5.2De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Een
proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2015houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in.
Op 16 september 2015, omstreeks 23.19 uur, kreeg ik, verbalisant, opdracht te gaan naar de [adres 1] te Enschede waar iemand zou hebben aangebeld met een bebloed hoofd.
Ter plaatse gekomen zag ik dat het [slachtoffer] betrof. Ik zag dat hij een forse bloedende verwonding aan de rechterzijde van het hoofd had. Het linkeroog van [slachtoffer] is flink gezwollen en ik zag een forse bloeduitstorting in beide oogleden van het linkeroog. De kleding van [slachtoffer] zat onder het bloed. Uit onderzoek bleek dat [slachtoffer] aan de [adres 2] te Enschede had gewoond. Ik ben naar dit adres gegaan.
De woning bevond zich in een flat. In het portiek en in het trappenhuis zag ik bloeddruppels op de grond. Ik zag dat de vloer voor de woning, gelegen aan de [adres 3] kennelijk schoon gemaakt was. Ik zag dat op de muurbekleding nabij het raam kennelijk verse bloedsporen zaten. Door het raam kon ik in de woning kijken. Ik zag een donker gekleurde vlek op de vloerbedekking in de woning. Ik vermoedde dat dit bloed was. Uit onderzoek bleek mij dat op dit adres stonden ingeschreven:
[verdachte] , geboren [geboortedag] 1980 en [medeverdachte] , geboren op [geboortedag] 1990. Een van de collega’s had van een getuige vernomen dat de bewoners waren vertrokken in een personenauto van het merk Fiat. Nadat wij ons de toegang tot de woning hadden verschaft zag ik in de gang en de woonkamer meerdere bloedsporen. Ik zag in de keuken een geel t-shirt waarop een bloedspoor zat. Op 17 september 2015 omstreeks 00.17 uur kwam een personenauto merk Audi aanrijden waaruit een jonge vrouw en een jonge man stapten en in de richting van de toegangsdeur van de flat liepen. Ik zag dat [verdachte] was gekleed in en joggingbroek waarop aan de voorzijde een bloedvlek zat. Ik zag dat zijn linkerhand bebloed was.
Aangever [slachtoffer]heeft, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Op 16 september 2015 ben ik omstreeks 16.00 uur naar de woning van [verdachte] gegaan. We hebben samen in de woonkamer van zijn woning aan de [adres 3] te Enschede gezeten. Er was verder niemand. Ineens werd [verdachte] boos op mij en ik voelde dat ik door hem in mijn gezicht werd gestompt. Ik heb [verdachte] verschillende keren gevraagd om te stoppen maar hij ging maar door. Ik zag dat hij opstond en een halter pakte die naast de bank in de woonkamer lag. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij met de halter bewust en met kracht in mijn gezicht en op mijn hoofd sloeg. Ik voelde pijn aan de rechterkant van mijn hoofd. De halter van twee kilo, waarvan mij een foto wordt getoond, herken ik als de halter waarmee [verdachte] mij heeft geslagen.
De
getuige [getuige]heeft, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Ik heb een relatie met [moeder verdachte] . Zij heeft een zoon [verdachte] en een dochter [zus verdachte] .
Op 16 september 2015 om ongeveer 23.00 – 23.30 uur lagen wij op bed toen de telefoon van [moeder verdachte] ging. Ik begreep dat zij [medeverdachte] , de vriendin van [verdachte] , aan de telefoon had.
[medeverdachte] vertelde dat [verdachte] door het lint was gegaan. Iets later belde [zus verdachte] op mijn telefoon. Ze vertelde dat [verdachte] bij haar aan de deur was geweest en deuren had ingetrapt. Ze zei ook dat ik tegen [moeder verdachte] moest zeggen dat ze [verdachte] niet binnen moest laten. Ik zie dat ze mij om 00.00 uur een sms-bericht heeft gestuurd met de tekst: “Kijk maar uit…. Daar in huis heeft hij [bijnaam slachtoffer] kapot geslagen…..”. Ik denk om ongeveer 23.25 uur stond [verdachte] bij mij aan de deur. [medeverdachte] was er ook bij. [verdachte] was in tranen en opgefokt. [verdachte] vertelde dat hij thuis ruzie had gehad met [bijnaam slachtoffer] . Daar zouden rake klappen zijn gevallen. [verdachte] heeft hem toen geslagen. [verdachte] vertelde dat ze geprobeerd hebben [bijnaam slachtoffer] uit huis te sleuren en op de gang te leggen. Ik zag dat [verdachte] zijn handen onder het bloed had. Hij vertelde dat dit van een ander was.
Op een gegeven moment heb ik ze in mijn Audi naar huis gebracht.
Verdachteheeft, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Van wat er op 16 september 2015 is voorgevallen weet ik nog dat [slachtoffer] , die ik [bijnaam slachtoffer] noem, die middag bij in de woning aan de [adres 3] in Enschede kwam en dat mijn vriendin [medeverdachte] die avond van haar werk thuis kwam. Ook weet ik nog dat er die avond ruzie is geweest in mijn woning. Voor zover ik weet was er die avond, naast [bijnaam slachtoffer] , [medeverdachte] en mij zelf, verder niemand in de woning aanwezig.
Een
geneeskundige verklaring-letselbeschrijvingbetreffende [slachtoffer] , houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Een fractuur van de linker oogkas, het neusbeen en het linker jukbeen. Deze letsels passen bij stomp geweld.
Rechts boven het hoofd net boven de slaap en boven het voorhoofd bevindt zich een met 9 of 10 hechtingen gehechte wond.
Een
proces-verbaal sporenonderzoekhoudt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , heb, naar aanleiding van een ter hoogte van de [straat] te Enschede aangetroffen man met een hoofdwond, welke man door politie is herkend als [slachtoffer] , een forensisch onderzoek in de woning aan de [adres 3] te Enschede uitgevoerd. Daar waar in het proces-verbaal wordt vermeld dat sporen/sporendragers zijn veiliggesteld, wordt bedoeld dat deze ten behoeve van een forensisch DNA-onderzoek in beslag zijn genomen en aan deze sporen en sporendragers een S(poor) I(dentificatie) N(ummer) is toegekend.
Links naast de bank zag ik een gewicht liggen met op de zijkant de tekst “2 kg”. Het gewicht werd door mij veiliggesteld, SIN AAIT5689NL.
Een door het
Nederlands Forensisch Instituut (NFI)opgemaakt
rapport van 28 januari 2016betreffende onderzoek naar biologisch sporen en DNA-onderzoek, houdt zakelijk weergegeven, het volgende in.
Onderzoek naar biologische sporen
Dumball AAIT5689NL
• De dumball is bemonsterd gericht op het verzamelen van eventueel aanwezig
celmateriaal van diegene(n) die de dumball heeft (hebben) gehanteerd of ermee in
contact is (zijn) geweest. Hierbij is getracht om het aanwezige bloed te vermijden. De
bemonsteringen zijn als AAIT5689NL#01 (buitenring), AAIT5689NL#02 (randen van
zijkanten) en AAIT5689NL#03 (binnenring). In de bemonsteringen AAITS689NL#01 en
#03 is ondanks de gekozen bemonsteringsstrategie bloed aangetroffen. In de
bemonstering AAIT5689NL#02 is geen bloed aangetroffen.
• Op twee plaatsen op de dumball is bloed aangetroffen. Beide plaatsen zijn bemonsterd
en de bemonsteringen zijn als AAIT5689NL#04 (buitenste rand) en AAIT5689NL#05
(binnenring) veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
• In de binnenring van de dumball is op huidweefsel lijkend materiaal waargenomen.
DNA-onderzoek
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAIT5689NL#02 Bemonstering van de randen aan de zijkanten van de dumball
AAIT5689NL#03 Bemonstering (met bloed) van de binnenring van de dumball
AAIT5689NL#05 Bemonstering van bloed (bloedspoor) op de binnenring van de dumball
Resultaten, interpretatie en conclusie.
De DNA-profielen van het slachtoffer [slachtoffer] RAAM0910NL en de verdachte
[verdachte] RAAA2491NL zijn betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
In Tabel 1 staat vermeld van wie het celmateriaal op grond van het vergelijkend DNA
onderzoek afkomstig kan zijn. Dit betekent dat als een persoon niet vermeld wordt, er op Zaaknummer 2015 12 15 169 basis van het vergelijkend DNA-onderzoek geen aanwijzing is voor de aanwezigheid van (aanvraag 001) celmateriaal van deze persoon in die bemonstering.
Tabel 1 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA onderzoek
SIN
Beschrijving celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAIT5689NL#02
DNA-profiel van een man slachtoffer [slachtoffer]
kleiner dan 1 op 1 miljard
AAIT5689NL#03
DNA-profiel van een man slachtoffer [slachtoffer]
kleiner dan 1 op 1 miljard
AAIT5689NL#05
DNA-profiel van een man
slachtoffer [slachtoffer]
kleiner dan 1 op 1 miljard
Uit voornoemd proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] blijkt dat hij het slachtoffer [slachtoffer] in de nabijheid van de woning van verdachte op straat aantreft met een forse bloedende verwonding aan zijn hoofd. Het linkeroog van [slachtoffer] is flink gezwollen en verbalisant ziet een forse bloeduitstorting in beide oogleden van het linkeroog. De kleding van [slachtoffer] zit onder het bloed. Het slachtoffer [slachtoffer] heeft gewoond naast de woning van verdachte [verdachte] . Daar worden bloedsporen rondom en in de woning aangetroffen. Tevens wordt bij het sporenonderzoek in de woonkamer, naast de bank, een gewicht aangetroffen met daarop de tekst “2 kg”. Aangever heeft verklaard dat hij door verdachte met dit gewicht in zijn gezicht en op zijn hoofd is geslagen. Deze verklaring van aangever vindt steun in de letselverklaring waarin beschreven staat dat de letsels passen bij stomp geweld. Uit dna-onderzoek blijkt bovendien dat het op het gewicht aangetroffen bloed/dna-materiaal van het slachtoffer afkomstig is. Tevens vindt de verklaring van aangever steun in de verklaring van getuige [getuige] .
Het betoog van de raadsman, dat niet aan de hand van wettige bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de bij [slachtoffer] toegebrachte verwondingen zijn ontstaan door het slaan met een halter, wordt door de rechtbank verworpen nu de verklaring van aangever op dit punt wordt ondersteund door de bevindingen van het NFI.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat het slachtoffer wisselende verklaringen heeft afgelegd over de betrokkenheid van verdachte en dat het slachtoffer telefonisch berichten heeft verstuurd waarin hij verdachte juist ontlast. De rechtbank merkt in dit verband op dat deze telefonische berichten zijn verstuurd voordat [slachtoffer] aangifte deed en dat [slachtoffer] in een latere verklaring (8 januari 2016) blijft bij zijn aangifte waarin hij heeft verklaard dat verdachte [verdachte] hem met de halter geslagen heeft. [slachtoffer] voegt daar aan toe dat het even heeft geduurd voordat hij aangifte heeft gedaan omdat verdachte ook een vriend van hem is en hij hem de straf niet gunt. De rechtbank heeft aldus geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] te twijfelen.
De rechtbank acht gelet op vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
[slachtoffer] met een haltergewicht tegen het hoofd/gezicht heeft geslagen.
Naar het oordeel van de rechtbank dient het slaan met een gewicht van 2 kg tegen het gezicht/hoofd zoals hier heeft plaatsgevonden te worden gekwalificeerd als poging tot doodslag. Door iemand met een dergelijk gewicht tegen een kwetsbaar en vitaal lichaamsdeel als het hoofd te slaan wordt immers de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat een zodanige verwonding optreedt dat de dood het gevolg is. Door, wetende welk risico daaraan verbonden is, dit te doen, heeft verdachte, blijkens zijn gedragingen, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer als gevolg daarvan zou komen te overlijden.