Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het tussenvonnis van 23 maart 2016
- het proces-verbaal van comparitie van 30 mei 2016.
2.De verdere beoordeling
in conventie
in fineis bepaald. De rechtbank gaat daarom voorbij aan het niet ter zake dienende, en in het licht van vaste jurisprudentie (onder meer HR 9 maart 2012, NJ 2012/174) bovendien tardieve, aanbod om de betreffende bankafschriften in het geding te brengen.
zonder vergoeding(
onderstreping van rb) toedelen aan [X] .” Dat de vrouw het tot de huwelijksgemeenschap behorende bedrijf per 1 maart 2007 heeft geliquideerd, staat niet ter discussie. Bij gevolg is het overdragen, c.q. ter beschikking stellen van de litigieuze goederen en rechten aan de man niet aan de orde. Verder dient het ervoor te worden gehouden dat de rechtbank (die destijds op de hoogte was van het taxatierapport van makelaarskantoor Luchtenbelt en de liquidatiebalans, waarnaar de man in deze procedure wederom verwijst) met de hiervoor geciteerde zin in dat vonnis klaarblijkelijk - en niet onbegrijpelijk, indachtig de specifieke omstandigheden van het geval, waaraan ook in rechtsoverweging 3.9 van datzelfde vonnis wordt gerefereerd - tot uitdrukking heeft willen brengen dat zij het standpunt van de vrouw in dezen volgt en dat aan deze vermogensbestanddelen in het kader van de boedelscheiding geen waarde dient te worden toegekend. Daarop stuit derhalve af dat aan de man alsnog vervangende schadevergoeding toekomt.