ECLI:NL:RBOVE:2016:71

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 januari 2016
Publicatiedatum
12 januari 2016
Zaaknummer
C/08/166714 / HA ZA 15-44
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
  • J.H. van der Veer
  • G.G. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een overeenkomst inzake bedrijfsoverdracht en de gevolgen van dwaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [A] en [C] over de ontbinding van een overeenkomst tot de overdracht van een melkveebedrijf, SCEA Le Merle, gelegen in Frankrijk. De partijen hadden op 25 april 2014 een overeenkomst gesloten waarin was opgenomen dat [A] het bedrijf vrij van schulden aan [C] zou leveren. Echter, na de ondertekening van de overeenkomst bleek dat het bedrijf aanzienlijke schulden had, wat door [C] niet was voorzien. [C] heeft de overeenkomst op 8 december 2014 ontbonden, omdat [A] niet in staat was het bedrijf schuldenvrij over te dragen. De rechtbank oordeelde dat [A] niet kon leveren zoals overeengekomen en dat de ontbinding van de overeenkomst door [C] rechtsgeldig was. De rechtbank wees de vorderingen van [A] af en verklaarde dat de overeenkomst rechtsgeldig was ontbonden. Tevens werden de door [A] gelegde conservatoire beslagen opgeheven, omdat er geen grondslag voor deze beslagen bestond. De proceskosten werden aan de zijde van [A] toegewezen, aangezien hij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/166714 / HA ZA 15-44
Vonnis van 13 januari 2016
in de zaak van

1.[A] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[B],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. M.J.H. van Baalen te Wageningen,
tegen

1.[C] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
2.
[D],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. R. Pril te Enschede,
en waarin zich aan de zijde van [A] heeft gevoegd:
[E],
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. M.J.H. van Baalen te Wageningen.
Partijen zullen hierna ‘ [A] ’, ‘ [E] ’ en ‘ [C] ’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 23 september 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 10 december 2015.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[A] heeft aan [C] een melkveebedrijf ‘SCEA Le Merle’ (hierna: het bedrijf) verkocht dat is gelegen in Frankrijk.
2.2.
Partijen hebben daartoe op 25 april 2014 een ‘overeenkomst tot schuldbekentenis’ (hierna: de overeenkomst) gesloten. In die overeenkomst staat, voor zover hier relevant, het volgende opgenomen:

