ECLI:NL:RBOVE:2016:532

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 februari 2016
Publicatiedatum
18 februari 2016
Zaaknummer
C/08/182025 / KG ZA 16-37
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van de verdeling en verrekening van huwelijksgoederen en medewerking aan de verkoop van de voormalige echtelijke woning

In deze zaak, die op 15 februari 2016 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee partijen die in een echtscheiding verwikkeld zijn. De rechtbank had eerder, op 1 september 2010, een beschikking gegeven waarin de verdeling van het huwelijksgoederenvermogen was vastgesteld. De echtelijke woning werd aan de man toegescheiden, met een bindend vastgestelde waarde van € 115.000,= en een hypothecaire lening van € 120.000,=. De vrouw was nog steeds hoofdelijk aansprakelijk voor de hypotheekschuld, ondanks de eerdere beschikking.

De man vorderde in kort geding dat de vrouw zou meewerken aan de verkoop van de woning, die inmiddels onder voorbehoud van haar toestemming was verkocht voor € 102.000,=. De vrouw weigerde echter haar medewerking te verlenen, omdat zij niet geconfronteerd wilde worden met de resterende hypotheekschuld en de bijbehorende kosten. De voorzieningenrechter oordeelde dat de man een spoedeisend belang had bij de verkoop en dat de vrouw, ondanks haar bezwaren, moest meewerken aan de verkoop en levering van haar deel in de woning. De rechtbank wees de vorderingen van de man toe, maar wees de vordering tot betaling van de helft van de resterende hypotheekschuld door de vrouw af, omdat de man zelf verantwoordelijk was voor de financiële afwikkeling.

De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. G.G. Vermeulen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/182025 / KG ZA 16-37
Vonnis in kort geding van 15 februari 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. J.G.H. van der Kolk te Stadskanaal,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. F.J.M. Kobossen te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de producties van de zijde van [gedaagde]
  • de aanvullende productie van de zijde van [eiser]
  • de aanvullende producties van [gedaagde]
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 3 februari 2010 heeft de rechtbank te Almelo de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Bij beschikking van 1 september 2010 van de rechtbank te Almelo heeft de rechtbank de verdeling/verrekening van het tussen partijen bestaande huwelijksgoederenvermogen vastgesteld, waarbij zij onder meer het volgende heeft overwogen en bepaald:

