ECLI:NL:RBOVE:2016:5314

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 november 2016
Publicatiedatum
22 maart 2017
Zaaknummer
184731 FT RK 435/16 en 184733 FT RK 436/16
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken tot schuldsanering na herhaaldelijke afwezigheid bij zittingen

Op 21 november 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaken van [verzoeker] en [verzoekster], die samenwonend zijn en beiden kampen met een aanzienlijke schuldenlast. De rechtbank had eerder op 15 juni 2015 een moratorium toegewezen, maar verklaarde hen op 14 maart 2016 niet-ontvankelijk in hun verzoeken tot schuldsanering, omdat het minnelijk traject nog niet was afgerond. Nieuwe verzoeken tot schuldsanering werden in april 2016 ingediend, maar de verzoekers verschenen niet op de zittingen van 1 augustus en 19 september 2016, met als reden persoonlijke omstandigheden. Op 14 november 2016 verschenen zij wederom niet, zonder bericht van afwezigheid.

De rechtbank oordeelde dat de verzoekers niet aannemelijk hadden gemaakt dat zij te goeder trouw waren ten aanzien van hun schulden en dat zij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling niet naar behoren zouden nakomen. De rechtbank had hen drie keer de gelegenheid gegeven om hun verzoeken toe te lichten, maar zij maakten van deze mogelijkheid geen gebruik. De rechtbank besloot daarom de verzoeken tot schuldsanering af te wijzen, met inachtneming van de herhaaldelijke afwezigheid van de verzoekers bij de zittingen. De uitspraak werd gedaan door mr. M.M. Verhoeven en de schuldenaren hebben het recht van hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Zwolle
Rekestnummers: 184731 FT RK 435/16 en 184733 FT RK 436/16
Uitspraakdatum: 21 november 2016
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken op de verzoeken van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ,
en

[verzoekster] ,

geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
verder [verzoeker] en [verzoekster] te noemen.

Het procesverloop

Op 15 juni 2015 heeft de rechtbank een moratorium, inhoudende een verbod tot ontruiming van de woning van [verzoeker] en [verzoekster] , tot 30 november 2015, toegewezen. Op 14 maart 2016 heeft de rechtbank [verzoeker] en [verzoekster] niet-ontvankelijk verklaard in de, met het verzoek tot het uitspreken van een moratorium ingediende, verzoeken tot toepassing van de wettelijke schuldsanering (schuldsanering), omdat het minnelijk traject nog niet was afgerond.
[verzoeker] en [verzoekster] zijn naar aanleiding van nieuwe verzoeken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, die begin april 2016 door de rechtbank zijn ontvangen, op 10 juni 2016 opgeroepen voor de zitting van 1 augustus 2016. [verzoeker] en [verzoekster] hebben voorafgaande aan de zitting telefonisch gemeld dat zij in verband met het overlijden van de stiefmoeder van [verzoekster] niet op de zitting van 1 augustus 2016 aanwezig kunnen zijn. [verzoeker] en [verzoekster] zijn vervolgens opgeroepen voor de zitting van 19 september 2016. Kort voor
19 september 2016 hebben [verzoeker] en [verzoekster] bericht dat [verzoeker] is opgenomen op de Paaz-afdeling en dat zij wederom niet ter zitting kunnen verschijnen. [verzoeker] en [verzoekster] zijn daarop opgeroepen voor de zitting van 14 november 2016, alwaar zij, zonder bericht van afwezigheid, niet zijn verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

De beoordeling

De feiten
[verzoeker] en [verzoekster] zijn samenwonend. Volgens het verzoekschrift van [verzoeker] bedraagt zijn totale schuldenlast € 31.306,54. Volgens het verzoekschrift van [verzoekster] bedraagt haar totale schuldenlast € 27.208,--. Er is sprake van een gezamenlijke schuld van € 4.234,98 uit 2014 aan Beter Wonen. Volgens de verzoekschriften met bijlagen hebben [verzoeker] en [verzoekster] zich reeds in 2006 gemeld bij een schuldhulpverleningsbureau, maar is gebleken dat dit een malafide bureau is. In 2013 heeft [verzoeker] een burnout gekregen en [verzoekster] een hernia, waarna [verzoeker] en [verzoekster] hun financiële zaken ‘links hebben laten liggen’. [verzoeker] is vervolgens akkoord gegaan met ontslag bij zijn toenmalige werkgever en heeft een ontslagvergoeding ontvangen waarmee schulden zijn afgelost. [verzoeker] en [verzoekster] zijn er vanuit gegaan dat alle schulden waren afgelost, maar in november 2014 heeft de politie zich bij [verzoeker] en [verzoekster] gemeld om [verzoeker] te gijzelen in verband met openstaande CJIB-boetes. Om de boetes te kunnen betalen heeft [verzoeker] geld geleend en kon de huur niet worden betaald.
In de oproepbrieven voor de zittingen, waarvan de eerste op 10 juni 2016 is verstuurd, is [verzoeker] en [verzoekster] telkens opgedragen uiterlijk een week voor de zitting, waarvoor ze werden opgeroepen, een BKR-toets van beiden, die niet ouder is dan een jaar, aan te leveren en om een specificatie van de belastingschulden van [verzoekster] over te leggen. Tot op heden heeft de rechtbank de opgevraagde stukken niet ontvangen.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verzoeken van [verzoeker] en [verzoekster] moeten worden afgewezen. [verzoeker] en [verzoekster] hebben immers door drie keer niet ter zitting te verschijnen, waarbij ze op de laatste zitting zonder bericht van afwezigheid niet zijn verschenen, niet aannemelijk gemaakt dat zij te goeder trouw zijn geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van hun schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop de verzoekschriften zijn ingediend. Ook hebben [verzoeker] en [verzoekster] door niet ter zitting te verschijnen niet aannemelijk gemaakt dat zij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zullen nakomen en zich zullen inspannen om zoveel mogelijk baten voor de boedel te verwerven. De rechtbank is ten slotte van oordeel dat [verzoeker] en [verzoekster] door op 14 november 2016, zonder bericht van afwezigheid, niet ter zitting te verschijnen en dientengevolge niet te verklaren, nu reeds hun inlichtingenplicht niet zijn nagekomen. De rechtbank heeft bij haar oordeel om de verzoeken af te wijzen betrokken dat [verzoeker] en [verzoekster] vanaf het moment dat ze begin april 2016 de verzoeken hebben ingediend, drie keer in de gelegenheid zijn gesteld om deze verzoeken ter zitting toe te lichten en zij van deze mogelijkheid drie keer geen gebruik hebben gemaakt.

De beslissing

De rechtbank:
- wijst de verzoeken af;
Gewezen door mr. M.M. Verhoeven, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 21 november 2016 in tegenwoordigheid van de griffier [1] .