling zal duren tot het moment dat [X] het origineel van de bankgarantie heeft teruggegeven aan de bank en aan de bank heeft meegedeeld dat de bank uit haar verplichtingen uit hoofde van deze bankgarantie is ontslagen.
[Y] behoudt zich het door haar gestelde recht op vergoeding van schade bestaande uit de volledige provisiekosten vanaf 11 juli 2007 voor.”
2.7.
In het proces-verbaal van comparitie van 1 september 2014 is onder meer het volgende vermeld:
“Namens [X] wordt de suggestie gedaan om de kwestie van de al dan niet verjaarde vordering van [A] te ‘parkeren’ totdat daarover door de rechtbank in die procedure uitspraak is gedaan (de zaak staat voor vonnis in oktober 2014). Namens [Y] wordt daarentegen de voorkeur gegeven aan een volledige afdoening op basis van de thans voorliggende stukken.”

3.Het geschil

in conventie en in reconventie

3.1.
De man vordert samengevat - in conventie de veroordeling van de vrouw om te voldoen aan hem:
1.
A. € 21.256,50, als het aan de man toekomende aandeel in de banksaldi, zoals bedoeld in rechtsoverweging 4.1. van het vonnis van 20 april 2011, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2011,
B. € 15.000,00, namelijk 50% van de door de vrouw in de periode van 1 maart 2007 tot aan 20 april 2011 aan bedoelde banksaldi onttrokken bedragen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2011,
2.
binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis om niet over te dragen aan de man dan wel aan hem ter beschikking te stellen de in rechtsoverweging 4.4 van het vonnis van 20 april 2011 bedoelde varkensrechten, inventarisgoederen, de veestapel, de bedrijfsvoorraad en de debiteurenportefeuille, op straffe van een door de vrouw aan de man ten titel van vervangende schadevergoeding te betalen bedrag van € 34.825,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop voormelde termijn zal zijn verstreken,
3.
€ 80.451,00 uit hoofde van hetgeen in rechtsoverweging 4.8 van het vonnis van 20 april 2011 is bepaald, vermeerderd met een rentevergoeding van 4% per jaar over € 63.582,00 vanaf 6 februari 2013,
- althans van enig andere bedragen door de rechtbank in goede justitie vast te stellen, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
3.2.
De vrouw vordert samengevat - in reconventie de veroordeling van de man:
1.
A. binnen acht dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis: tot de teruggave van het origineel van de bankgarantie d.d. 17 april 2009 ten bedrage van € 110.000,00 aan de Coöperatieve Rabobank IJsseldelta U.A. alsmede de schriftelijke mededeling aan deze bank dat zij uit haar verplichtingen uit hoofde van de bankgarantie is ontslagen, alles op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag dat de man daarmee in gebreke is,
Althans, subsidiair voor het geval in conventie enig bedrag aan de man zal worden toegewezen:
B. binnen acht dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis: tot de teruggave van het origineel van de bankgarantie d.d. 17 april 2009 ten bedrage van € 110.000,00 aan de Coöperatieve Rabobank IJsseldelta U.A. alsmede tot het doen, respectievelijk nalaten van al datgene dat nodig is om de bankgarantie van € 110.000,00 te laten beperken tot een lager bedrag dat qua hoogte overeenkomt met de geldsom die in deze procedure in conventie aan de man wordt toegewezen, alles op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag dat de man daarmee in gebreke is.
2.
A. tot de betaling van een schadevergoeding ter zake van de provisiekosten ingaande 29 juni 2009 ad € 7.425,00, vermeerderd met de wettelijke rente ingaande 26 maart 2014, vermeerderd met een schadevergoeding ter zake van de provisiekosten van € 275,00 per (deel van een) kwartaal ingaande 1 april 2014 zolang de verschuldigdheid van die provisiekosten voor de vrouw voortduurt, vermeerderd met de wettelijke rente ingaande de eerste dag van elk kwartaal,
Althans subsidiair:
B. tot de betaling van een schadevergoeding ter zake van de provisiekosten ingaande 10 januari 2012 ad € 2.475,00, vermeerderd met de wettelijke rente ingaande 26 maart 2014, vermeerderd met een schadevergoeding ter zake van de provisiekosten van € 275,00 per (deel van een) kwartaal ingaande 1 april 2014 zolang de verschuldigdheid van die provisiekosten voor de vrouw voortduurt, vermeerderd met de wettelijke rente ingaande de eerste dag van elk kwartaal,
3.
in de proceskosten.
3.3.
Partijen voeren over en weer verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
De rechtbank verwijst naar rechtsoverweging 2.7. In de zaak van de nalatenschappen van de ouders van de man (C/07/206381, rolnummer 13/036) - die voor de finale afdoening van de onderhavige zaak uiteraard van belang is, gelet op het tussen partijen bestaande geschil over de (verjaring van de) lening van [A] (rechtsoverweging 2.4) en de door haar bestreden bijdrageplicht ter zake - is tot op heden geen vonnis gewezen. Het is de rechtbank evenwel ambtshalve bekend dat op 2 februari 2016 door [X] (eiser in die procedure) is bericht: “
Partijen hebben overeenstemming bereikt. Verzoek vonnis aan te houden tot nader order.”Wat die overeenstemming inhoudt, is de rechtbank niet bekend. Opmerking verdient nog dat de man ook in bedoelde zaak wordt bijgestaan door mr. te Biesebeek.
4.2.
Gelet op het overwogene in rechtsoverweging 4.1 zal de rechtbank een comparitie bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
4.3.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. T.R. Hidma in het gerechtsgebouw te Zwolle aan Schuurmanstraat 2 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.2.
bepaalt dat de partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn,
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
6 april 2016voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de maandagen, dinsdagen en donderdagen in de maanden mei tot en met juli 2016, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
5.4.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen,
5.5.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
5.6.
wijst partijen er op, dat voor de zitting twee uur zal worden uitgetrokken,
5.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2016. [1]

Voetnoten

1.type: