In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 24 oktober 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling door [verzoeker]. Het verzoek is behandeld tijdens de zitting op 17 oktober 2016, waar [verzoeker] en zijn partner, mevrouw [A], aanwezig waren, samen met mevrouw [C] van Avelijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker] een aanzienlijke schuldenlast heeft van € 79.548,94, waaronder vorderingen van het UWV, Engie en de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Tevens is gebleken dat [verzoeker] in het verleden is veroordeeld voor hennepteelt, wat zijn financiële situatie heeft beïnvloed.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de psychische gesteldheid van [verzoeker], die onder behandeling is voor zijn problemen en aangeeft dat hij moeite heeft met het vinden van werk. Ondanks zijn verklaringen dat hij wil werken, heeft de rechtbank twijfels over zijn motivatie en verantwoordelijkheid. De rechtbank concludeert dat [verzoeker] niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in staat is om de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling na te komen. De rechtbank wijst het verzoek af op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder c van de Faillissementswet (Fw).