ECLI:NL:RBOVE:2016:875

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 februari 2016
Publicatiedatum
14 maart 2016
Zaaknummer
C/08/174418 / HA ZA 15-380
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Bottenberg - van Ommeren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig handelen gemeente Losser bij handhaving permanente bewoning recreatiepark Luttermolenveld

In deze zaak vorderden eisers, bewoners van recreatiewoningen op het recreatiepark Luttermolenveld, dat de gemeente Losser onrechtmatig had gehandeld door niet handhavend op te treden tegen permanente bewoning van hun woningen. De rechtbank Overijssel oordeelde dat de gemeente niet voortvarend had gehandeld bij het handhaven van de recreatieve bestemming van het park. Hoewel de gemeente plannen had en goede bedoelingen toonde, ontbrak het aan daadwerkelijke handhaving. De rechtbank stelde vast dat de gemeente zich bewust was van het probleem van permanente bewoning, maar dat het voor gemeenten moeilijk was om dit aan te pakken. De eisers hadden de gemeente kunnen verzoeken om handhaving, maar dit hadden zij niet gedaan. De rechtbank concludeerde dat er geen causaal verband was tussen het niet handhavend optreden en de schade die eisers claimden. De vorderingen van eisers werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/174418 / HA ZA 15-380
Vonnis van 24 februari 2016
in de zaak van

1.[eiseres 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 1],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiseres 2],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. J.T. Fuller te Zwolle,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE LOSSER,
zetelend te Losser,
gedaagde,
advocaat mr. B.S. Heemelaar en mr. R.D. Lubach te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres 1] c.s. en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 november 2015;
  • de bij brief van 5 januari 2016 zijdens de gemeente ten behoeve van de comparitie van partijen overgelegde producties 19 en 20;
  • de bij brief van 6 januari 2016 zijdens [eiseres 1] c.s. ten behoeve van de comparitie van partijen overgelegde producties 10 tot en met 19;
  • het proces-verbaal van comparitie van 21 januari 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 23 februari 1996 heeft de gemeente een projectontwikkelingsovereenkomst [1] gesloten met Kondor Wessels Projecten B.V. (hierna: de Projectontwikkelaar). Het doel van deze overeenkomst was de ontwikkeling van een recreatiepark door de bouw van recreatiewoningen, een sporthal en bijbehorende voorzieningen door de Projectontwikkelaar. De gemeente heeft daartoe de betreffende gronden overgedragen. Het plan/het gebied staat bekend als het “Luttermolenveld”.
2.2.
De aan de Projectontwikkelaar verkochte gronden hadden destijds, volgens het bestemmingsplan “Luttermolenveld”, de bestemming “recreatiewoningenterrein”. Volgens de bestemmingsplanvoorschriften was strijdig met deze bestemming “het gebruiken of laten gebruiken van de recreatiewoning ten behoeve van permanente bewoning”.
2.3.
Op 9 augustus 1999 hebben [eiseres 1] c.s. met (onder meer) de Projectontwikkelaar een koopovereenkomst gesloten, waarbij aan hen is verkocht een perceel grond in het plan villapark “de Luttermolen”, met de daarop gebouwde woning. De koopsom was ƒ 288.000,00 (€ 129.327,36). In het door [eiseres 1] c.s. overgelegde eigendomsbewijs [2] staat onder meer:
“… het verkochte, door koper te gebruiken alswoning voor recreatieve doeleinden.”
en
Verkoper is (…) jegens de gemeente Losser verplicht bij gronduitgifte aan bouwers van een woning de volgende bepaling ten behoeve van de gemeente letterlijk op te nemen: “Het is de koper bekend dat de te bouwen woning bestemd is voor recreatieve doeleinden en niet als hoofdverblijfplaats mag worden bewoond.”
2.4.
De gemeente heeft in haar brief van 27 april 2000 aan de eigenaren van recreatiewoningen (waaronder eisers) geschreven dat er kennelijk onduidelijkheid bestaat over het toegestane gebruik van de recreatiewoning, maar dat permanente bewoning niet is toegestaan en dat de gemeente dat ook zal controleren. [3]
2.5.
[eiseres 1] c.s. hebben in reactie daarop d.d. 17 mei 2000, een aantal vragen gesteld aan de gemeente over de wijze van controle, en hebben laten weten ernstige bezwaren te hebben tegen mogelijke controlemaatregelen waarmee hun gasten worden lastiggevallen.
2.6.
Op 14 december 2000 heeft de gemeente Losser een “Plan van aanpak, permanente bewoning recreatiepark Luttermolenveld” vastgesteld. [4]
2.7.
Bij brieven van 3 en 17 april 2001 hebben [eiseres 1] c.s. aandacht gevraagd bij de gemeente voor de wijze waarop controles op permanente bewoning worden uitgevoerd. [5] In de beantwoording van die brieven op 9 april 2002 stelt de gemeente dat het vermoeden is ontstaan dat er op het recreatiepark Luttermolenveld in hoge mate sprake is van permanente bewoning. De gemeente heeft daarom een extern bureau in de arm genomen om een onderzoek te doen naar de omvang van de illegale permanente bewoning. De conclusie ten aanzien van de woning van [eiseres 1] c.s. is dat deze niet permanent wordt bewoond. Voor het overige is het onderzoek nog in gang. Opgemerkt wordt nog dat door de gemeente nooit anders is gezegd dan dat permanente bewoning op het Luttermolenveld niet is toegestaan. [6]
2.8.
Op 17 november 2003 heeft de toenmalige Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijk Ordening en Milieubeheer een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over het probleem van permanente bewoning van recreatiewoningen. Als oplossing wordt aangekondigd dat gemeentes meer ruimte krijgen voor woningbouw in het buitengebied. Dit betreft niet alleen nieuwbouw, maar ook het realiseren van functieverandering en het herbestemmen van bestaande bebouwing. Gemeentes wordt aldus, onder een aantal voorwaarden, de mogelijkheid geboden om een recreatiebestemming te wijzigen naar een woonbestemming. Dat geldt ook voor complexen van recreatiewoningen. [7]
2.9.
Op 6 mei 2004 heeft de gemeente een brief gestuurd naar de eigenaren/bewoners van recreatiewoningen op het Luttermolenveld. Hierin staat dat is geconstateerd dat veel woningen permanent worden bewoond en dat dat niet is toegestaan. De gemeente kondigt aan dat daar op korte termijn tegen opgetreden zal worden, door het toesturen van een voornemen tot het opleggen van een dwangsom, met een termijn waarbinnen de illegale situatie kan worden opgeheven. Als daaraan geen gehoor wordt gegeven, zal een last onder dwangsom worden opgelegd, en als daaraan niet wordt voldaan, zullen automatisch dwangsommen worden verbeurd, die de gemeente zal invorderen. [8]
2.10.
In 2006 heeft de gemeente een overeenkomst gesloten met de Projectontwikkelaar, die onder meer inhield dat de gemeente het bestemmingsplan zou herzien, en dat de bestemming “recreatiewoningen” zou worden gewijzigd in “woondoeleinden”.
2.11.
[eiseres 1] c.s. hebben daarop aan de gemeente laten weten dat zij voorzien dat door deze bestemmingswijziging, een zakelijke verhuur van hun recreatiewoning niet meer mogelijk is. In haar reactie d.d. 14 maart 2006 heeft de gemeente laten weten dat de ontwikkeling naar een recreatieterrein niet is gelukt. Voor de eigenaren zijn er twee mogelijkheden: ofwel het handhaven van de huidige recreatieve bestemming, ofwel instemmen met het wijzigen naar een woonbestemming. [9]
2.12.
Bij brief van 3 januari 2007 hebben [eiseres 1] c.s. de gemeente Losser aansprakelijk gesteld voor de exploitatieschade, en de vervolgschade die wordt gegenereerd door de komende bestemmingswijziging zoals waardevermindering van de recreatiewoning. Door de omslag die door de gemeente is gemaakt van recreatieve bestemming naar permanente bewoning, is de exploitatie van de recreatiewoning nooit levensvatbaar geworden en na de bestemmingswijziging heeft deze geen enkele kans van slagen meer. [10]
2.13.
In een daaropvolgend gesprek met de gemeente, heeft de Wethouder verwezen naar komende procedures. De schadeclaim van [eiseres 1] c.s. is doorgestuurd naar de verzekeraar.
2.14.
Op 13 juni 2007 is een ontwerp-bestemmingsplan ter inzage gelegd waarbij de bestemming van het Luttermolenveld werd gewijzigd in een woonbestemming. [eiseres 1] c.s. hebben daartegen een zienswijze ingebracht. Het bestemmingsplan is door de gemeenteraad op 26 februari 2008 vastgesteld en door Gedeputeerde Staten op 14 oktober 2008 goedgekeurd. Op beroepen door derden heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 januari 2010 afwijzend beslist, waarmee het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden.
2.15.
Inmiddels hadden [eiseres 1] c.s. de recreatiewoning op 15 februari 2008 via een voorlopige koopovereenkomst terugverkocht aan de Projectontwikkelaar. Op 1 juli 2008 heeft de levering plaatsgevonden. De koopsom was € 265.000,00 inclusief de inboedel. [11]
2.16.
Bij brief van 19 januari 2011 van de advocaat van de gemeente aan [eiseres 1] c.s., is aansprakelijkheid van de hand gewezen.
In hun reactie d.d. 30 januari 2011 aan de gemeente, wordt de aansprakelijkheidstelling door [eiseres 1] c.s. onverkort gehandhaafd. De totale schade is begroot op € 193.455,00. [12]
Daarna vindt in juni/juli 2011 verdere correspondentie tussen partijen plaats.
Op 15 augustus 2011 verklaart de Nationale Ombudsman een klacht van eisers over de communicatie en het (niet) beantwoorden van brieven door de gemeente Losser, gegrond.
2.17.
Op 19 maart 2014 verzoeken [eiseres 1] c.s. de gemeente nogmaals aansprakelijkheid te erkennen. Blijkens de reactie van de advocaat van de gemeente d.d 14 mei 2014 blijft de gemeente echter bij haar standpunt.

