In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een executiegeschil, hebben eisers, wonende te [plaats 1], een kort geding aangespannen tegen gedaagde, een besloten vennootschap gevestigd te [plaats 2]. De eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.J.F. Dullemond, vorderen schorsing van de tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis van 23 juli 2015, waarin zij zijn veroordeeld tot betaling van € 17.965,86 aan gedaagde, en dat gedaagde wordt verboden om de executie van dit vonnis voort te zetten zolang de schorsing van kracht is. De achtergrond van het geschil ligt in een overeenkomst tot aanneming van werk voor de bouw van een woning, waarbij eisers de eindafrekening hebben opgeschort vanwege gebreken die bij de oplevering zijn vastgesteld.
De voorzieningenrechter heeft de spoedeisendheid van de vorderingen erkend, maar oordeelt dat de vorderingen van eisers moeten worden afgewezen. De rechter stelt vast dat er geen sprake is van een kennelijke misslag in het arbitraal vonnis, zoals door eisers wordt betoogd. De voorzieningenrechter concludeert dat gedaagde een in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de voortzetting van de executie, en dat eisers hun betalingsverplichting kunnen nakomen om de executie te voorkomen. De vorderingen tot schorsing van de executie en opheffing van de beslagen worden afgewezen, en eisers worden veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 1.435,00.
Het vonnis is uitgesproken op 17 februari 2016 door mr. J. van der Hulst en is uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor partijen om hun verplichtingen na te komen en de gevolgen van een arbitrale uitspraak niet te negeren, vooral in het licht van de belangen van de executant.