In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan over de oplegging van een dwangsom aan eisers, die gebruik maakten van een garage/berging als woning. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Borne, waarbij eisers werd gelast het gebruik van de garage/berging als woning te staken en voorzieningen zoals een keukenblok, douche en toilet te verwijderen. De dwangsom was vastgesteld op € 500 per week, met een maximum van € 20.000. Eisers hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 22 januari 2016 is vastgesteld dat de garage/berging door eisers voor woondoeleinden werd gebruikt, wat in strijd is met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de lastgeving niet voldoende duidelijk was geformuleerd, wat aanleiding gaf tot onduidelijkheid over wat er precies van eisers werd verwacht. De voorzieningenrechter heeft de primaire besluiten van 3 juni 2015 herroepen, omdat deze niet in stand konden blijven wegens strijd met de Algemene wet bestuursrecht. De voorzieningenrechter heeft het beroep gegrond verklaard en de verzoeken om voorlopige voorzieningen afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke lastgeving in handhavingszaken en de noodzaak voor bestuursorganen om helder te communiceren over hun besluiten. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de opgelegde dwangsom niet onevenredig was, maar dat de wijziging van de lastgeving onvoldoende gemotiveerd was. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.