ECLI:NL:RBOVE:2016:572

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 februari 2016
Publicatiedatum
19 februari 2016
Zaaknummer
08/760205-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met haltergewicht in Enschede

Op 19 februari 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte heeft op 16 september 2015 in Enschede het slachtoffer met een haltergewicht van twee kilo op het hoofd geslagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte blijk gaf van een schrijnend gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en dat hij het reële risico aanvaardde dat het slachtoffer door zijn toedoen het leven zou laten. Ondanks dat het slachtoffer relatief gering letsel opliep, werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van het slachtoffer, getuigen en forensisch bewijs, waaronder DNA-onderzoek dat bevestigde dat het bloed op de halter van het slachtoffer afkomstig was. De rechtbank verwierp de verdediging van de verdachte, die stelde dat het tenlastegelegde niet bewezen kon worden, en concludeerde dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit had gepleegd. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde de gevangenisstraf op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het gepleegde feit en de omstandigheden waaronder dit was gebeurd.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/760205-15
Datum vonnis: 19 februari 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] ,
nu verblijvende in de PI Overijssel, HvB Karelskamp te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 december 2015 en 5 februari 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K.J.L. de Valk en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R.F. Speijdel, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander of alleen heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden, dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat
hij op of omstreeks 17 september 2015 te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal met kracht tegen het hoofd/gezicht heeft geslagen/gestompt en/of met een haltergewicht (van 2 kg), althans een zwaar/hard voorwerp tegen/op het hoofd/gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 17 september 2015 te Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken onderkaak, heeft toegebracht, door die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met kracht tegen het hoofd/gezicht te slaan/stompen en/of met een haltergewicht
(van 2 kg), althans een zwaar/hard voorwerp, tegen/op het hoofd/gezicht te slaan;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 17 september 2015 te Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal, met kracht tegen het hoofd/gezicht heeft geslagen/gestompt en/of met een haltergewicht (van 2 kg), althans een zwaar/hard voorwerp tegen/op het hoofd/gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van het voorarrest en met teruggave aan verdachte van de in beslag genomen I-phone.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs [1]
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht, op basis van de verklaringen van aangever, de getuige [getuige] , het proces-verbaal van bevindingen, het forensisch en tactisch onderzoek, de rapportage van het NFI en de omtrent het slachtoffer opgemaakte geneeskundige verklaring, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft gepleegd met dien verstande dat hij het feit alleen heeft gepleegd omstreeks 17 september 2015.
Het standpunt van de verdediging
Het standpunt van de verdediging is dat op basis van de inhoud van het procesdossier en met name gelet op de wisselende en voor verdachte ontlastende verklaringen van [slachtoffer] , het tenlastegelegde niet kan worden bewezen. In het bijzonder staat volgens de raadsman niet vast dat [slachtoffer] met een halter is geslagen. Voorts is er geen sprake van zwaar lichamelijk letsel. Voor zover [slachtoffer] al is blootgesteld aan enige vorm van geweld is er hooguit sprake geweest van mishandeling. De raadsman verzoekt opheffing van de voorlopige hechtenis met ingang van de datum van de uitspraak.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Een
proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2015houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in.
Op 16 september 2015, omstreeks 23.19 uur, kreeg ik, verbalisant, opdracht te gaan naar de [adres 1] te Enschede waar iemand zou hebben aangebeld met een bebloed hoofd.
Ter plaatse gekomen zag ik dat het [slachtoffer] betrof. Ik zag dat hij een forse bloedende verwonding aan de rechterzijde van het hoofd had. Het linkeroog van [slachtoffer] is flink gezwollen en ik zag een forse bloeduitstorting in beide oogleden van het linkeroog. De kleding van [slachtoffer] zat onder het bloed. Uit onderzoek bleek dat [slachtoffer] aan de [adres 2] te Enschede had gewoond. Ik ben naar dit adres gegaan.
De woning bevond zich in een flat. In het portiek en in het trappenhuis zag ik bloeddruppels op de grond. Ik zag dat de vloer voor de woning, gelegen aan de [adres 3] kennelijk schoon gemaakt was. Ik zag dat op de muurbekleding nabij het raam kennelijk verse bloedsporen zaten. Door het raam kon ik in de woning kijken. Ik zag een donker gekleurde vlek op de vloerbedekking in de woning. Ik vermoedde dat dit bloed was. Uit onderzoek bleek mij dat op dit adres stonden ingeschreven:
[verdachte] , geboren [geboortedag] 1980 en [medeverdachte] , geboren op [geboortedag] 1990. Een van de collega’s had van een getuige vernomen dat de bewoners waren vertrokken in een personenauto van het merk Fiat. Nadat wij ons de toegang tot de woning hadden verschaft zag ik in de gang en de woonkamer meerdere bloedsporen. Ik zag in de keuken een geel t-shirt waarop een bloedspoor zat. Op 17 september 2015 omstreeks 00.17 uur kwam een personenauto merk Audi aanrijden waaruit een jonge vrouw en een jonge man stapten en in de richting van de toegangsdeur van de flat liepen. Ik zag dat [verdachte] was gekleed in en joggingbroek waarop aan de voorzijde een bloedvlek zat. Ik zag dat zijn linkerhand bebloed was. [2]
Aangever [slachtoffer]heeft, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Op 16 september 2015 ben ik omstreeks 16.00 uur naar de woning van [verdachte] gegaan. We hebben samen in de woonkamer van zijn woning aan de [adres 3] te Enschede gezeten. Er was verder niemand. Ineens werd [verdachte] boos op mij en ik voelde dat ik door hem in mijn gezicht werd gestompt. Ik heb [verdachte] verschillende keren gevraagd om te stoppen maar hij ging maar door. Ik zag dat hij opstond en een halter pakte die naast de bank in de woonkamer lag. Ik zag en voelde dat [verdachte] mij met de halter bewust en met kracht in mijn gezicht en op mijn hoofd sloeg. Ik voelde pijn aan de rechterkant van mijn hoofd. De halter van twee kilo, waarvan mij een foto wordt getoond, herken ik als de halter waarmee [verdachte] mij heeft geslagen. [3]
De
getuige [getuige]heeft, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Ik heb een relatie met [moeder verdachte] . Zij heeft een zoon [verdachte] en een dochter [zus verdachte] .
Op 16 september 2015 om ongeveer 23.00 – 23.30 uur lagen wij op bed toen de telefoon van [moeder verdachte] ging. Ik begreep dat zij [medeverdachte] , de vriendin van [verdachte] , aan de telefoon had.
[medeverdachte] vertelde dat [verdachte] door het lint was gegaan. Iets later belde [zus verdachte] op mijn telefoon. Ze vertelde dat [verdachte] bij haar aan de deur was geweest en deuren had ingetrapt. Ze zei ook dat ik tegen [moeder verdachte] moest zeggen dat ze [verdachte] niet binnen moest laten. Ik zie dat ze mij om 00.00 uur een sms-bericht heeft gestuurd met de tekst: “Kijk maar uit…. Daar in huis heeft hij [bijnaam slachtoffer] kapot geslagen…..”. Ik denk om ongeveer 23.25 uur stond [verdachte] bij mij aan de deur. [medeverdachte] was er ook bij. [verdachte] was in tranen en opgefokt. [verdachte] vertelde dat hij thuis ruzie had gehad met [bijnaam slachtoffer] . Daar zouden rake klappen zijn gevallen. [verdachte] heeft hem toen geslagen. [verdachte] vertelde dat ze geprobeerd hebben [bijnaam slachtoffer] uit huis te sleuren en op de gang te leggen. Ik zag dat [verdachte] zijn handen onder het bloed had. Hij vertelde dat dit van een ander was.
Op een gegeven moment heb ik ze in mijn Audi naar huis gebracht. [4]
Verdachteheeft, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Van wat er op 16 september 2015 is voorgevallen weet ik nog dat [slachtoffer] , die ik [bijnaam slachtoffer] noem, die middag bij in de woning aan de [adres 3] in Enschede kwam en dat mijn vriendin [medeverdachte] die avond van haar werk thuis kwam. Ook weet ik nog dat er die avond ruzie is geweest in mijn woning. Voor zover ik weet was er die avond, naast [bijnaam slachtoffer] , [medeverdachte] en mij zelf, verder niemand in de woning aanwezig. [5]
Een
geneeskundige verklaring-letselbeschrijvingbetreffende [slachtoffer] , houdt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Een fractuur van de linker oogkas, het neusbeen en het linker jukbeen. Deze letsels passen bij stomp geweld.
Rechts boven het hoofd net boven de slaap en boven het voorhoofd bevindt zich een met 9 of 10 hechtingen gehechte wond. [6]
Een
proces-verbaal sporenonderzoekhoudt, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in.
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , heb, naar aanleiding van een ter hoogte van de [straat] te Enschede aangetroffen man met een hoofdwond, welke man door politie is herkend als [slachtoffer] , een forensisch onderzoek in de woning aan de [adres 3] te Enschede uitgevoerd. Daar waar in het proces-verbaal wordt vermeld dat sporen/sporendragers zijn veiliggesteld, wordt bedoeld dat deze ten behoeve van een forensisch DNA-onderzoek in beslag zijn genomen en aan deze sporen en sporendragers een S(poor) I(dentificatie) N(ummer) is toegekend.
Links naast de bank zag ik een gewicht liggen met op de zijkant de tekst “2 kg”. Het gewicht werd door mij veiliggesteld, SIN AAIT5689NL. [7]
Een door het
Nederlands Forensisch Instituut (NFI)opgemaakt
rapport van 28 januari 2016betreffende onderzoek naar biologisch sporen en DNA-onderzoek, houdt zakelijk weergegeven, het volgende in.
Onderzoek naar biologische sporen
Dumball AAIT5689NL
• De dumball is bemonsterd gericht op het verzamelen van eventueel aanwezig
celmateriaal van diegene(n) die de dumball heeft (hebben) gehanteerd of ermee in
contact is (zijn) geweest. Hierbij is getracht om het aanwezige bloed te vermijden. De
bemonsteringen zijn als AAIT5689NL#01 (buitenring), AAIT5689NL#02 (randen van
zijkanten) en AAIT5689NL#03 (binnenring). In de bemonsteringen AAITS689NL#01 en
#03 is ondanks de gekozen bemonsteringsstrategie bloed aangetroffen. In de
bemonstering AAIT5689NL#02 is geen bloed aangetroffen.
• Op twee plaatsen op de dumball is bloed aangetroffen. Beide plaatsen zijn bemonsterd
en de bemonsteringen zijn als AAIT5689NL#04 (buitenste rand) en AAIT5689NL#05
(binnenring) veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
• In de binnenring van de dumball is op huidweefsel lijkend materiaal waargenomen.
DNA-onderzoek
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AAIT5689NL#02 Bemonstering van de randen aan de zijkanten van de dumball
AAIT5689NL#03 Bemonstering (met bloed) van de binnenring van de dumball
AAIT5689NL#05 Bemonstering van bloed (bloedspoor) op de binnenring van de dumball
Resultaten, interpretatie en conclusie.
De DNA-profielen van het slachtoffer [slachtoffer] RAAM0910NL en de verdachte
[verdachte] RAAA2491NL zijn betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
In Tabel 1 staat vermeld van wie het celmateriaal op grond van het vergelijkend DNA
onderzoek afkomstig kan zijn. Dit betekent dat als een persoon niet vermeld wordt, er op Zaaknummer 2015 12 15 169 basis van het vergelijkend DNA-onderzoek geen aanwijzing is voor de aanwezigheid van (aanvraag 001) celmateriaal van deze persoon in die bemonstering.
Tabel 1 Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA onderzoek
SIN
Beschrijving celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAIT5689NL#02
DNA-profiel van een man slachtoffer [slachtoffer]
kleiner dan 1 op 1 miljard
AAIT5689NL#03
DNA-profiel van een man slachtoffer [slachtoffer]
kleiner dan 1 op 1 miljard
AAIT5689NL#05
DNA-profiel van een man
slachtoffer [slachtoffer]
kleiner dan 1 op 1 miljard [8]
Uit voornoemd proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] blijkt dat hij het slachtoffer [slachtoffer] in de nabijheid van de woning van verdachte op straat aantreft met een forse bloedende verwonding aan zijn hoofd. Het linkeroog van [slachtoffer] is flink gezwollen en verbalisant ziet een forse bloeduitstorting in beide oogleden van het linkeroog. De kleding van [slachtoffer] zit onder het bloed. Het slachtoffer [slachtoffer] heeft gewoond naast de woning van verdachte [verdachte] . Daar worden bloedsporen rondom en in de woning aangetroffen. Tevens wordt bij het sporenonderzoek in de woonkamer, naast de bank, een gewicht aangetroffen met daarop de tekst “2 kg”. Aangever heeft verklaard dat hij door verdachte met dit gewicht in zijn gezicht en op zijn hoofd is geslagen. Deze verklaring van aangever vindt steun in de letselverklaring waarin beschreven staat dat de letsels passen bij stomp geweld. Uit dna-onderzoek blijkt bovendien dat het op het gewicht aangetroffen bloed/dna-materiaal van het slachtoffer afkomstig is. Tevens vindt de verklaring van aangever steun in de verklaring van getuige [getuige] .
Het betoog van de raadsman, dat niet aan de hand van wettige bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de bij [slachtoffer] toegebrachte verwondingen zijn ontstaan door het slaan met een halter, wordt door de rechtbank verworpen nu de verklaring van aangever op dit punt wordt ondersteund door de bevindingen van het NFI.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat het slachtoffer wisselende verklaringen heeft afgelegd over de betrokkenheid van verdachte en dat het slachtoffer telefonisch berichten heeft verstuurd waarin hij verdachte juist ontlast. De rechtbank merkt in dit verband op dat deze telefonische berichten zijn verstuurd voordat [slachtoffer] aangifte deed en dat [slachtoffer] in een latere verklaring (8 januari 2016) blijft bij zijn aangifte waarin hij heeft verklaard dat verdachte [verdachte] hem met de halter geslagen heeft. [slachtoffer] voegt daar aan toe dat het even heeft geduurd voordat hij aangifte heeft gedaan omdat verdachte ook een vriend van hem is en hij hem de straf niet gunt. De rechtbank heeft aldus geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] te twijfelen.
De rechtbank acht gelet op vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
[slachtoffer] met een haltergewicht tegen het hoofd/gezicht heeft geslagen.
Naar het oordeel van de rechtbank dient het slaan met een gewicht van 2 kg tegen het gezicht/hoofd zoals hier heeft plaatsgevonden te worden gekwalificeerd als poging tot doodslag. Door iemand met een dergelijk gewicht tegen een kwetsbaar en vitaal lichaamsdeel als het hoofd te slaan wordt immers de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat een zodanige verwonding optreedt dat de dood het gevolg is. Door, wetende welk risico daaraan verbonden is, dit te doen, heeft verdachte, blijkens zijn gedragingen, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer als gevolg daarvan zou komen te overlijden.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 september 2015 te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met kracht tegen het hoofd/gezicht heeft geslagen met een haltergewicht
(van 2 kg), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat de rechtbank hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 287 jo. artikel 45 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: poging tot doodslag.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Het dient verdachte ernstig te worden aangerekend dat hij het slachtoffer aan een ernstige vorm van geweld heeft blootgesteld door hem met een zwaar voorwerp op het hoofd te slaan. Verdachte heeft met het plegen van dit excessieve geweld blijk gegeven van een schrijnend gebrek aan respect voor de lichamelijk integriteit van het slachtoffer. Hij heeft het reële risico aanvaard dat het slachtoffer door zijn toedoen het leven zou laten. Dat dat gevolg niet is ingetreden en het bij relatief gering letsel is gebleven, is niet de verdienste van verdachte geweest.
Verdachtes verklaring dat hij zich van het gebeuren in de woning, ten gevolge van zijn alcoholgebruik die dag, niets meer kan herinneren, acht de rechtbank, met name gelet op verdachtes gedrag na het voorval en hetgeen de getuige [getuige] daarover heeft verklaard, ongeloofwaardig en niet aannemelijk. Door geen openheid van zaken te geven over de toedracht van de zaak geeft verdachte aan geen verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn gewelddadige handelen. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanmerkelijk duur dient te worden opgelegd. De rechtbank ziet, gelet op verdachtes proceshouding en het feit dat hij bij de reclassering geen inzicht heeft willen geven in de eventueel bij hem aanwezige problematiek, geen reden tot matiging van de aan verdachte op te leggen straf.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen kleding en schoenen, aan verdachte dienen te worden teruggegeven.
Met betrekking tot de iPhone, ten aanzien waarvan de officier van justitie teruggave aan verdachte heeft gevorderd, overweegt de rechtbank dat deze iPhone blijkens de proces-stukken onder medeverdachte [medeverdachte] is beslag is genomen, geen beslissing kan worden genomen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 27 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de onder hem inbeslaggenomen kleding en schoenen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. C.C.S. Koppes en
mr. L.T. Vogel, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen en is in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de districtsrecherche Twente, proces-verbaalnummer 2015454419, ingekomen bij het arrondissementsparket op 27 oktober 2015 en het aanvullend proces-verbaal, nummer 2015454419, ingekomen bij het arrondissementsparket op 28 januari 2016 . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van 17 september 2015, pagina’s 157 t/m 159.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 12 oktober 2015, pagina196 en 197.
4.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 17 september 2015, pagina’s 206 en 207.
5.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 5 februari 2016, onder meer inhoudende de verklaring van verdachte.
6.Een door de forensisch arts R.C.A. Santing opgemaakte geneeskundige verklaring-letselbeschrijving d.d. 17 september 2015, welke als bijlage is gevoegd bij aanvullend proces-verbaal, ingekomen bij het arrondissementsparket op 28 januari 2016, pagina’s 95 en 96.
7.Een proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 9 december 2015, dat is gevoegd bij het aanvullend proces-verbaal, ingekomen bij het arrondissementsparket op 28 januari 2016, pagina’s 9, 11 en 12.
8.Een door ing. M.J.W. Pouwels, werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt rapport d.d. 28 januari 2016.