Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[verzoekster] ,
Het procesverloop
De beoordeling
- Belastingdienst € 36.495,00;
- Kinderopvang […] € 11.534,59.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 8 maart 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling door een alleenstaande moeder met twee minderjarige kinderen. De verzoekster, die in financiële problemen verkeerde, had een totale schuldenlast van € 68.521,58, waarvan een aanzienlijk deel bestond uit terugvorderingen van de belastingdienst met betrekking tot kinderopvangtoeslag. Tijdens de zitting op 23 februari 2016 werd duidelijk dat de verzoekster niet te goeder trouw was geweest in het ontstaan van haar schulden. Ze had een deel van de ontvangen kinderopvangtoeslag aangewend voor andere doeleinden dan waarvoor deze was bedoeld, en had nagelaten bewijsstukken aan te leveren die haar recht op de toeslag konden onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de verzoekster onvoldoende had aangetoond dat zij haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek te goeder trouw had opgebouwd. De rechtbank wees het verzoek tot schuldsanering af op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b van de Faillissementswet. De rechtbank benadrukte dat, hoewel er een bezwaar was ingediend tegen de terugvorderingen, dit niet afdeed aan de ernst van de situatie van de verzoekster. De rechtbank concludeerde dat de verzoekster op dat moment haar financiële situatie niet onder controle had en dat er geen aanleiding was om het verzoek tot schuldsanering toe te wijzen.