ECLI:NL:RBOVE:2016:79

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 januari 2016
Publicatiedatum
13 januari 2016
Zaaknummer
C/08/151758 / HA ZA 14-65
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissement en bestuurdersaansprakelijkheid in de zaak van Brava Vastgoed B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, betreft het een vordering van de curator, Arjen Camiel Huisman, in het faillissement van Brava Vastgoed B.V. De curator stelt dat [X], de voormalige bestuurder van Brava Vastgoed, zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld, wat heeft geleid tot het faillissement van de vennootschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat Brava Vastgoed op 22 juni 2011 in staat van faillissement is verklaard, en dat de jaarrekening over 2007 niet tijdig is gedeponeerd. De curator vordert een verklaring voor recht dat [X] aansprakelijk is voor het tekort in het faillissement, dat op dat moment € 748.913,97 bedraagt. De curator stelt dat [X] opzettelijk activa heeft laten verdwijnen en zich heeft ontdaan van de administratie van Brava Vastgoed, wat het voor de curator onmogelijk maakt om een deugdelijk onderzoek te doen. De rechtbank heeft [X] in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van zijn stellingen en heeft verdere beslissingen aangehouden. De zaak is complex en raakt aan verschillende juridische aspecten, waaronder bestuurdersaansprakelijkheid en faillissementsrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/151758 / HA ZA 14-65
Vonnis van 6 januari 2016
in de zaak van
ARJEN CAMIEL HUISMAN q.q.,
in hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRAVA VASTGOED B.V.,
gevestigd te Enschede,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
hierna te noemen ‘de curator’,
advocaat mr. E.G. Blankestijn te Enschede,
tegen
[X],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
hierna te noemen ‘ [X] ’,
advocaat mr. L.H.A.M. Andriessen te Breda.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 augustus 2014;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie;
  • de akte overlegging productie zijdens [X] ;
  • de akte zijdens de curator;
  • de akte uitlating producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In deze zaak staat als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken en/of blijkend uit niet-betwiste producties het navolgende vast.
2.2.
Bij vonnis van de rechtbank Almelo van 22 juni 2011 is Brava Vastgoed in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. A.E. Zweers tot rechter-commissaris en met aanstelling van mr. A.C. Huisman tot curator.
2.3.
Brava Vastgoed is opgericht op 23 september 1997. Brava Vastgoed hield zich bezig met het ontwikkelen van vastgoed.
2.4.
[X] was vanaf de oprichting tot 31 december 2010 enig aandeelhouder van Brava Vastgoed en tevens alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder.
2.5.
Op 31 december 2010 heeft [X] alle aandelen in het kapitaal van
Brava Vastgoed overgedragen aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [T Beheer] . [X] is toen afgetreden als bestuurder van Brava Vastgoed en [T Beheer] is benoemd tot alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder van Brava Vastgoed.
2.6.
Op 31 december 2010 heeft de toenmalig enig aandeelhouder en enig bestuurder van [T Beheer] , de heer [T] , alle aandelen in het kapitaal van [T Beheer] overgedragen aan de Stichting Evoluzione.
Op dezelfde dag is [T] afgetreden als bestuurder van [T Beheer] en is de Stichting Evoluzione tot alleen/zelfstandig bestuurder benoemd.
2.7.
De Stichting Evoluzione is op 25 maart 2010 opgericht en heeft de volgende alleen/zelfstandig bevoegde bestuurders gehad:
  • 25 maart 2010 – 22 februari 2011: de heer [L] ;
  • 22 februari 2011 – 10 maart 2011: de heer [H] ;
  • 10 maart 2011 – 6 juni 2011: de heer [M] ;
  • 6 juni 2011 – heden: de heer [S] .

