ECLI:NL:RBOVE:2016:5297

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 maart 2016
Publicatiedatum
10 februari 2017
Zaaknummer
171583 FT RK 15.844
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wegens verwijtbare schulden

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 8 maart 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling door een alleenstaande moeder met twee minderjarige kinderen. De verzoekster, die in financiële problemen verkeerde, had een totale schuldenlast van € 68.521,58, waarvan een aanzienlijk deel bestond uit terugvorderingen van de belastingdienst met betrekking tot kinderopvangtoeslag. Tijdens de zitting op 23 februari 2016 werd duidelijk dat de verzoekster niet te goeder trouw was geweest in het ontstaan van haar schulden. Ze had een deel van de ontvangen kinderopvangtoeslag aangewend voor andere doeleinden dan waarvoor deze was bedoeld, en had nagelaten bewijsstukken aan te leveren die haar recht op de toeslag konden onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de verzoekster onvoldoende had aangetoond dat zij haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek te goeder trouw had opgebouwd. De rechtbank wees het verzoek tot schuldsanering af op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b van de Faillissementswet. De rechtbank benadrukte dat, hoewel er een bezwaar was ingediend tegen de terugvorderingen, dit niet afdeed aan de ernst van de situatie van de verzoekster. De rechtbank concludeerde dat de verzoekster op dat moment haar financiële situatie niet onder controle had en dat er geen aanleiding was om het verzoek tot schuldsanering toe te wijzen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: 171583 FT RK 15.844
datum vonnis: 8 maart 2016
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:

[verzoekster] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
verder te noemen: [verzoekster]

Het procesverloop

[verzoekster] heeft een verzoekschrift ingediend de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 23 februari 2016. Ter zitting zijn [verzoekster] en mevrouw [A] , [wijkcoach] , verschenen. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling

De feiten
[verzoekster] is een alleenstaande vrouw van 26 jaar met twee inwonende minderjarige kinderen van 3 en 5 jaar oud. Er is sprake van een beschermingsbewind sinds 6 oktober 2014 waarbij Aktiva B.V. is benoemd tot bewindvoerder.
De totale schuldenlast van [verzoekster] bedraagt volgens de verklaring ex artikel 285 Faillissementswet € 68.521,58, waaronder de volgende schulden:
  • Belastingdienst € 36.495,00;
  • Kinderopvang […] € 11.534,59.
De schuld aan de belastingdienst bestaat voor het grootste gedeelte uit teruggevorderde kinderopvangtoeslag ad € 31.892,00 over 2013 en ad € 4.495,00 over 2014.
De toelichting van [verzoekster]
heeft ter zitting verklaard dat nadat ze in financiële problemen terecht is gekomen hulp heeft gezocht bij de Stadsbank.
heeft budgetbeheer gehad bij de Stadsbank. De Stadsbank kon echter niet alle rekeningen van [verzoekster] betalen, omdat er onvoldoende inkomsten binnenkwamen. [verzoekster] is vervolgens haar administratie weer zelf gaan doen. Op enig moment is de dochter van [verzoekster] echter ziek geworden en moest [verzoekster] dientengevolge verhuizen naar een woning waarvan de maandelijkse huur € 300,-- hoger was dan van de woning waaruit ze was vertrokken. Hierdoor is [verzoekster] nog verder in de financiële problemen gekomen. [verzoekster] heeft verklaard dat zij haar post niet meer durfde te openen en dat ze daar panisch van werd.
Volgens [verzoekster] heeft ze gedurende drie maanden aan het eind van 2013 de kinderopvangtoeslag niet gebruikt voor voldoening van de kosten van de kinderopvang. [verzoekster] heeft verklaard dat ze in die tijd veel deurwaarders aan de deur heeft gekregen die ze met voorrang heeft betaald. De belastingdienst heeft de kinderopvangtoeslag over de andere maanden van 2013 en over 2014 teruggevorderd, omdat [verzoekster] geen bewijstukken heeft aangeleverd van het feit dat ze in die periode een opleiding heeft gevolgd en dat zij in verband daarmee gebruik heeft gemaakt van kinderopvang.
Volgens [verzoekster] heeft ze na enige tijd een roze envelop van de belastingdienst ontvangen, die ze wel heeft geopend. Uit de zich in de roze envelop bevindende brief is gebleken dat [verzoekster] geen recht meer had op kinderopvangtoeslag.
Volgens [verzoekster] heeft ze vervolgens geïnformeerd of ze bezwaar kon maken tegen de terugvorderingen van de kinderopvangtoeslag, maar heeft de belastingdienst haar medegedeeld dat zij hier te laat mee was. Volgens [verzoekster] heeft de beschermingsbewindvoerder alsnog afgelopen week met spoed een bezwaarschrift ingediend.
[verzoekster] heeft verklaard dat ze in de problematische schuldensituatie is terecht gekomen door onmacht. Volgens [verzoekster] heeft ze geprobeerd haar problemen zelf op te lossen, maar is dat niet gelukt.
Volgens [verzoekster] heeft ze van de gemeente een tijdelijke vrijstelling van de sollicitatieplicht gekregen in verband met de problemen met haar jongste dochter. [verzoekster] heeft verklaard dat ze in samenspraak met haar wijkcoach moet bepalen wanneer zij weer in staat is om arbeid te verrichten. [verzoekster] heeft verklaard dat haar jongste dochter in therapie is.
De toelichting van [A]
heeft ter zitting verklaard dat [verzoekster] veel heeft geprobeerd om de situatie zelf op te lossen, maar dat het [verzoekster] niet is gelukt. [A] heeft verklaard dat zij de bewijsstukken voor de belastingdienst wel boven tafel heeft gekregen. [A] heeft verklaard dat [verzoekster] in juli 2014 ernstig is mishandeld door haar ex-partner. Vanaf die tijd is het bergafwaarts gegaan met [verzoekster] en kon ze haar financiën niet meer zelf regelen.
[A] heeft verklaard dat het juist is dat in samenspraak met haar en de gemeente [verzoekster] een tijdelijke vrijstelling heeft gekregen van haar sollicitatieplicht. Volgens [A] heeft [verzoekster] inmiddels al weer meer zelf de regie over haar leven en wil [verzoekster] zodra haar kinderen op school zitten weer aan het werk.
De overwegingen van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende aannemelijk geworden dat [verzoekster] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat [verzoekster] niet te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van de enorme schuld aan de belastingdienst inzake de kinderopvangtoeslag over het jaar 2013 en 2014 en de schuld aan Kinderopvang […] . [verzoekster] heeft immers doelbewust een deel van de ontvangen kinderopvangtoeslag aangewend voor andere doeleinden dan betaling van de kosten van kinderopvang door Kinderopvang […] , voor welk doel de kinderopvangtoeslag is verstrekt. Voorts heeft zij nagelaten bewijsstukken van het volgen van een opleiding en daarmee van de noodzaak van het gebruik van kinderopvang over te leggen aan de belastingdienst.
De rechtbank overweegt dat [verzoekster] zelf verantwoordelijk is voor het op correcte wijze afleggen van rekening en verantwoording over de ontvangen kinderopvangtoeslag. Voorts moet het [verzoekster] in ernstige mate worden aangerekend dat zij de kinderopvangtoeslag heeft aangewend voor andere doeleinden dan de betaling van de kosten van kinderopvang, nu zij dusdoende wist dat de kinderopvangtoeslag zou worden teruggevorderd en zij die niet zou kunnen terugbetalen.
Het feit dat er inmiddels alsnog bezwaar is aangetekend tegen de terugvorderingen van kinderopvangtoeslag en de mogelijkheid bestaat dat [verzoekster] weliswaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar bezwaar, maar dat de belastingdienst de terugvorderingen ambtshalve naar beneden zal bijstellen, maakt het oordeel van de rechtbank thans niet anders. De rechtbank overweegt dat het, indien de belastingdienst overgaat tot het substantieel verminderen van de terugvorderingen van kinderopvangtoeslag, [verzoekster] vrijstaat opnieuw een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te dienen.
Voor het geval een beroep gedaan wordt op de hardheidsclausule is de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is dat [verzoekster] op dit moment de situatie bestendig onder controle heeft. Dit blijkt onder andere uit het feit dat pas een week voor de zitting van het verzoek tot toepassing van de schuldsanering bezwaar tegen de terugvorderingsaanslagen 2013 en 2014 is ingediend bij de belastingdienst.
Op grond van het voorgaande zal de rechtbank het verzoek afwijzen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b Faillissementswet.

De beslissing:

de rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. M.M. Verhoeven, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 maart 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.