Echtelijke woning
Deze woning wordt aan de man toegescheiden. De waarde wordt (of is inmiddels) tussen partijen bindend vastgesteld door het makelaarskantoor Schut en Lambert te Stadskanaal en de over-, dan wel onderwaarde wordt gelijkelijk tussen partijen verdeeld. De kosten van taxatie worden door partijen voor gelijke delen gedragen. (…)
Hypothecaire lening
Deze lening tot een bedrag van € 120.000,-- wordt aan de man toegescheiden.
(…)
I. stelt de verdeling/verrekening tussen partijen vast zoals hierboven onder het hoofd “resumé” vermeld en veroordeelt partijen tot betaling van de genoemde bedragen;
II. veroordeelt de man binnen twee weken na datum van deze beschikking mee te werken aan de verdeling van de echtelijke woning op verbeurte van een dwangsom van
€ 500,00 voor iedere dag dat de man in gebreke blijft om aan deze beschikking gevolg te geven, zulks tot een maximum van € 20.000,--;
(…)
IV. verklaart deze beschikking topt zover uitvoerbaar bij voorraad;
(…).”.
2.3.
De waarde van de voormalige echtelijke woning aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning) is, in het kader van de verdeling, bindend vastgesteld op
€ 115.000,=.
2.4.
De huidige, aan de woning verbonden hypotheekschuld, waartoe partijen hoofdelijk verbonden zijn, bedraagt € 120.000,=.
2.5.
De woning is, onder voorbehoud van toestemming van [gedaagde] , verkocht voor een prijs van € 102.000,= kosten koper.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad,:
1) [gedaagde] veroordeelt om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis, haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van haar deel in de eigendom van de woning aan de [adres] te [plaats] aan overeenkomstig de door de heer
[X] getekende koopovereenkomst;
2) bepaalt dat indien [gedaagde] niet zal meewerken aan de verkoop en levering van de onder één genoemde onroerende zaak, dit vonnis in de plaats zal treden van de vereiste medewerking van [gedaagde] aan de verkoop van de woning aan de [adres] te [plaats] aan [X] ;
3) [gedaagde] veroordeelt om de helft van de na verkoop resterende hypotheekschuld te voldoen, alsmede de helft van alle met verkoop en levering van de woning gepaard gaande kosten;
4) [gedaagde] veroordeelt in de kosten van dit geding;
5) [gedaagde] veroordeelt in de wettelijke rente over de kosten van dit geding, wanneer zij deze niet binnen 14 dagen na de datum van het in deze te wijzen vonnis voldoet.
3.2.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft, gelet op zijn stellingen, een voldoende spoedeisend belang bij het door hem gevorderde. Hij wenst over te gaan tot daadwerkelijke verkoop en levering van de voormalige echtelijke woning aan een kandidaat-koper, maar stelt daarin te worden belemmerd door [gedaagde] . [eiser] is ontvankelijk in zijn vorderingen.
4.2.
Vast staat tussen partijen dat, bij beschikking van de rechtbank te Almelo op
1 september 2010, onherroepelijk is beslist over de wijze waarop de (waarde van de) echtelijke woning tussen hen dient te worden verdeeld: de woning en de hypothecaire lening worden aan [eiser] toegescheiden, de waarde wordt bindend vastgesteld en de onder- of bovenwaarde wordt gelijkelijk tussen partijen verdeeld. De waarde is bindend vastgesteld op € 115.000,= en de hypothecaire last bedroeg € 120.000,=, hetgeen heeft geresulteerd in een onderwaarde van € 5.000,=.
4.3.
Vast staat voorts dat conform het voorgaande is afgewikkeld door partijen.
De woning en de hypothecaire lening zijn aan [eiser] toegescheiden en [gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat zij het bedrag van € 2.500,=, zijnde de helft van de totale onderwaarde van € 5.000,=, via verrekening heeft voldaan aan [eiser] (bij brief van
mr. Zweerman-Oude Breuil aan mr. Van der Kolk van 13 april 2011).
4.4.
[eiser] wenst de woning thans te verkopen en over te dragen, maar stuit bij het daadwerkelijk bewerkstellingen van die verkoop en overdracht op de vereiste, maar nog ontbrekende, toestemming van [gedaagde] . [eiser] en [gedaagde] zijn, ook al zijn de woning en de hypothecaire lening bij rechterlijke beschikking toegescheiden aan [eiser] , immers beiden (nog steeds) voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning én beiden hoofdelijk aansprakelijk voor voldoening van de hypothecaire last. [gedaagde] wenst niet vrijwillig mee te werken en wenst niet alsnog te worden geconfronteerd met allerlei schulden die niet (langer) voor haar rekening komen. Ze stelt dat zij dient te worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, hetgeen ook de strekking was van de rechterlijke uitspraak van 1 september 2010.
4.5.
Ook al is de strekking van de in de beschikking vastgestelde verdeling/verrekening dat [gedaagde] niet langer extern (noch intern) zou
behorente worden aangesproken voor de hypotheekschuld, de beschikking heeft niet tot gevolg gehad dat zij niet langer zou
kunnenworden aangesproken voor de hypotheekschuld door de bank. Voor een ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid is immers medewerking van de schuldeisende partij, de bank, noodzakelijk. En die is er, ondanks een enkele poging daartoe van [eiser] , niet, zo begrijpt de voorzieningenrechter uit het verhandelde ter zitting.
4.6.
Het ontbreken van die medewerking van de bank aan het ontslag van [gedaagde] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid maakt echter niet, hoe zuur ook voor [gedaagde] , dat van [gedaagde] in de gegeven omstandigheden niet kan worden gevergd dat zij meewerkt aan de verkoop en levering van de woning. [eiser] heeft voldoende belang bij die medewerking van [gedaagde] , nu hij zonder haar medewerking de woning niet kan verkopen en leveren, zodat de voorzieningenrechter de gevorderde medewerking aan de verkoop en levering zal toewijzen.
4.7.
Die medewerking heeft, gelet op de verkoopprijs van € 102.000,= (kosten koper), dat een marktconforme verkooprijs is zo volgt uit de in het geding gebrachte - onweersproken - verklaring van de verkoopmakelaar, tot gevolg dat er een hogere onderwaarde resteert van € 18.000,=. Deze dient, conform en indachtig de bij beschikking van 1 september 2010 vastgestelde verdeling/verrekening, geheel voor rekening van [eiser] te komen. De bank zal echter ook [gedaagde] kunnen blijven aanspreken voor de (gehele) resterende hypotheekschuld. Dat is een onwenselijke situatie. [eiser] zal [gedaagde] - zo spoedig mogelijk - dienen te vrijwaren voor die aansprakelijkheid. Hij zal zich daarvoor, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, tot het uiterste moeten inspannen. Dat [eiser] , zoals hij stelt, niet de financiële mogelijkheden heeft om de restschuld volledig te financieren, komt geheel voor rekening en risico van [eiser] . [gedaagde] hoeft daar jegens hem niet in bij te dragen.
4.8.
Uit het voorgaande volgt dat de gevorderde veroordeling van [gedaagde] om de helft van de na verkoop resterende hypotheekschuld te voldoen (aan [eiser] , zo begrijpt de voorzieningenrechter), dient te worden afgewezen.
4.9.
[gedaagde] heeft, tot slot, aangevoerd dat zij bij benadering nog een bedrag van
€ 40.000,= te vorderen heeft van [eiser] . Hoewel [eiser] dat niet heeft weersproken en in dat kader heeft gesteld dat hij de financiële middelen niet heeft om dat bedrag aan [gedaagde] te voldoen, kan dat er niet toe leiden dat de gevorderde medewerking aan verkoop en levering niet voor toewijzing vatbaar is.
4.10.
Gelet op de relatie tussen partijen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van haar deel in de eigendom van de woning aan de [adres] te [plaats] aan overeenkomstig de door de heer
[X] getekende koopovereenkomst,
5.2.
bepaalt dat indien [gedaagde] niet meewerkt aan de verkoop en levering van de onder I genoemde zaak, dit vonnis in de plaats zal treden van de vereiste medewerking van [gedaagde] aan de verkoop van de woning aan de [adres] te [plaats] aan
[X] ,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op
15 februari 2016. [1]

Voetnoten

1.type: