ECLI:NL:RBOVE:2016:769

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 januari 2016
Publicatiedatum
8 maart 2016
Zaaknummer
C/08/166962 / ES RK 15-172 en C/08/171766 / ES RK 15-1486
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding na echtscheiding met minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 22 januari 2016 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die samen minderjarige kinderen hebben. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en daarbij de man verplicht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te betalen. De man en vrouw zijn op [datum] te [woonplaats 3] gehuwd en hebben samen de Nederlandse nationaliteit. De kinderen verblijven bij de man, en de rechtbank heeft de bijdrage in de kosten vastgesteld op € 29,- per kind per maand, rekening houdend met de draagkracht van beide ouders en de behoefte van de kinderen. De rechtbank heeft ook een ouderschapsplan goedgekeurd dat door beide partijen is ondertekend. De mondelinge behandeling vond plaats op 11 november 2015, waarbij beide partijen aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om een hogere bijdrage en om de wijze van omgang met de kinderen afgewezen, en heeft bepaald dat de vrouw de kinderen bij de man ophaalt. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt. De nevenverzoeken met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap zijn afgesplitst en zullen in een aparte procedure worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummers: C/08/166962 / ES RK 15-172 en C/08/171766 / ES RK 15-1486
beschikking van de enkelvoudige familiekamer voor burgerlijke zaken d.d. 22 januari 2016
inzake

[verzoeker] ,

verder te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoeker,
advocaat mr. A.C.W. Duiveman te Kampen,
en

[belanghebbende] ,

verder te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] ,
belanghebbende,
advocaat mr. M.D. Withaar te Zwolle.

Het procesverloop

De rechtbank heeft kennis genomen van de navolgende bescheiden:
- het verzoek met bijlagen, binnengekomen op 20 januari 2015;
- het exploot van betekening van 30 januari 2015;
- het verweer, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, binnengekomen op 10 april 2015;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek, binnengekomen op 20 mei 2015;
- een overzicht verdelen en verrekenen van de vrouw, met bijlagen, binnengekomen op 28 juli 2015;
- een overzicht verdelen en verrekenen van de man, met bijlagen, binnengekomen op 29 juli 2015;
- een op 30 oktober 2015 ingekomen brief van de vrouw met bijlagen;
- op 4 augustus 2015 en 30 oktober 2015 ingekomen brieven van de man met bijlagen;
- de ter zitting van 11 november 2015 door de man en de vrouw overgelegde draagkrachtberekeningen;
- de ter zitting van 11 november 2015 door de man en de vrouw overgelegde boedeloverzichten.
De hierna genoemde minderjarigen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om hun mening kenbaar te maken aan de rechtbank.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 11 november 2015. Ter zitting zijn verschenen: partijen beiden bijgestaan door hun advocaat. Namens de Raad voor de Kinderbescherming, verder te noemen “de raad”, is verschenen [A] .
Na de mondelinge behandeling zijn met toestemming van de rechtbank binnengekomen:
- op 25 november 2015, 26 november 2015 en 3 december 2015 brieven van de man met bijlagen;
- op 1 en 7 december 2015 brieven van de vrouw;
- op 21 en 24 december 2015 een door beide partijen ondertekend ouderschapsplan.

De feiten

Partijen zijn op [datum] te [woonplaats 3] met elkaar gehuwd in de wettelijke gemeenschap van goederen.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
Partijen zijn ouders van de navolgende minderjarige kinderen:
[B], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] ,
[C], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 2] ,
[D], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 3] .
Partijen zijn tevens ouders van de navolgende meerderjarige kinderen:
[E], geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 4] ,
[F], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 5] .
De kinderen hebben hun hoofdverblijf bij de man.
Tussen partijen gelden voorlopige voorzieningen, die door deze rechtbank zijn bepaald bij beschikking van 6 maart 2015, waarbij onder meer een omgangsregeling is vastgesteld tussen de vrouw en de minderjarigen en is bepaald dat de man met ingang van 1 maart 2015 € 150,- per maand aan de vrouw zal voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen en als bijdrage in de reiskosten voor de momenten dat de kinderen bij de vrouw verblijven.