3.De vordering van de curator in conventie

3.1.
De curator heeft gevorderd:
primair:
een verklaring voor recht dat [X] zijn taak als bestuurder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Brava Vastgoed B.V., hierna te noemen ‘Brava Vastgoed’, (kennelijk) onbehoorlijk heeft vervuld en deze onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement van Brava Vastgoed, met veroordeling van [X] tot betaling van het tekort in het faillissement van
Brava Vastgoed zoals dat zal blijken bij de verificatie, vermeerderd met de boedelvorderingen, zomede met veroordeling van [X] tot het betalen van een voorschot op dit tekort van € 750.000,00;
subsidiair:
een verklaring voor recht dat [X] als bestuurder van Brava Vastgoed onrechtmatig heeft gehandeld jegens de gezamenlijke schuldeisers van Brava Vastgoed, met veroordeling van [X] tot betaling van het tekort in het faillissement van Brava Vastgoed, zoals dat zal blijken bij de verificatie, vermeerderd met de boedelvorderingen, zomede met veroordeling van [X] tot het betalen van een voorschot op dit tekort van
€ 750.000,00;
meer subsidiair:
dat [X] veroordeeld wordt tot betaling van € 75.791,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2009, althans vanaf de dag der dagvaarding, en de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.190,00;
zowel primair, subsidiair als meer subsidiair:
dat [X] veroordeeld wordt in de kosten van dit geding, daaronder uitdrukkelijk begrepen de kosten van het gelegde conservatoir (derden) beslag, zomede met veroordeling van [X] in de wettelijke rente over de uit te spreken kostenveroordeling, indien en voor zover betaling van de proceskostenveroordeling niet binnen twee dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis heeft plaatsgevonden.
De curator heeft samengevat de volgende stellingen aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd.
3.2.
De Stichting Evoluzione is niet gevestigd op het adres waar zij staat ingeschreven in het handelsregister. Inmiddels is de Stichting Evoluzione ingeschreven op een adres in Duitsland. De heer [S] reageert nergens op. De curator kon niet beschikken over de administratie van Brava Vastgoed. Deze is verdwenen.
3.3.
[X] heeft aan de curator medegedeeld dat hij op 31 december 2010 alle aandelen in het kapitaal van Brava Vastgoed heeft verkocht aan [T Beheer] voor de koopsom van € 1,00 en dat de bedrijfsactiviteiten van Brava Vastgoed reeds vóór die aandelenoverdracht waren verkocht.
3.4.
Na lang aandringen van de curator heeft [X] een kopie van de akte van levering aandelen Brava Vastgoed d.d. 31 december 2010 voor (inmiddels ex-) notaris
mr. J.G. Holtmaat te Neede overgelegd.
3.5.
Brava Vastgoed heeft de handelsnaam “ [B] ” in eigendom.
3.6.
Bij brief d.d. 18 juli 2011 meldt de advocaat van [X] dat de onderneming van Brava Vastgoed niet is verkocht voorafgaand aan de aandelentransactie. Deze advocaat heeft aan de curator stukken verstrekt. Dit betreft een verklaring d.d. 3 augustus 2011, die ondertekend is door de heer [H] en [X] , waaruit zou moeten blijken dat
Brava Vastgoed voor een bedrag van € 10.000,00 inclusief BTW diverse domeinnamen, bedrijfslogo’s, merknamen en inventaris heeft verkocht en overgedragen aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Pro-Edge B.V., hierna te noemen ‘Pro-Edge’, waarbij Pro-Edge zou zijn vertegenwoordigd door [X] . Daarnaast werd door de advocaat een inventarislijst overgelegd alsmede twee ontvangstbevestigingen, waaruit zou moeten blijken dat twee keer € 5.000,00 contant is betaald door Pro-Edge aan
Brava Vastgoed. Er is geen bewijs dat er daadwerkelijk aan Brava Vastgoed is betaald.
3.7.
Pro-Edge is op 19 oktober 2009 opgericht door [Z] . Deze heeft op 27 december 2010 alle aandelen overgedragen aan HMZ Groep B.V. te Neede, een handelaar in besloten vennootschappen. Op 5 januari 2011 is [X] enig aandeelhouder geworden van Pro-Edge door de aandelen over te nemen van
HMZ Groep. Op diezelfde datum is [X] alleen/zelfstandig bestuurder geworden van Pro-Edge.
3.8.
Op 24 oktober 2011 heeft [X] de aandelen in Pro-Edge (inmiddels BBBA Investments B.V. genaamd) overgedragen aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bukala Beheer B.V., hierna te noemen ‘Bukala Beheer’, die ook per diezelfde datum het bestuur van [X] heeft overgenomen.
Bukala Beheer staat ingeschreven op het adres van de Kamer van Koophandel te Utrecht, welk feit in combinatie met het voornemen van de Kamer van Koophandel tot ontbinding d.d. 13 augustus 2013 tot de conclusie leidt dat [X] zich inmiddels ook heeft ontdaan van Pro-Edge door deze over te dragen aan een katvanger.
3.9.
Gelet op de diverse verschuivingen in het aandeelhouderschap en bestuurderschap van Brava Vastgoed en de daarbij betrokken (rechts-)personen (die veelvuldig in verband worden gebracht met faillissementsfraude) heeft het er alle schijn van dat [X] bewust de activa van Brava Vastgoed heeft laten verdwijnen en zich vervolgens heeft ontdaan van de administratie van Brava Vastgoed en van de rechtspersoon Brava Vastgoed door deze te verkopen voor € 1,00 aan een katvanger. Het actief van Brava Vastgoed is daardoor verdampt, de schuldeisers in het faillissement benadeeld en is het voor de curator
onmogelijk om deugdelijk onderzoek te doen in het faillissement.
3.10.
Primair is de curator van oordeel dat er sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 2:248 lid 2 jo. 2:394 BW. De jaarrekening over het boekjaar 2007 is pas op
17 december 2009 gedeponeerd. Over het boekjaar 2008 is door toedoen van [X] slechts de voorlopige jaarrekening gedeponeerd. Een voorlopige jaarrekening komt niet voor in het systeem van de wet en kan de juridische gevolgen van het niet tijdig deponeren van de jaarrekening niet wegnemen. [X] heeft zijn taak als bestuurder onbehoorlijk vervuld. Vermoed wordt dat dit onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement van Brava Vastgoed. [X] is op grond van artikel 2:248 lid 1 BW jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk voor het tekort in het faillissement van
Brava Vastgoed.
3.11.
Ook na 31 december 2010, de dag waarop hij het bestuur en de aandelen in
Brava Vastgoed heeft overgedragen aan katvangers, moet [X] als feitelijk bestuurder ex artikel 2:248 lid 7 BW van Brava Vastgoed worden aangemerkt. Op 11 februari 2011 is [X] nog als bestuurder/vertegenwoordiger van Brava Vastgoed verschenen ter comparitie van de rechtbank Almelo. Daarnaast heeft [X] zich ook na
31 december 2010 nog bemoeid met een geschil tussen Brava Vastgoed en de
Erven [A] over een aannemingsovereenkomst en heeft hij geprobeerd een vordering van Brava Vastgoed op de erven [A] te incasseren. Hetzelfde geldt voor een geschil tussen Brava Vastgoed en de heer [Y] .
De toenmalig raadsman van Brava Vastgoed, mr. R. Kroon, heeft op 3 maart 2011 onder meer het volgende aan [X] geschreven:
“U heeft mij gevraagd om bijstand te verlenen met betrekking tot zaken waarbij
Brava Vastgoed B.V. direct of indirect is betrokken. Na overleg met mijn compagnons de mrs. Van der Hel en Ruding heb ik mij genoodzaakt gezien u vanochtend telefonisch te moeten meedelen dat ons kantoor de door u gevraagde bijstand niet kan verlenen. Ik heb u dat standpunt ook uitgelegd.
U heeft mij onlangs aangegeven dat u uw aandelen in Brava Vastgoed B.V. aan een derde hebt verkocht en dat die B.V. zal gaan “verdwijnen”. Ik heb daarbij geen betrokkenheid gehad en wil (de schijn van) betrokkenheid ook voorkomen.”
[X] heeft bewust Brava Vastgoed overgedragen aan een katvanger om te laten verdwijnen.
3.12.
De boekhoudplicht van artikel 2:10 BW rust ook (nog) op [X] , omdat hij als feitelijk bestuurder kan worden aangemerkt. Door te handelen in strijd met de administratieplicht van artikel 2:10 BW staat vast dat [X] zijn taak als bestuurder onbehoorlijk heeft vervuld en wordt vermoed dat dit onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement van Brava Vastgoed.
3.13.
[X] was van plan om de vennootschap met de boekhouding te laten verdwijnen. Daaruit vloeit voort dat [X] wist, althans kon weten dat dat uiteindelijk het faillissement tot gevolg zou hebben. Gegeven die wetenschap kan er worden vastgesteld dat [X] niet te goeder trouw was (Hoge Raad 30 januari 1953, NJ 1953, 578 en Hoge Raad 7 oktober 1988, NJ 1989, 449).
3.14.
[X] is op grond van artikel 2:248 lid 1 BW persoonlijk aansprakelijk voor het boedeltekort. Het boedeltekort bedraagt ten tijde van de dagvaarding € 748.913,97.
3.15.
De curator verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Almelo van
12 september 2012, LJN BX8021.
3.16.
De curator betwist de juistheid van de verklaring waarin staat dat de materiële activa door Brava Vastgoed zijn verkocht aan Pro-Edge. Deze verklaring is achteraf opgesteld. Het overleggen van een dubieuze verklaring sterkt het vermoeden dat [X] de activa (om niet) heeft laten verdwijnen. Ook als de stellingen van [X] voor juist moeten worden aangenomen, is de opbrengst van de activa niet ten goede gekomen aan de gezamenlijke schuldeisers, maar kennelijk door de katvangers opgemaakt.
3.17.
Uit de voorlopige jaarrekening van 2008 blijkt dat Brava Vastgoed ultimo 2008 een vordering van € 30.791,00 had op [X] uit hoofde van rekening-courant alsmede een vordering van € 45.000,00 op [X] uit hoofde van geldlening.
[X] heeft op een zogenaamde ‘provisieovereenkomst’ uit het jaar 2004 gewezen, op basis waarvan [X] recht zou hebben op een provisie van 1,25% van de door
Brava Vastgoed gerealiseerde omzet. De curator betwist de juistheid van de provisiebijeenkomst. De curator vermoedt dat deze achteraf is opgesteld om een verrekeningsmogelijkheid te creëren. In de jaarrekeningen van Brava Vastgoed komt de provisie niet tot uitdrukking. Er is evenmin een voorziening voor gevormd. De curator heeft de provisieovereenkomst bij brief d.d. 17 januari 2012 vernietigd met een beroep op artikel 42 Fw. en heeft [X] tot betaling gesommeerd.
3.18.
De raadsman van [X] heeft de curator gewezen op een akte van cessie en diverse schuldbekentenissen. Uit deze stukken blijkt volgens [X] dat
Brava Vastgoed in een periode van ongeveer twee maanden (tussen 30 juni 2010 en
7 september 2010) in totaal € 124.000,00 heeft geleend van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [D] , hierna te noemen ‘Concepthuis’.
[X] was vanaf 7 oktober 2008 tot 15 april 2010 enig aandeelhouder en enig bestuurder van deze vennootschap, waarna zijn zoon [AH] tot 31 mei 2011 enig aandeelhouder en enig bestuurder van Concepthuis was. Vanaf 31 mei 2011 tot op de dag van vandaag is Stichting Evoluzione enig aandeelhouder van Concepthuis.
Stichting Evoluzione is per 31 mei 2011 ook enig bestuurder, maar inmiddels zijn ook Stichting administratiekantoor Roombeek en de heer [M] bestuurder geweest, tot [X] per 1 november 2011 weer bestuurder is geworden. In de periode dat Concepthuis de leningen zou hebben verstrekt aan Brava Vastgoed was de zoon van
[X] enig aandeelhouder en bestuurder van Concepthuis. Uit de akte van cessie zou moeten blijken dat Concepthuis haar vorderingen op Brava Vastgoed van in totaal
€ 124.000,00 heeft gecedeerd aan [X] . De hele opzet is er op gericht geweest om [X] een verrekeningsmogelijkheid te geven ten aanzien van zijn schuld aan
Brava Vastgoed. De curator betwist dat er sprake is van een geldige cessie, nu er geen geldige titel is voor de levering van de beweerdelijke vorderingen door Concepthuis aan [X] . Bovendien ontbreekt de bevoegdheid tot verrekening nu compensatie/verrekening blijkens de akten van schuldbekentenis is uitgesloten. De curator betwist dat de cessie is medegedeeld aan Brava Vastgoed.
Ook indien de stellingen van [X] voor juist moeten worden aangenomen, is
[X] onbevoegd tot verrekening van deze vordering met zijn schuld in rekening-courant aan Brava Vastgoed, nu hij bij de overneming van de vordering op Brava Vastgoed niet te goeder trouw heeft gehandeld ex artikel 54 Fw. [X] moet worden geacht volledig op de hoogte te zijn geweest van de situatie van beide vennootschappen. Hij heeft als bestuurder en schuldenaar van Brava Vastgoed de schuldeisers van Brava Vastgoed benadeeld door het actief van Brava Vastgoed op deze wijze te verminderen, waardoor hij zijn taak als bestuurder kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld.
3.19.
De curator wijst op een tweetal uitspraken waaruit ontegenzeggelijk volgt dat het overdragen van de aandelen in een situatie als de onderhavige tot een persoonlijke aansprakelijkheid van een directeur-eigenaar leidt (RBALM:2012:BX8021 en RBOVE2014:3461).
3.20.
Subsidiair stelt de curator dat [X] als bestuurder van Brava Vastgoed aansprakelijk is jegens de gezamenlijke schuldeisers van Brava Vastgoed omdat hij
Brava Vastgoed willens en wetens aan fraudeurs/katvangers heeft verkocht en vervolgens de activiteiten van Brava Vastgoed heeft voortgezet, althans heeft geprobeerd voort te zetten, vanuit een andere besloten vennootschap met nagenoeg dezelfde (handels)naam, adres- contact- en internetgegevens.
De curator wijst op jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 8 december 2006, LJN AZ0758) en naar een recent vonnis van de rechtbank Utrecht d.d. 25 mei 2011 (LJN BQ7136).
3.21.
Meer subsidiair vordert de curator [X] te veroordelen tot het voldoen van zijn schuld aan Brava Vastgoed vanwege een schuld in rekening-courant aan
Brava Vastgoed en een geldlening van Brava Vastgoed van in totaal € 75.791,00 per ultimo 2008, te vermeerderen met rente en kosten.
3.22.
De curator betwist dat er beslag gelegd is op goederen van de zoon van [X] .
3.23.
De verklaring van de heer [M] is onbetrouwbaar.