(…)
3.
het melkveebedrijf zoals bovenomschreven bestaat uit een rechtspersoon naar Frans recht, zijnde een SCEA, genaamd SCEA Le Merle en [A] 98% van de aandelen en [E] 2% van de aandelen van dit bedrijf bezit,
(…)
6.
[C] zowel de woning als de gehele boerderij (door het overnemen van alle aandelen) in bezit wil verkrijgen en al het land van [A] wil pachten,
7.
de door partijen gewenste overname datum van de SCEA is 1 juli 2014 en [C] per deze datum in het genot van de woning zal worden gesteld (…)
(…)
9.
[A] het [C] mogelijk wil maken dat [C] op genoemde 1 juli 2014 de aandelen overneemt en de woning kan gaan bewonen zonder dat er op 1 juli 2014 daadwerkelijk door [C] aan [A] wordt betaald,
(…)
15.
deze overeenkomst, al is deze reeds door partijen ondertekend, pas van kracht zal worden op het moment dat [C] middels een akte de aandelen van de SCEA Le Merle op zijn naam heeft staan en/of in het genot van de woning én het agrarische bedrijf wordt gesteld.
(…)
Ten aanzien van de overdracht van de aandelen van de SCEA Le Merle komen partijen overeen als volgt:
(…)
C. Hoedanigheid van de zaak
Verkoper [A] levert de SCEA Le Merle vrij van schulden of vorderingen van derden op de SCEA. Verkopers zal in de Franse leveringsakte een garantie hiertoe verstrekken. Ook voor eventuele vorderingen in de toekomst, voortkomend uit het verleden van voor de overdracht. In het Frans de “garantie sur l’actif et le passif”.
(…)”.
2.3.
Zowel [A] als [C] heeft zich bij de (ver)koop laten bijstaan door [X]
van makelaarsorganisatie Interfarms Emigratieservice B.V. [X] heeft de overeenkomst opgesteld.
2.4.
Begin juli 2014 is [C] op de boerderij gaan wonen. Binnen twee weken stonden de eerste schuldeisers op de stoep bij [C] .
2.5.
De op 1 juli 2014 geplande aandelenoverdracht heeft geen doorgang gevonden.
2.6.
De plaatselijke notaris in Frankrijk heeft eind juli 2014 geconstateerd dat er openstaande vorderingen op het bedrijf rustten ter hoogte van enkele tienduizenden euro’s.
2.7.
[X] heeft vervolgens voorgesteld de overdracht te laten plaatsvinden door de CER, een Franse keten van boekhoudkantoren. De CER heeft uiteindelijk te kennen gegeven dat zij niet wenst mee te werken aan de overdracht, omdat er geen correcte boekhouding van het bedrijf bleek te bestaan.
2.8.
De nadien in november 2014 geplande aandelenoverdracht bij de plaatselijke notaris heeft evenmin doorgang gevonden.
2.9.
Op 5 december 2014 heeft de plaatselijke notaris in Frankrijk bericht dat hij gezien de huidige stand van zaken niet in staat is om, zoals de wet hem voorschrijft, een verklaring af te geven aangaande de omzetcijfers van het bedrijf. Deze zijn door de verkoper niet verstrekt, zodat hij geen akte van overdracht kan opmaken en passeren.
2.10.
Op 8 december 2014 heeft de advocaat van [C] [A] bericht dat hij namens [C] de overeenkomst vernietigt c.q. ontbindt, aangezien [A] het bedrijf niet schuldenvrij kan leveren.
2.11.
[C] heeft in december 2014 de boerderij in Frankrijk verlaten en is teruggekeerd naar Nederland.
2.12.
[A] heeft, na daartoe op 18 december 2014 verkregen verlof van de voorzieningenrechter in deze rechtbank, op 18 december 2014 ten laste van [C] conservatoir (derden)beslag laten leggen op de aan [C] in eigendom toebehorende woning en op de bankrekening van [C] onder ABN AMRO Bank N.V.
2.13.
Op 25 februari 2015 heeft de plaatselijke notaris in Frankrijk bericht dat hij de aan de verkoper gevraagde financiële administratie over de afgelopen drie boekhoudjaren niet heeft ontvangen, zodat hij geen akte van overdracht kan opmaken en passeren.

3.De vorderingen

in conventie

3.1.
[A] vordert dat de rechtbank voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
1. [C] hoofdelijk veroordeelt tot nakoming van de overeenkomst, in die zin dat hij:
a. de exploitatie van het bedrijf hervat,
b. meewerkt aan de aandelenoverdracht,
c. de koopsom aan € 373.100,= uiterlijk 1 juli 2015 moet voldoen,
op straffe van een dwangsom van € 5.000,=;
2. [C] veroordeelt om de door [A] geleden schade te voldoen, zoals omschreven in de dagvaarding en nader op te maken bij Staat;
subsidiair
3. [C] hoofdelijk veroordeelt om de door [A] geleden schade te vergoeden zoals omschreven in de dagvaarding en nader op te maken bij Staat;
in alle gevallen
4. [C] veroordeelt in de proceskosten en nakosten, waaronder de beslagkosten aan
€ 543,49, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover;
5. bepaalt dat [C] hoofdelijk wettelijke rente is verschuldigd over de periode dat hij in gebreke blijft de bedragen waartoe hij wordt veroordeeld te betalen.
in reconventie
3.2.
[C] vordert dat de rechtbank:
1.
primair
voor recht verklaart dat de schuldbekentenis van 25 april 2014 nietig is, dan wel dat deze door [C] rechtsgeldig is vernietigd, dan wel dat deze door [C] is ontbonden door middel van de brief van 8 december 2014, dan wel door de conclusie van eis in reconventie;
subsidiair
de overeenkomst van 25 april 2014 vernietigt dan wel deze per een door de rechtbank te bepalen datum ontbindt;
2. [A] veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding, nader op te maken bij Staat;
3. de door [A] gelegde beslagen, waaronder het beslag op de woning van [C] en het onder de ABN AMRO gelegde derdenbeslag, opheft,
met hoofdelijke veroordeling van [A] in de kosten van deze procedure, inclusief de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.

4.De standpunten van partijen

[A]

4.1.
legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij uit de mededelingen en het gedrag van [C] afleidt dat [C] tekort schiet in de nakoming van de verbintenis. [C] is in verzuim.
4.2.
[A] verlangt primair nakoming van de overeenkomst. De overeenkomst heeft rechtskracht gekregen omdat [C] in het genot van de woning en het agrarisch bedrijf is gesteld. [C] is verplicht om het bedrijf te exploiteren en mee te werken aan de aandelenoverdracht. Het bedrag voor de aandelen ter hoogte van € 373.100,= moest op
1 juli 2015 worden betaald.
4.3.
Daarnaast moet [C] de door [A] geleden schade vergoeden van onder meer het veetransport, de verzorgingskosten van het vee, het ontslag van de voormalige werknemer en de reis-en verblijfskosten van [A] , aldus [A] .
4.4.
Subsidiair, voor het geval [C] het bedrijf niet zou hoeven over te nemen, dient [C] de door [A] geleden schade te vergoeden, bestaande uit onder meer de hiervoor genoemde schadeposten en de waardevermindering van het bedrijf, het voorraadverlies in Frankrijk, de waardevermindering van de veestapel, de aanvullende makelaarskosten en de pachtprijs.
[E]
4.5.
voegt zich aan de zijde van [A] voor zowel de vorderingen in conventie als het verweer in reconventie, met dien verstande dat indien en voor zover [C] wordt veroordeeld om enig bedrag aan [A] te betalen, 2% daarvan aan [A] dient toe te komen. [A] heeft 2% van de aandelen van de aan [C] verkochte SCEA Le Merle in eigendom.
[C]
4.6.
stelt zich op het standpunt dat hij - van meet af aan - op het verkeerde been is gezet. De zaken zijn door [A] rooskleuriger voorgespiegeld dan deze in werkelijkheid waren. Er is sprake van dwaling. Bovendien is sprake van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van [A] en van onrechtmatig handelen.
4.7.
[A] is nooit daadwerkelijk in staat geweest om de aandelen op rechtsgeldige wijze aan [C] te leveren, zoals in artikel 15 van de overeenkomst is bepaald. [A] was al helemaal niet in staat om het bedrijf vrij van schulden of vorderingen van derden op het bedrijf te leveren aan [C] , aldus [C] .