Het verzoek

De man verzoekt de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
tussen partijen de echtscheiding uit te spreken;
te bepalen dat de man jegens de vrouw bevoegd is de bewoning van de echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats 3] gedurende zes maanden na de inschrijving van deze beschikking voort te zetten;
primair:te bepalen dat het nog op te stellen ouderschapsplan deel uitmaakt van de onderhavige beschikking;
subsidiair:indien partijen niet komen tot het overleggen van een door beide partijen ondertekend ouderschapsplan te bepalen dat de minderjarige kinderen van partijen hun hoofdverblijfplaats bij de man zullen hebben en de minderjarige [D] eens per veertien dagen bij de vrouw zal verblijven van vrijdagavond tot en met zondagavond, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen;
de verdeling vast te stellen van de per datum echtscheidingsverzoek ontbonden huwelijksgoederengemeenschap.

Het verweer tevens houdend zelfstandig verzoek

De vrouw verzoekt de rechtbank de verzoeken van de man betreffende het opnemen van het ouderschapsplan in de beschikking en de verdeling af te wijzen. Zij verzoekt de rechtbank voorts bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
tussen partijen de echtscheiding uit te spreken;
primair:te bepalen dat de man zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de jongste drie kinderen van partijen tijdens de zorg- en contactregeling met de vrouw met € 150,- per maand;
subsidiair:te bepalen dat de man zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de jongste drie kinderen van partijen tijdens de zorg- en contactregeling met de vrouw met € 82,- per maand.
primair:indien de vrouw de verzochte bijdrage van € 150,- per maand van de man ontvangt, een zorg- en contactregeling tussen de vrouw en de jongste drie kinderen van partijen vast te leggen van eens per veertien dagen een weekend van vrijdagavond 20.30 uur tot en met zondagavond 18.30 uur, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij de man de kinderen naar de vrouw brengt en de vrouw de kinderen terugbrengt naar de man.
subsidiair:voor zover de bijdrage wordt vastgesteld op een bedrag lager dan
€ 150,- per maand of op nihil, een zorg- en contactregeling tussen de vrouw en de jongste drie kinderen van partijen vast te leggen van eens per veertien dagen een weekend van vrijdagavond 20.30 uur tot en met zondagavond 18.00 uur, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij de man de kinderen naar de vrouw brengt en ook bij de vrouw ophaalt;

Het verweer op het zelfstandig verzoek

Naar de mening van de man dienen de zelfstandige verzoeken ter zake de zorg- en contactregeling en de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding te worden afgewezen. De man persisteert voor het overige.

De beoordeling

Inzake C/08/166962 / ES RK 15-172

De ontvankelijkheidBij de betekening van het verzoekschrift zijn de wettelijke termijnen en formaliteiten in acht genomen. De in artikel 815 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) gemelde bescheiden zijn als bijlagen bij het verzoekschrift gevoegd, met uitzondering van een door beide partijen ondertekend ouderschapsplan.
Tijdens de procedure hebben partijen alsnog overeenstemming bereikt over het ouderschapsplan. Partijen hebben een door hen beiden ondertekend ouderschapsplan overgelegd. Gelet hierop zal de rechtbank de man ontvangen in zijn verzoek.
De echtscheiding
Nu de man stelt en de vrouw erkent dat het huwelijk van partijen duurzaam is ontwricht, staat deze duurzame ontwrichting in rechte vast. Het verzoek tot echtscheiding zal daarom worden toegewezen.
Voortgezet gebruik van de echtelijke woning
Omdat de vrouw geen verweer voert tegen het verzoek van de man omtrent het voortgezet gebruik van de echtelijke woning, zal de rechtbank overeenkomstig het verzoek van de man beslissen.
De bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen
De vrouw heeft haar verzoek ter zitting gewijzigd en uiteindelijk verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van
€ 140,- per maand. De man heeft verweer gevoerd. Hij heeft gesteld dat hij niet bereid is om een bijdrage te voldoen, omdat de vrouw zelf ervoor heeft gekozen om in [woonplaats 2] te gaan wonen met alle financiële gevolgen van dien. Bovendien stelt de man dat hij geen draagkracht heeft om een bijdrage te voldoen.
Verhuizing vrouw
Weliswaar zijn de kosten die de vrouw dient te maken voor de omgang toegenomen door haar verhuizing naar [woonplaats 2] , maar daaruit kan niet worden geconcludeerd dat de man niet gehouden is om een bijdrage te voldoen. Dit verweer van de man zal de rechtbank dan ook passeren.
De rechtbank zal vervolgens ingaan op de behoefte van de kinderen en de draagkracht van partijen.
De behoefte
De rechtbank hanteert voor de vaststelling van de behoefte van de minderjarige kinderen de tabel "Eigen aandeel van ouders in de kosten van kinderen" die behoort bij het rapport Alimentatienormen van de Expertgroep Alimentatienormen. Uitgangspunt voor de bepaling van de behoefte van een kind is de aanbeveling van de Expertgroep Alimentatienormen om uit te gaan van het gezinsinkomen van de ouders ten tijde van de samenleving dan wel het latere inkomen van de onderhoudsplichtige ouder als dat nadien hoger is dan dat gezinsinkomen.
Partijen zijn begin februari 2014 uit elkaar gegaan. Uit de overgelegde jaaropgave 2013 van de man volgt dat hij een belastbaar loon van € 46.236,- per jaar ontving, hetgeen rekening houdend met de voor hem geldende tarieven inkomstenbelasting en de heffingskortingen, neerkomt op een besteedbaar inkomen van € 2.616,- netto per maand.
Het belastbaar loon van de vrouw bedroeg volgens de overgelegde jaaropgave 2013
€ 4.315,-, hetgeen rekening houdend met de voor haar geldende tarieven inkomstenbelasting en de heffingskortingen, neerkomt op een besteedbaar inkomen van € 360,- netto per maand.
Het gezamenlijk netto gezinsinkomen bedroeg ten tijde van het huwelijk aldus € 2.976,-
(€ 2.616,- + € 360,-) per maand.
Op basis van de tabel 2014 en voormeld netto gezinsinkomen berekent de rechtbank de behoefte van de minderjarige kinderen aan een bijdrage van hun ouders op afgerond € 196,- per kind per maand. Na indexering bedraagt de behoefte afgerond € 200,- per kind per maand.
De rechtbank overweegt dat beide ouders naar rato van hun draagkracht dienen bij te dragen. De rechtbank zal dan ook ieders draagkracht vaststellen.
De draagkracht van de man
De rechtbank gaat bij de berekening van de draagkracht van de man voor een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen uit van de navolgende gegevens.
Blijkens de jaaropgaaf 2014 bedraagt het belastbare loon van de man in dat jaar € 47.025,-.
Bij de berekening van het besteedbaar inkomen van de man houdt de rechtbank rekening met de verschuldigde premieheffing en de inkomstenbelasting. De man heeft recht op de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Op grond van voormelde gegevens becijfert de rechtbank het netto besteedbaar inkomen (NBI) van de man op € 2.923,- per maand.
Gelet op de beantwoording door de Hoge Raad in het arrest van 9 oktober 2015 van daartoe strekkende prejudiciële vragen van het Gerechtshof ‘s-Gravenhage (ECLI:NL:GHDHA:2015:1288) neemt de rechtbank het kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende alleenstaande ouderkop niet langer in aanmerking bij de bepaling van de behoefte van het kind, maar bij de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt. De rechtbank zal daarom vermeld NBI verhogen met een KGB/AOK van € 4.419,- per jaar oftewel € 368,- per maand. Aan de zijde van de man gaat de rechtbank daarom uit van een NBI van € 3.291,- (€ 2.923,- + € 368,-) per maand.
De rechtbank berekent de draagkracht van de man aan de hand van de formule 70% x [NBI – (0,3 NBI + 875)]. Op basis van voormelde formule berekent de rechtbank de draagkracht van de man op afgerond € 1.000,- per maand.
De draagkracht van de vrouw
De rechtbank gaat bij de berekening van de draagkracht van de vrouw voor een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen uit van de navolgende gegevens.
Blijkens de jaaropgaaf 2014 bedraagt het belastbare loon van de vrouw in dat jaar € 3.510,-.
Bij de berekening van het besteedbaar inkomen van de vrouw houdt de rechtbank rekening met de verschuldigde premieheffing en de inkomstenbelasting. De vrouw heeft recht op de algemene heffingskorting en de arbeidskorting.
Op grond van voormelde gegevens becijfert de rechtbank het netto besteedbaar inkomen (NBI) van de vrouw op € 292,- per maand. De rechtbank acht het redelijk om aan de zijde van de vrouw rekening te houden met de minimale draagkracht van € 50,- per maand.
De draagkrachtvergelijking
De totale draagkracht van de man en de vrouw tezamen bedraagt € 1.050,- (€ 1.000,- +
€ 50,-) per maand, met andere woorden € 210,- per kind per maand. De totale draagkracht is hoger dan de behoefte van € 200,- per kind per maand.
Zoals hierna is overwogen zijn partijen overeengekomen dat de vrouw eenmaal per veertien dagen omgang met [D] , [C] en [B] zal hebben. Voor de vaststelling van de hoogte van de kosten die met de omgang gepaard gaan, zal de rechtbank aansluiten bij de hoogte van de zorgkorting krachtens de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen, inhoudende dat het percentage van de zorgkorting afhankelijk is van de hoeveelheid omgang of zorg. Uitgaande van voormelde regeling geldt een minimaal zorgkortingspercentage van 15. Nu het aandeel van de ouders in de kosten van de kinderen € 200,- per kind per maand bedraagt, beloopt de zorgkorting € 30,- per kind per maand. De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de man € 140,- per maand zal bijdragen. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw onvoldoende heeft gesteld dat haar kosten hoger zijn dan € 30,- per kind per maand, oftewel € 90,- in totaal. De kosten van de omgang kunnen zodoende worden vastgesteld op € 30,- per kind per maand.
De rechtbank zal het aandeel van de man in de kosten van de kinderen die ten laste van de vrouw komen, als volgt berekenen:
[eigen draagkracht : totale draagkracht] x kosten omgang
Aan de hand van de hiervoor overwogen formule wordt het aandeel van de man in de kosten van de kinderen die ten laste van de vrouw komen vastgesteld op een (afgerond) bedrag van € 29,- per maand (€ 200,- : € 210,- x € 30,-), zodoende in totaal € 87,- per maand.
De ingangsdatum van de onderhoudsbijdrage
De man heeft de door de vrouw verzochte ingangsdatum van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen niet weersproken, zodat de rechtbank overeenkomstig het verzoek van de vrouw zal beslissen.
Het ouderschapsplan en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Partijen hebben na de zitting van 11 november 2015 overeenstemming bereikt over het ouderschapsplan. De man heeft verzocht de inhoud van het overgelegde ouderschapsplan in de beschikking op te nemen. De vrouw heeft verweer gevoerd tegen het in de beschikking opnemen van het ouderschapsplan, doch heeft zulks gedaan op het moment dat partijen nog geen overeenstemming hadden bereikt over het ouderschapsplan en er enkel een concept-ouderschapsplan voorhanden was. Nu partijen nadien alsnog overeenstemming hebben bereikt over het ouderschapsplan, gaat de rechtbank ervanuit dat de vrouw haar verweer op dit punt niet handhaaft. De rechtbank zal overeenkomstig het verzoek van de man beslissen en het ouderschapsplan opnemen in deze beschikking.
Partijen zijn overeengekomen dat [D] , [C] en [B] één weekend per veertien dagen van vrijdagavond tot zondagavond bij de vrouw verblijven, alsmede gedurende de helft van de vakanties en feestdagen. Over het halen en brengen van de kinderen hebben partijen geen overeenstemming bereikt. Partijen hebben de rechtbank verzocht hierover een beslissing te nemen. De vrouw heeft gesteld dat indien de kinderbijdrage wordt vastgesteld op een bedrag lager dan € 150,- per maand of op nihil de man de kinderen naar de vrouw dient te brengen en ook bij de vrouw dient op te halen, omdat zij de reiskosten dan niet kan dragen. De man heeft verweer gevoerd en heeft gesteld dat het voorstel van de vrouw praktisch niet uitvoerbaar is, omdat hij tot 17.15 uur werkt, hij geen auto heeft en het heen en weer brengen naar [woonplaats 2] , waar de vrouw woont, met het openbaar vervoer vier tot vijf uur duurt.
De rechtbank overweegt als volgt. Voorop staat dat dat het in het belang van de minderjarige kinderen is dat zij omgang met de vrouw hebben. De rechtbank acht het verder in het belang van de minderjarigen dat beide ouders een bijdrage leveren aan het halen en brengen. In de afgelopen periode heeft de vrouw de kinderen opgehaald bij de man en andersom, zulks naar tevredenheid van alle betrokkenen. Voor een wijziging van deze regeling, erin bestaande dat de man de kinderen naar de vrouw brengt en de vrouw de kinderen terugbrengt naar de man, ziet de rechtbank, zeker gelet op de praktische bezwaren aan de zijde van de man, geen aanleiding. De rechtbank overweegt verder dat bij de vaststelling van de hoogte van de kinderbijdrage die de man aan de vrouw dient te voldoen aansluiting is gezocht bij het rapport van de Expertgroep Alimentatienormen. In het percentage van de zorgkorting van 15% van de behoefte zijn reis- en verblijfkosten tijdens de omgangsmomenten inbegrepen. De vrouw moet dan ook geacht worden met deze bijdrage in staat te zijn om de kinderen bij de man op te halen, zodat de haal- en brengregeling gecontinueerd kan worden.
De proceskosten
Omdat partijen echtelieden zijn, zal de rechtbank bepalen dat elk van de partijen de eigen kosten draagt.

Inzake C/08/171766 / ES RK 15-1486

De rechtbank heeft geconstateerd dat de man en de vrouw geen overeenstemming hebben met betrekking tot de wijze van verdeling van hun huwelijksgoederengemeenschap. De rechtbank heeft de nevenverzoeken betreffende de huwelijksgoederengemeenschap afgesplitst en geregistreerd onder zaaknummer C/08/171766 / ES RK 15-1486. De rechtbank zal bij afzonderlijke beschikking op deze verzoeken beslissen.

De beslissing

De rechtbank:
Inzake C/08/166962 / ES RK 15-172
I. spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op [datum] te [woonplaats 3] gehuwd;
II. bepaalt dat de man, als deze op het ogenblik van de inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand, de echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats 3] bewoont, jegens de vrouw bevoegd is de bewoning gedurende zes maanden voort te zetten;
III. bepaalt dat de inhoud van het aangehechte ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking;
IV. bepaalt dat bij de uitvoering van de zorgregeling, zoals die in het ouderschapsplan is opgenomen, de vrouw de kinderen bij de man ophaalt en de man de kinderen bij de vrouw ophaalt;
V. bepaalt de door de man met ingang van de datum van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen op
€ 29,- (negenentwintig EURO)per kind per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
VI. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behoudens voor zover het de echtscheiding betreft;
VII. compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
VIII. wijst af het meer of anders verzochte.
Inzake C/08/171766 / ES RK 15-1486
I. houdt de verzoeken aan.
Deze beschikking is gegeven te Zwolle door mr. P.M.F. Schreurs en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2016 in tegenwoordigheid van mr. M.G. Jansen, griffier.
Een afschrift van deze beschikking wordt gezonden aan de Raad voor de Kinderbescherming te Zwolle en de in deze beschikking vermelde gegevens worden door die Raad opgenomen in zijn registratie.
Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:
door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden: binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak;
door de echtgenoot die in eerste aanleg niet is verschenen: binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking aan hem in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en openlijk bekend is gemaakt;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.