ECLI:NL:RBOVE:2016:5536

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 oktober 2016
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
08/952726-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 58-jarige man voor betrokkenheid bij harddrugsdelicten en wapenbezit

Op 18 oktober 2016 heeft de Rechtbank Overijssel een 58-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man was schuldig bevonden aan strafbare betrokkenheid bij harddrugsdelicten, waaronder het bezit van 1,5 kilo MDMA (XTC) en 1,7 liter amfetamine base olie. Daarnaast was hij in het bezit van een gaspistool en munitie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze drugs had aanwezig gehad en dat hij betrokken was bij de productie en distributie van deze middelen. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 54 maanden geëist, maar de rechtbank legde een lagere straf op, rekening houdend met de rol van de verdachte en zijn beperkte strafblad. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een vierde tenlastegelegde feit, omdat er onvoldoende bewijs was. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting waar de verdachte en zijn raadsman hun standpunten naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft de inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder het vuurwapen, verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/952726-15
Datum vonnis: 18 oktober 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1958 in [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland),
wonende in [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 oktober 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.M. Brunsveld en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. L.J. Speijdel, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:met een ander of anderen of alleen 1,5 kilo XTC, 1 kilo amfetamine pasta en/of 1,7 liter amfetamine base olie aanwezig heeft gehad;
feit 2:met een ander of anderen of alleen amfetamine, XTC, MDEA, MDA, GHB en/of LSD heeft geproduceerd, afgegeven en/of vervoerd en/of dat hij voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de productie van die drugs;
feit 3:een vuurwapen en munitie in zijn bezit heeft gehad;
feit 4:met een ander of anderen of alleen een vuurwapen en diverse soorten munitie heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 18 november 2015 in de gemeente Enschede en/of elders
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (op het adres [adres 2]
en/of [adres 1] ) ongeveer
1,5 kilo van een materiaal bevattende MDMA (XTC) en/of
1. kilo amfetamine pasta en/of
1,7 liter amfetamine base olie,
in elk geval een aantal grote hoeveelheden van een materiaal en/of vloeistof,
bevattende MDMA (XTC) en/of MDEA en/of MDA en/of N-ethylMDA en/of amfetamine
en/of (een) ander(e) middel(en) Vermeld op lijst 1 van de Opiumwet,
zijnde 1,5 kilo van een materiaal bevattende MDMA (XTC) en/of MDEA en/of MDA
en/of N-ethylMDA en/of amfetamine en/of dat/die andere middelen, een
middel/middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 juli 2015
tot en met 17 november 2015 in de gemeente Enschede en/of elders in Nederland,
althans in Nederland en/of in Duitsland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of
vervaardigd en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt
en/of vervoerd,
in elk geval, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meer grote
hoeveelheden amfetamine en/of MDMA (XTC) en/of MDEA en/of tenamfetamine (MD,
en/of N-ethylMDA en/of GammaHydroxyButyraat en/of 4-hydroxyboterzuur
(GHB) en/of LSD en/of een of meer andere middelen,
zijnde die amfetamine en/of MDMA (XTC) en/of MDEA en/of tenamfetamine (MDA)
en/of N-ethyl-MDA en/of GammaHydroxyButyraat en/of 4-hydroxyboterzuur (GHB)
en/of LSD en/of een of meer andere middelen, (telkens) een middel/middelen als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 juli 2015 tot
en met 17 november 2015 in de gemeente Enschede en/of elders in Nederland
en/of in Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens)
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, te weten het (telkens) opzettelijk telen, bereiden, bewerken,
verwerken, vervaardigen, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren
van een of meer grote hoeveelheden
amfetamine en/of MDMA (XTC) en/of MDEA en/of tenamfetamine (MDA) en/of
N-ethyl-MDA en/of GammaHydroxyButyraat en/of 4-hydroxyboterzuur (GHB) en/of
een of meer andere middelen, zijnde
amfetamine en/of MDMA (XTC) en/of MDEA en/of tenamfetamine (MDA) en/of
N-ethyl-MDA en/of GammaHydroxyButyraat en/of 4Thydroxyboterzuur (GHB) een
middel/middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst T voor te
bereiden en/of te bevorderen
- ( (telkens) zich of een ander heeft/hebben getracht te bewegen om dat feit te
plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij
behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te
verschaffen te weten door het
voorhanden hebben van en/of het ter beschikking stellen van opbergruimte voor
en/of verschaffen aán een of meer mededader(s) van een tabletteermachine
en/of een hoeveelheid verpakkingsmateriaal en/of een hoeveelheid BMK en/of
APAAN en/of Zwavelzuur en/of Coffeïne en/of 2C-B en/of Fosforzuur en/of
Cellulose en/of Caustic Soda en/of Alcohol en/of Dimethyl sulfone en/of
Inesitol en/of Ketamine en/of methylamine en/of Taurine en/of
versnijdingsmiddelen en/of een aantal jerrycans (met vloeistof) en/of een
RVS-reactieketel en/of een hoeveelheid andere grondstoffen/goederen en/of
- ( telkens) zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het
plegen van dat feit heeft/hebben getracht te verschaffen door een
tabletteermachine en/of een hoeveelheid verpakkingsmateriaal en/of een
hoeveelheid BMK en/of APAAN en/of Zwavelzuur en/of Coffeïne en/of 2C-B.en/of
Fosforzuur en/of Cellulose en/of Caustic Soda en/of Alcohol en/of Dimethyl
sulfone en/of Inesitol en/of Ketamine en/of methylamine en/of Taurine en/of
versnijdingsmiddelen en/of een aantal jerrycans (met vloeistof) en/of een
RVS-reactieketel en/of hoeveelheid andere grondstoffen/goederen ter
beschikking te stellen aan en/of informatie over het productieproces te
verschaffen aan verdachtes mededader(s) en/of
- ( telkens) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden en/of andere
betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad te weten een tabletteermachine
en/of een RVS-reactieketel en/of een hoeveelheid verpakkingsmateriaal en/of
een hoeveelheid BMK en/of APAAN en/of Zwavelzuur en/of Coffeine en/of 2C-B
en/of Fosforzuur en/of Cellulose en/of Soda en/of Alcohol en/of Dimethyl
sulfone en/of Inositol en/of Ketamine en/of methvlamine en/of Taurine en/of
versnijdingsmiddelen en/of een aantal jerrycans (met vloeistof) en/of een
hoeveelheid andere grondstoffen/goederen,
waarvan hij, verdachte, en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige
redenen had(den) te vermoeden, dat /die bestemd was/waren tot het plegen van
dat/die feit(en);
3.
hij op of omstreeks 18 november 2015 in de gemeente Enschede, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een vuurwapen van
categorie III, te weten een gas/alarmpistool (merk Perfecta, model FBI 8000,
kaliber 8mm Knal) en/of munitie van de categorie III, te weten 2 knalpatronen
(merk Umarex, kaliber 8mm P.A. Knall), voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betékenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
4.
hij op of omstreeks 27 november 2015) in de gemeente Enschede (aan de
[adres 3] ), tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, een vuurwapens van categorie II en/of 111,
te weten een vuurwapen (merk CZ 75, kaliber 9mm Luger) en/of munitie van de
categorie II en/of III, te weten houder met 9 scherpe patronen en/of een
houder met 13 scherpe patronen en/of een doosje munitie inhoudende 28 scherpe
patronen (merk Luger 9mm) en/of een doosje munitie inhoudende 50 scherpe
patronen (merk Browning 0.32 Actio-7.65mm) en/of 10 hagelpatronen (kaliber
12), voorhanden heeft/hebben gehad.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1, 2, en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 54 maanden, met aftrek van het voorarrest, alsmede de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voorwerpen en het geld. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 4 ten laste gelegde.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. Het bewijs [1]
5.1
Feit 1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte samen met een ander opzettelijk MDMA, amfetamine base en amfetamine olie aanwezig heeft gehad. Dit blijkt volgens haar uit de bevindingen van het observatieteam op 18 november 2015, uit de verklaring van verdachte dat hij de aangetroffen tassen voor [naam 1] had opgeslagen en uit de testen van het NFI.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte, nadat hij was ingegaan op het verzoek van [naam 1] om tassen voor hem te bewaren, al wel het gevoel had dat dit niet goed zat. Om die reden heeft hij de tassen achter in een steegje bewaard en later, toen hij wist dat [naam 1] gearresteerd was naar de woning aan de [adres 2] gebracht.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
In de gang van de woning aan de [adres 2] worden diverse goederen aangetroffen die passen bij de vervaardiging van synthetische drugs, onder andere een kunststofbak met netto 1600 gram lichtbruine poeder/brokken, twee 1,25 liter colafles gevuld met ca. 0,85 liter olieachtige lichtbruine vloeistof en een transparante sealbag bruto 988 gram inhoudende een dichtgeknoopte zak met vochtig wit poeder met de sterke geur van amfetamine. [2] Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft de hiervoor genoemde goederen onderzocht. Het monster beige poeder en brokjes, volgens opgave uit een kunststof bak bevat MDMA, het monster lichtbruine vloeistof, volgens opgave uit twee 1,25 liter colaflessen en het monster wit geklonterd poeder, volgens opgave uit een sealzak, bevatten amfetamine. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat [naam 1] hem heeft gevraagd om vier bigshoppers voor hem te bewaren omdat hij daar niet mee wilde rondrijden. Verdachte heeft deze bigshoppers in een steegje achter zijn woning voor [naam 1] bewaard. Verdachte heeft verder verklaard dat hij, nadat hij hoorde dat [naam 1] was aangehouden, de bigshoppers op 18 november 2015 naar de woning aan de [adres 2] te Enschede heeft gebracht en ze daar in de gang heeft gezet. [4]
Op grond van bovenstaande verklaring van verdachte, zijn verklaring dat hij wist dat er geen “natte lappen” in de tassen zaten [5] en het feit dat hij erbij is geweest toen [naam 1] met een pillenmachine proefdrukken voor XTC heeft gemaakt [6] , is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 18 november 2015 op zijn minst voorwaardelijk opzet had op het aanwezig hebben van bovengenoemde drugs.
5.2
Feit 2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het onderzoek van de politie is gebleken dat een aantal mensen, onder wie [naam 1] en [naam 2] , zich in Duitsland bezig hield met de handel in verdovende middelen en dat deze verdovende middelen in Nederland werden geproduceerd. Bij de doorzoeking van verschillende panden, waaronder de woning van verdachte en het pand aan de [adres 2] te Enschede, zijn goederen aangetroffen die passen bij de vervaardiging van synthetische drugs. Uit tapgesprekken, OVC-gesprekken, onderlinge telefooncontacten en observaties blijkt dat er veelvuldig onderling contact is tussen [naam 1] en [verdachte] . Uit die onderzoeksresultaten leidt de officier van justitie eveneens af dat verdachte ook wist dat er synthetische drugs werden geproduceerd. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte een loods heeft gehuurd, de locatie van de [adres 2] heeft geregeld en dat hij op de actiedag verdovende middelen en aanverwante artikelen voorhanden heeft gehad. Zij ziet de rol van verdachte groter dan het enkele verrichten van hand- en spandiensten. Daarnaast heeft verdachte voorbereidingshandelingen voor het vervaardigen van drugs verricht.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte weliswaar tassen heeft vervoerd en dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte bezig was met voorbereidingshandelingen voor de productie van XTC en MDMA, maar dat hij een kleine rol in het geheel had, waarbij zijn verdienste uit niet meer bestond dan wat rookwaar, joints en enig geld.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op 18 november 2015 vindt er een doorzoeking plaats op het perceel [adres 2] . Ter plaatse werden volgens opgaaf in de woning en in de schuur achter de woning diverse goederen aangetroffen die passen bij het vervaardigen van synthetische drugs, waaronder magnesiumstearaat (een hulpstof bij tabletteren) en coffeïne, dimethyl sulfone, cellulose, snowseals, 12 slags tabletteermachine, bio-ethanol, MDMA, Inositol en 10-15 grijs/blauwe tabletten, die een lage concentratie 2C-B bevatten. [7]
Op 18 juli 2015 vindt er een vanuit een auto een door de politie via het opnemen van vertrouwelijke informatie (OVC) opgenomen gesprek plaats tussen verdachte en de vriendin van [naam 1] , te weten [naam vriendin] . In dat gesprek vraagt verdachte aan [naam vriendin] hoe hij [naam 1] zover krijgt om dingen te doen. [naam vriendin] zegt dan dat [naam 1] gezegd heeft dat het gevaarlijk is, waarop verdachte reageert door te zeggen dat hij weet dat de dampen gevaarlijk zijn, maar dat ze alles geregeld hebben zodat er niets kan gebeuren. [8]
Voorts blijkt uit tapgesprekken dat verdachte op 13 november 2015 een Sms-bericht stuurt naar [naam 1] met de boodschap dat de bio op is, waarna [naam 1] aan verdachte een Sms-bericht stuurt met de inhoud: “Aceton geht auch.” [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij – zoals onder feit 1 is vastgesteld – voor [naam 1] vier tassen bewaarde waarin zich, naar later bleek, druggerelateerde goederen bevonden. Voorts heeft hij een schuur geregeld aan de [adres 2] . In de woning gelegen aan de [adres 2] heeft verdachte op 18 november 2015 de hiervoor genoemde tassen ondergebracht toen hij hoorde dat [naam 1] aangehouden was. Verdachte heeft, zo verklaarde hij ter terechtzitting, op een gegeven moment, in ieder geval vóór 18 november 2015, geholpen met het op dat adres in de schuur brengen van een machine. Daar was onder andere [naam 1] bij. Verdachte zegt dat na het openmaken van de doos bleek dat het om een “pillenmachine” ging; [naam 1] maakte er proefdrukken mee. Volgens verdachte begreep hij toen dat het niet klopte en vermoedde hij dat de machine bedoeld was om pillen met waarschijnlijk XTC te produceren. Hij dacht voorts dat er in genoemde tassen ingrediënten voor die machine konden zitten; daarom wilde hij niets meer met die tassen te maken hebben. [10]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit voorgaande bewijsmiddelen onvoldoende dat er sprake is van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking dat bewezen kan worden dat verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de productie van drugs zoals onder feit 2 is tenlastegelegd. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat uit het dossier onvoldoende blijkt van betrokkenheid van verdachte bij de stoffen en goederen die aan de [adres 4] zijn aangetroffen.