5.De beoordeling

in conventie

5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de door [A] gestelde feiten en omstandigheden niet leiden tot een toewijzing van het gevorderde. [C] is niet gehouden om zijn uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen jegens [A] na te komen en is evenmin gehouden tot het betalen van enige schadevergoeding aan [A] .
5.2.
Partijen zijn overeengekomen dat [A] het bedrijf ‘vrij van schulden of vorderingen van derden op de SCEA’ zal leveren aan [C] (onder “
C. Hoedanigheid van de zaak”). [C] heeft onweersproken gesteld dat later is gebleken dat het bedrijf ten tijde van het sluiten van de overeenkomst aanzienlijke schulden had en nog steeds heeft. [A] ziet in die omstandigheid geen belemmering om tot een aandelenoverdracht over te gaan, maar miskent daarmee de bedoeling en de strekking van hetgeen partijen zijn overeengekomen, namelijk dat het bedrijf schuldenvrij wordt overgedragen aan [C] .
5.3.
[A] heeft voorts noch in de dagvaarding noch ter comparitie aangevoerd op grond waarvan - in weerwil van het voorgaande - toch tot het schuldenvrij overdragen van het bedrijf kan worden overgegaan. Hij kon en kan dus niet leveren zoals overeengekomen. [C] heeft de overeenkomst daarom op goede gronden ontbonden in de brief van
8 december 2014.
5.4.
[A] wist dat er schulden waren, maar heeft nagelaten [C] daarvan bij het aangaan van de overeenkomst op de hoogte te stellen. Het subsidiaire beroep op dwaling slaagt ook. [C] zou bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet hebben gesloten.
5.5.
De stelling van [A] dat nu juist de “
garantie sur l’actif et le passif” in de overeenkomst is opgenomen teneinde [C] te garanderen dat vóór de overdracht ontstane schulden voor rekening van [A] komen en blijven, reden waarom de aandelenoverdracht gewoon doorgang kan vinden, maakt het voorgaande niet anders.
Die ‘garantie’ geeft [C] bovendien geen enkele zekerheid dat [A] na de aandelenoverdracht - en derhalve op het moment dat [C] eigenaar zou worden van het bedrijf -, de door [C] voldane (vóór de overdracht ontstane) schulden terugbetaalt.
5.6.
Bij dit alles komt dat de plaatselijke notaris heeft verklaard dat hij wettelijke belemmeringen ondervindt om in de huidige omstandigheden tot de aandelenoverdracht van het bedrijf over te gaan. Zo heeft hij onder meer de gevraagde financiële administratie over de afgelopen drie boekhoudjaren niet ontvangen. Dat kan [A] in de gegeven omstandigheden eveneens worden toegerekend.
5.7.
Reeds gelet op het voorgaande bestaat er evenmin grond om de subsidiair gevorderde schadevergoeding toe te wijzen. [A] heeft zijn schadevordering overigens ook niet onderbouwd.
5.8.
[A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [C] worden begroot op:
- griffierecht 1.533,00
- salaris advocaat
4.000,00(2 punt × tarief € 2.000,00)
Totaal € 5.533,00.
in reconventie
5.9.
Gelet op hetgeen in conventie reeds is overwogen, slaagt het beroep op ontbinding van de overeenkomst op grond dat [A] zijn daaruit voortvloeiende verplichtingen niet nakwam en ook niet kon nakomen.
De ontbinding is rechtsgeldig ingeroepen door [C] bij brief van 8 december 2014, zodat de primair gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden, hierna zal worden toegewezen.
5.10.
De gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure zal worden afgewezen, nu [C] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die aannemelijk maken dat (mogelijk) schade is geleden enkel ten gevolge van het (nalatig) handelen van [A] .
5.11.
Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is de overeenkomst van 25 april 2014 rechtsgeldig ontbonden bij brief van 8 december 2014. Daarmee blijkt voldoende van de ondeugdelijkheid van het door [A] ingeroepen recht (er bestaat immers geen grondslag voor de gelegde conservatoire beslagen), zodat de vordering van [C] tot opheffing van de gelegde beslagen dient te worden toegewezen.
5.12.
[A] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Nu de vordering in reconventie voortvloeit uit het verweer in conventie worden de punten in reconventie gehalveerd. De kosten aan de zijde van [C] worden begroot op:
- salaris advocaat
2.000,00(2 punten × factor 0,5 × tarief € 2.000,00)
Totaal € 2.000,00.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van [C] tot op heden begroot op € 5.533,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
in reconventie
6.3.
verklaart voor recht dat de tussen partijen gesloten overeenkomst van 25 april 2014 rechtsgeldig is ontbonden door de brief van 8 december 2014,
6.4.
heft op de op 18 december 2014 door [A] ten laste van [C] gelegde conservatoire (derden)beslagen op de aan [C] in eigendom toebehorende woning en op de bankrekening van [C] onder ABN AMRO Bank N.V.,
6.5.
veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van [C] tot op heden begroot op € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.6.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de onder 6.4. en 6.5. genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in conventie en reconventie
6.8.
veroordeelt [A] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 205,00 aan salaris advocaat (in conventie en reconventie tezamen), te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [A] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
6.9.
verklaart de onder 6.8. genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek, mr. J.H. van der Veer en
mr. G.G. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2016.