Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- het tussenvonnis van 22 april 2015
- het proces-verbaal van comparitie van 3 september 2015.
2.De verdere beoordeling
In de hoofdzaak en de vrijwaringszaak
nietin rechte komen vast te staan, dan is de rechtbank van oordeel dat het beroep van [Y] op artikel 3:35 BW faalt, omdat zij onder die omstandigheid de litigieuze betaling van [X] niet aldus heeft mogen opvatten dat laatstgenoemde bedoelde verbintenis voor [Z] heeft willen voldoen. De - vanwege het in rechtsoverweging 2.2 overwogene nog aan te passen - vordering van [X] ligt alsdan voor toewijzing gereed. In hoeverre de vordering in vrijwaring jegens [Z] zal worden gehonoreerd, zal de rechtbank daarna beslissen, mede op basis van de uitkomsten van na te melden getuigenverhoren.
wélals bewezen kan worden aangemerkt, dan wordt de vordering van [X] afgewezen, en zal - in het verlengde daarvan - ook de vrijwaringsvordering in dat lot delen.
3.De beslissing
In de hoofdzaak
getuigenwil laten horen,
binnen twee wekenna de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van het team kanton en handelsrecht - de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op maandagen, dinsdagen en donderdagen in de maanden februari tot en met april 2016 moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
bewijsstukkenen / of door een ander bewijsmiddel, zij dit
binnen twee wekenna de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van het team kanton en handelsrecht - en aan de wederpartij moet opgeven,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,