Ook acht de rechtbank onvoldoende bewijs aanwezig voor het door verdachte voorbereiden van die productie door anderen te bewegen tot deelname aan de productie, dan wel door het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen.
Wel kan op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte met anderen, te weten [naam 1] en [naam 2] , om de productie van drugs voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat die bestemd waren voor de productie van drugs.
De rol van verdachte bestond er naar het oordeel van de rechtbank uit dat verdachte voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat die bestemd waren voor de productie van drugs. Door te handelen als hiervoor omschreven heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij zich schuldig zou maken aan strafbare voorbereidingshandelingen.
5.3
Feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van feit 3. Nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 oktober 2016, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering (Sv);
het proces-verbaal doorzoeking door de rechter-commissaris in strafzaken d.d. 9 februari 2016 (blz. 1540 t/m 1542);
een proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 maart 2016 (blz. 1535 t/m 1538);
een proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 25 november 2015 (blz. 1718 en 1719).
5.4
Feit 4
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Zowel de officier van justitie als de raadsman is van mening dat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen is, zodat verdachte van dat feit dient te worden vrijgesproken.
De overweging van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dit feit, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.
5.5
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 4 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 november 2015 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad (op het adres [adres 2] ) ongeveer
1,5 kilo van een materiaal bevattende MDMA en
1. kilo amfetamine pasta en
1,7 liter amfetamine base olie,
in elk geval grote hoeveelheden van een materiaal en/of vloeistof,
bevattende MDMA en/of amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine, middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 18 juli 2015 tot en met 17 november 2015 in de gemeente Enschede en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, vervaardigen, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van amfetamine en/of MDMA (XTC) en/of MDEA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA, zijnde amfetamine en/of MDMA (XTC) en/of MDEA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA, middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen
voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, te weten een tabletteermachine
en een hoeveelheid verpakkingsmateriaal en Coffeine en 2C-B en Cellulose en Alcohol
en Dimethyl sulfone en Inositol en versnijdingsmiddelen en een hoeveelheid andere grondstoffen/goederen,
waarvan hij, verdachte en verdachtes mededaders wisten of ernstige redenen hadden te
vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten;
3.
hij op 18 november 2015 in de gemeente Enschede, een vuurwapen van
categorie III, te weten een gas/alarmpistool (merk Perfecta, model FBI 8000,
kaliber 8mm Knal) en munitie van de categorie III, te weten 2 knalpatronen
(merk Umarex, kaliber 8mm P.A. Knall), voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 2 en 10a Opiumwet en 26 en 55 Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden en bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 3
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.De strafbaarheid van de verdachte

De standpunten van de officier van justitie en de verdediging

De officier van justitie stelt dat verdachte de feiten, die de volksgezondheid ernstig in gevaar kunnen brengen, vanuit financieel gewin heeft gepleegd. Hij heeft een actieve rol gespeeld bij de feiten, onder meer door te proberen om op de actiedag tassen met verboden middelen te verstoppen op een ander adres. Voorts houdt de officier van justitie er rekening mee dat verdachte in een ver verleden in verband met overtreding van de Opiumwet in aanraking is geweest met justitie.