4.Het verweer van [X] in conventie

4.1.
[X] heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de curator in zijn vorderingen, althans tot zegging van deze, met veroordeling van de curator in de kosten van deze procedure. [X] heeft samengevat de volgende stellingen aan zijn verweer ten grondslag gelegd.
4.2.
Dat de bedrijfsactiviteiten van Brava Vastgoed reeds vóór de aandelenoverdracht op 31 december 2010 waren verkocht, is onjuist.
4.3.
De handelsnaam Bram [X] is nooit eigendom geweest van
Brava Vastgoed.
4.4.
Er heeft een contante betaling plaatsgevonden door Pro-Edge aan Brava Vastgoed. Dit blijkt uit een door partijen ondertekende verklaring.
4.5.
Op 3 augustus 2011 was [X] bestuurder van Pro-Edge.
4.6.
De HMZ Groep heeft accountancywerkzaamheden gedaan.
4.7.
De stelling dat [X] zich van Pro-Edge zou hebben ontdaan door deze aan een katvanger over te dragen, is ongefundeerd. Het bewijs dat deze stelling onjuist is, dat een faillissement van Pro-Edge is uitgebleven.
4.8.
[X] betwist dat er sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 2:248 BW. Op grond van artikel 2:248 lid 6 BW kan de vordering slechts worden ingesteld op grond van onbehoorlijke taakvervulling in de periode van drie jaren voorafgaand aan het faillissement. Het faillissement dateert van 22 juni 2011, zodat de curator voor wat betreft de jaarrekening over het boekjaar 2007 geen vordering toekomt. De jaarrekening over 2008 is tijdig gedeponeerd. Het feit dat er een voorlopige jaarrekening is gedeponeerd, is niet relevant. De definitieve cijfers wijken niet af van de voorlopige. De jaarrekening is gedeponeerd op 29 januari 2010. [X] verwijst naar de website van de Kamer van Koophandel waar staat vermeld dat als de cijfers nog niet zijn vastgesteld, er voorlopige cijfers gedeponeerd dienen te worden.
4.9.
[X] betwist dat hij ook na 31 december 2010 nog actief is geweest voor Brava Vastgoed. [X] heeft op verzoek van de opvolgend bestuurder nog een aantal zaken afgewikkeld. Het feit dat [X] naar de zitting is geweest, strookt niet met het katvanger-verhaal van de curator. Op de zitting was het duidelijk dat [X] geen bestuurder meer was van Brava Vastgoed. [X] betwist dat hij na 31 december 2010 feitelijk bestuurder van Brava Vastgoed is geweest in de zin van 2:248 lid 7 BW.
4.10.
Op het moment dat [X] de aandelen overdroeg, was er geen sprake van een dreigend faillissement. Hij was te goeder trouw. Bij overdracht van de aandelen zaten in de vennootschap voldoende activa om alle schulden te kunnen betalen. De laatste jaren voor de overdracht was Brava Vastgoed nimmer een verlieslijdende vennootschap. Er werden steevast resultaten geboekt van om en nabij de € 200.000,00. [X] kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor hetgeen er daarna buiten zijn invloedssfeer is gebeurd. [X] verwijst naar een verklaring van de heer Van der Meij van
24 juli 2015, waaruit blijkt dat met name de heer [H] , die niet gedagvaard is, activa aan de onderneming heeft onttrokken en het faillissement heeft veroorzaakt.
Het ontgaat [X] waarom de curator alleen hem heeft gedagvaard en niet de latere eigenaren/bestuurders van Brava Vastgoed.
4.11.
De accountant wist van de afspraak over provisie. De overeenkomst is ten onrechte door de curator vernietigd. Een overeenkomst wordt niet vermeld in de balans. Pas als deze geëffectueerd wordt, heeft dit zijn uitwerking op de balans.
Uit de akte van cessie blijkt uitdrukkelijk dat Brava Vastgoed onvoorwaardelijk op de hoogte is gesteld van de cessie.
4.12.
[X] betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld. Hij is niet aansprakelijk voor het tekort van de boedel. [X] is niet gehouden om € 75.791,00 aan de curator te voldoen, omdat hij blijkens de akte van cessie een vordering op de boedel heeft die aanmerkelijk hoger is. [X] beroept zich op verrekening ex artikel 53 Fw. De curator heeft ten onrechte beslag gelegd. Bovendien heeft de curator beslag gelegd op goederen die niet van [X] zijn, maar van zijn zoon.

5.De vordering van [X] in reconventie

5.1.
[X] heeft gevorderd dat de door de curator gelegde beslagen worden opgeheven, met veroordeling van de curator om voor wat betreft de gelegde derdenbeslagen daarvan binnen 48 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis mededeling te doen aan de ABN AMRO Bank N.V. en de ING Bank N.V., zulks op straffe van een onmiddellijke opeisbare dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat [X] daarmee in gebreke blijft.
[X] heeft een verklaring voor recht gevorderd dat de provisieovereenkomst van
6 december 2004 rechtsgeldig is en ten onrechte door de curator is vernietigd.
[X] heeft gevorderd dat de curator wordt veroordeeld in de kosten van het geding, de nakosten daaronder begrepen.
5.2.
De curator heeft beslag gelegd op eigendommen van de zoon van [X] .
[X] neemt dezelfde stellingen in als in conventie.

6.Het verweer van de curator in reconventie

6.1.
De curator heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [X] in zijn vorderingen, althans tot ontzegging van deze, met veroordeling van [X] in de kosten van de procedure, de nakosten daaronder begrepen.
6.2.
De curator neemt dezelfde standpunten in als in conventie.
6.3.
Er is volgens de curator geknoeid met de lijst van roerende zaken, die door de zoon van [X] in bruikleen aan [X] zouden zijn gegeven.

7.De beoordeling

in conventie:

7.1.
Primair heeft de curator zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 2:248 lid 2 jo. 2:394 BW. Vaststaat dat het faillissement van Brava Vastgoed is uitgesproken op 22 juni 2011 en dat de jaarrekening over 2007 is gedeponeerd op 17 december 2009. Deze deponering heeft derhalve niet plaatsgevonden binnen de termijn van dertien maanden na afloop van het boekjaar. Pas op het moment dat deze termijn is overschreden, derhalve uiterlijk dertien maanden na afloop van 2007, handelt Brava Vastgoed in strijd met deze bepaling. Dat moment valt binnen de driejaarstermijn van artikel 2:248 lid 6 BW. Op dat moment was [X] enig aandeelhouder en alleen/zelfstandig bevoegd bestuurder van Brava Vastgoed. [X] heeft zijn taak als bestuurder derhalve onbehoorlijk vervuld. De rechtbank vermoedt op grond van deze gang van zaken dat deze onbehoorlijke taakvervulling door [X] een belangrijke oorzaak is van het faillissement van Brava Vastgoed. Aangezien [X] bewijs heeft aangeboden van zijn stellingen, zal de rechtbank [X] in de gelegenheid stellen om aannemelijk te maken, dat er andere feiten en/of omstandigheden zijn, dan zijn kennelijk onbehoorlijke taakvervulling, welke een belangrijke oorzaak zijn geweest van het faillissement van Brava Vastgoed. In dat kader zal onder andere ook aan de orde dienen te komen:
  • de wijze van overdracht van de onderneming en de aandelen van Brava Vastgoed;
  • of [X] onderzoek heeft verricht naar de financiële gegoedheid van de koper;
  • of [X] na 31 december 2010 feitelijk bestuurder is gebleven van Brava Vastgoed;
  • waarom [X] de aandelen heeft overgedragen?
  • wat er met de boekhouding van Brava Vastgoed is gebeurd?
  • of definitieve jaarrekeningen van Brava Vastgoed zijn vastgesteld over de jaren 2008, 2009 en 2010?
  • of er sprake was van een verlieslijdende vennootschap?
  • de door [X] aangedragen provisieovereenkomst uit 2004;
  • de (rechtsgeldigheid van de) akte van cessie d.d. 15 september 2010 en diverse schuldbekentenissen;
in conventie en reconventie:
7.2.
De rechtbank zal verder iedere beslissing aanhouden.

8.De beslissing

De rechtbank:
in conventie:
8.1.
Stelt [X] in de gelegenheid om aannemelijk te maken als daartoe overwogen in rechtsoverweging 7.1.
8.2.
Bepaalt dat indien [X] bewijs wenst te leveren door middel van getuigen, dezen zullen worden gehoord in het gerechtsgebouw te Almelo door mr. Margadant.
8.3.
Verwijst de zaak naar de civiele rolzitting van deze rechtbank, team kanton en handelsrecht, locatie Almelo van
woensdag 20 januari 2016voor dagbepaling enquête aan de zijde van [X] en draagt [X] op om ervoor zorg te dragen dat uiterlijk de vrijdag voordien schriftelijk bericht ter griffie is ontvangen betreffende de verhinderdata van beide partijen en het aantal te horen getuigen.
in conventie en reconventie:
8.4.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Margadant en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2016. [1]

Voetnoten

1.type: