In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 21 november 2016 uitspraak gedaan over de verzoeken van [verzoeker] en [verzoekster] tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. Beide verzoekers verkeerden in een problematische financiële situatie, met aanzienlijke schulden aan de Belastingdienst en kinderopvangorganisaties. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers niet te goeder trouw zijn geweest in het ontstaan en onbetaald laten van hun schulden. De verzoekers hebben in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van hun verzoeken geen adequate stappen ondernomen om hun schuldenproblematiek aan te pakken, ondanks dat zij al sinds 2009 in financiële problemen verkeerden. De rechtbank concludeert dat de verzoekers in ernstige mate verweten kan worden dat zij nieuwe financiële verplichtingen zijn aangegaan, terwijl zij wisten dat zij deze niet konden nakomen. De rechtbank heeft de verzoeken tot schuldsanering afgewezen, omdat er geen gronden aanwezig zijn die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen bijzondere omstandigheden, zoals verslaving of psychische problemen, zijn die de situatie van de verzoekers zouden kunnen verklaren. De beslissing van de rechtbank is dat de verzoeken worden afgewezen.