De verdediging stelt dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest, gecombineerd met een forse taakstraf, met name nu verdachte nauwelijks een strafblad heeft, terwijl de veroordelingen in een verder verleden liggen. Ten slotte heeft verdachte een marginale beloning gehad voor het uitsluitend bewaren van de tassen en het sjouwen met spullen.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan strafbare betrokkenheid bij harddrugsdelicten. Harddrugs, met name XTC en amfetamine, zijn voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. De verspreiding van en handel in harddrugs gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen. Verdachte heeft door deze stoffen te vervoeren en onder zich te houden een actieve bijdrage geleverd aan het ontstaan en behoud van deze soort overlast. Daarnaast had verdachte een gaspistool en munitie voorhanden.
De rechtbank houdt voorts rekening met de rol van verdachte bij de onderhavige harddrugsproductie, die vooral faciliterend van aard was, alsmede met het gegeven dat verdachte een relatief gering strafblad heeft terwijl zijn laatste veroordeling ter zake van de Opiumwet uit 1989 dateert. De rechtbank heeft eveneens gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank neemt bij de strafoplegging tevens in aanmerking de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze door hem en door zijn raadsman ter terechtzitting van de rechtbank naar voren zijn gebracht en zoals deze uit het rapport van de reclassering van 23 februari 2016 blijken. Hieruit komt onder meer naar voren dat verdachte geen baan en forse schulden heeft en dat er sprake is van een beperkt probleembesef.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Teneinde te voorkomen dat verdachte zich opnieuw schuldig maakt aan strafbare feit, zal aan verdachte tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf, met een proeftijd van drie jaren, worden opgelegd.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het geld geretourneerd moet worden aan verdachte, omdat het geld uit een erfenis betreft en dat verdachte afstand heeft gedaan van het wapen zodat de rechtbank daar geen beslissing over hoeft te nemen. Tegen verbeurdverklaring van de overige goederen heeft de raadsman geen bezwaar.
De rechtbank is van oordeel dat de volgende inbeslaggenomen voorwerpen, te weten: een zwart vuurwerkpistool met 8 mm knalpatronen (nr. 6 op de aangehechte lijst) vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien, deze aan verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank overweegt verder dat de overige onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen, vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en de onder 1 en 2 genoemde feiten met behulp van welke voorwerpen zijn begaan of voorbereid, terwijl verdachte heeft verklaard dat hij geld voor zijn faciliterende rol heeft gekregen en aldus geld door middel van de strafbare feiten heeft verkregen.
Bij de verbeurdverklaring heeft de rechtbank op de voet van artikel 24 van het Wetboek van Strafrecht rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57, 91 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden en bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 3
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
beslag
- verklaart verbeurd de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen, genummerd 1 tot en met 5 en 7 tot en met 21;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen, genummerd 6.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Koppes, voorzitter, mr. S.K. Huisman en
mr. L.T. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit een zevental ordners (genummerd I t/m. VII, bladzijden 1 t/m 2160), bevattende in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde personen opgemaakte processen-verbaal, met bijlagen, betreffende het onderzoek “EK BASIS NL”, van de regiopolitie Oost-Nederland, Team Rechtshulp, van 15 maart 2016. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces verbaal van bevindingen [adres 2] te Enschede van 12 februari 2016 (blz. 917-921)
3.Spoedrapport Identificatie van drugs en precursoren van het NFI d.d. 18 december 2015 (blz. 961 en 962).
4.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 oktober 2016.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 10 februari 2016 (blz. 223).
6.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 oktober 2016.
7.Proces verbaal van bevindingen [adres 2] te Enschede van 12 februari 2016 (blz. 917-921)
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 september 2015 (blz. 281). OVC d.d. 18 juli 2015, Gebelde: Volvo V40, blz. 507.
9.Gesprek IGB [naam 1] t.n.v. [verdachte] d.d. 13 november 2015 (blz. 2045).
10.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 4 oktober 2016.