Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
R&G SOUND,
gevestigd en kantoorhoudende te Oldemarkt,
STICHTING DICKY WOODSTOCK,
gevestigd en kantoorhoudende te Steenwijk,
1.De procedure in verzet
- het door de kantonrechter op 10 februari 2015 tussen R&G Sound en de stichting bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer 3843546 CV 15-829 en daaraan ten grondslag liggende dagvaarding d.d. 29 januari 2015;
- de verzetdagvaarding tevens houdende een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring d.d. 13 maart 2015;
- de akte houdende overlegging productie van de stichting d.d. 7 april 2015;
- het antwoord in het incident van R&G Sound d.d. 16 juni 2015;
- het vonnis in het incident d.d. 28 juli 2015;
- het antwoord in verzet van R&G Sound d.d. 8 september 2015 en
- de repliek in verzet van de stichting d.d. 6 oktober 2015.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- Het gaat hier om schade ontstaan door van buiten komend onheil, ofwel heftige weersomstandigheden, waaraan partijen op zich part noch deel hebben gehad. Dat enkele feit is op zichzelf onvoldoende om een beroep op overmacht te erkennen. Immers, ook in zo’n geval kan er sprake zijn van een situatie die op zichzelf wel te voorzien was.
- Van een professioneel optredende organisator van een openluchtfestival als het Dicky Woodstock Popfestival mag doeltreffende zorg worden verwacht als het gaat om het voorbereid zijn op min of meer extreme weersomstandigheden. Zo daarmee al niet bekend, had de stichting bedacht moeten zijn op de mogelijkheid dat door noodweer serieuze problemen konden ontstaan voor publiek en/of tenten met daarin aangebrachte apparatuur, zoals in het voorgaande jaar 2011 het geval is geweest bij Pukkelpop in Hasselt, België. Het lag dan ook bij uitstek op de weg van de stichting om zich daarover steeds en tijdig te laten adviseren, zowel omtrent de actuele specifieke weersomstandigheden, als daaraan voorafgaand over de te nemen (nadere) (veiligheids)maatregelen, ook ten aanzien van de constructie van de tenten. Het staat vast dat de stichting dergelijke adviezen niet heeft ingewonnen, terwijl niet valt in te zien wat daaraan in de weg stond.
- Het is de stichting geweest die ervoor heeft gekozen de zijflappen van de festivaltent deels weg te (laten) vouwen, terwijl als uitgangspunt heeft gelden dat die constructie van halfopen meer risico inhoudt voor de stabiliteit en soliditeit van de tent bij extreme weersomstandigheden. Onomstreden is dat R&G Sound geen zeggenschap had over die toegepaste constructie.
- Eerder op de dag van 4 augustus 2012 waren delen van de provincie Noord-Holland al getroffen door extreme buien, terwijl aan het eind van de middag de voorspelling was uitgegeven dat ook de provincies Friesland en Overijssel te maken zouden krijgen met fikse onweersbuien met kans op wateroverlast. Een jaar eerder heeft in België een zware kortstondige onweersbui de ineenstorting van een festivaltent veroorzaakt, zodat het op handen zijnde risico voor de stichting ook op 4 augustus 2012 zelf kenbaar voldoende groot was om daarmee rekening te houden en om daar zo veel als mogelijk naar te handelen.
- Uit de door R&G Sound overgelegde neerslagexpertise van MeteoGroup Nederland d.d. 26 augustus 2014 kan worden afgeleid dat op de avond van 4 augustus 2012 al rond 20.00 uur zichtbaar intensieve buien tot ontwikkeling kwamen en dat de koers daarvan in de richting van de regio van het festivalterrein lag. Uit die expertise blijkt verder dat om 20.35 uur een zeer zware bui over het op circa 15 kilometer afstand van het festivalterrein gelegen Marknesse is getrokken, die vervolgens verder activerend om 20.45 uur over het op circa 10 kilometer afstand gelegen Blokzijl is getrokken, alwaar in enkele minuten ruim 25 mm neerslag viel. De expertise vermeldt verder dat tien minuten later ofwel circa 21.00 uur een andere zware bui vervolgens over het festivalterrein trok, waarbij de hiervoor onder 4.7. vermelde windstoten zijn opgetreden en in enkele minuten ruim 30 mm neerslag is gevallen. Het moge zo zijn dat de bewuste onweersbui snel tot ontwikkeling is gekomen, de stichting heeft niet gesteld en dit is evenmin anderszins gebleken dat zij niet al enige tijd eerder had kunnen en moeten vermoeden dat ook het festivalterrein door een zware onweersbui zou worden geraakt. Evenmin is gesteld noch gebleken dat de stichting in een tijdsbestek van enkele minuten niet (meer) in staat was om de opengevouwen zijflappen van de tent te (doen) sluiten en zodoende de constructie van de tent aan te passen van halfopen naar gesloten. Het argument dat voorzienbaar was dat bij regenval de tent door de bezoekers juist zou worden opgezocht om te schuilen, overtuigt op geen enkele wijze. Niet valt in te zien immers dat voor toelating van het publiek die tent halfopen had moeten blijven en niet gesloten had kunnen worden, onder bieden van één of meer smalle / versmalde toegangsmogelijkheden voor personen.
- R&G Sound heeft onweersproken gebleven aangevoerd dat andere tenten op het festivalterrein die in een gesloten constructie waren uitgevoerd, ongehavend zijn gebleven. Dat onzeker is of de bewuste tent niet ook in gesloten constructie ineen zou zijn gestort, zoals de stichting kennelijk betoogt, berust tegen die achtergrond op enkel speculatie. Voor zover daarover onzekerheid bestaat, is er geen reden om die onzekerheid (en zo het risico daarvan) bij R&G Sound te leggen.
- De stichting heeft zich op het standpunt gesteld dat zij heeft beoogd risico’s als hier aan de orde te verzekeren onder een zogeheten Evenementenverzekering. Of die verzekering ook dekking biedt, kan de kantonrechter niet in deze beoordeling betrekken, maar daaruit volgt wel dat de stichting in haar verhouding tot derden, zoals R&G Sound, de mening is toegedaan dat het aan haar was zich te verzekeren tegen het risico van beschadiging van de door haar gehuurde zaken.
- Naar het oordeel van de kantonrechter kan in dezen geen gewicht worden toegekend aan de omstandigheid dat het hier gaat om een korte huurperiode en dat ook R&G Sound bedrijfsmatig heeft gehandeld.