3.De vordering

3.1.
[eiseres 1] c.s. vorderen bij dagvaarding van 15 juli 2015, dat de rechtbank, bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht verklaart dat de gemeente Losser onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres 1] c.s. door het niet handhavend optreden tegen permanente bewoning van de voormalige recreatiewoningen op het recreatiepark Luttermolenveld;
b. voor recht verklaart dat de gemeente Losser gehouden is tot vergoeding van schade die [eiseres 1] c.s. door de sub (a) bedoelde onrechtmatige gedraging heeft geleden;
c. de gemeente Losser veroordeelt in de kosten van deze procedure en het vonnis in ieder geval voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiseres 1] c.s. onderbouwen hun vorderingen als volgt.
De gemeente Losser heeft onrechtmatig gehandeld. Ze heeft verwachtingen gewekt omtrent de realisatie en vormgeving van het recreatiepark. Dat was voor [eiseres 1] c.s. aanleiding om te investeren in een recreatiewoning. De verwachtingen zijn echter nooit waargemaakt: de realisatie van het recreatiepark kwam tot stilstand, de meerderheid van de recreatiewoningen werd niet gebruikt voor recreatie, en de recreatieve voorzieningen ontbraken. Dat maakte het bijna onmogelijk om de recreatiewoning rendabel te maken.
Het niet-realiseren van het recreatiepark werd door de gemeente Losser nog meer in de hand gewerkt door het niet optreden tegen permanente bewoning. De gemeente Losser heeft haar taak om actie te ondernemen verzuimd.
Deze handelswijze is onzorgvuldig. Door niet op te treden heeft de gemeente Losser impliciet ingestemd met de illegale situatie en haar zelfs bevorderd.
Toezeggingen ten aanzien van de aanpak van permanente bewoning zijn nooit waargemaakt en verwachtingen ten aanzien van het recreatiepark zijn niet gerealiseerd. Aldus heeft de gemeente Losser onrechtmatig gehandeld.
De onrechtmatige daad is aan de gemeente toe te rekenen, omdat het de gemeente is die het bestemmingsplan moet handhaven.
[eiseres 1] c.s. hebben schade geleden door het onrechtmatig handelen. Er is sprake van exploitatieschade omdat de klanten wegbleven. Tevens is er inkomensschade. Door de gang van zaken werd het onvermijdelijk om de recreatiewoning te verkopen. Voor het wijzigen van de bestemming zouden [eiseres 1] c.s. een bedrag van ongeveer € 20.000,00 aan de projectontwikkelaar moeten betalen.
Ten behoeve van de comparitie van partijen is een nieuwe schade-indicatie opgemaakt. Deze sluit op een bedrag van € 383.686,00.

4.Het verweer

4.1.
De gemeente Losser heeft tegen de vorderingen het volgende verweer gevoerd.
4.2.
Ten aanzien van de feiten stelt de gemeente dat ze van meet af aan de juiste bestemming onder de aandacht van makelaars en eigenaren heeft gebracht. Toen bleek dat een groot aantal woningen permanent werd bewoond, heeft de gemeente gereageerd met brieven aan de betrokkenen, controles, het ontwikkelen van beleid en het laten uitvoeren van een extern onderzoek. Onjuist is de stelling van [eiseres 1] c.s. dat de gemeente in het gesprek van 7 december 2001 toezeggingen heeft gedaan in verband met handhavend optreden.
In 2003 ontstond een conflict met de Projectontwikkelaar omdat deze de centrumvoorziening ging verbouwen. Dat leidde tot stagnatie van de ontwikkeling van het recreatiepark en stagnatie van de verkoop van de woningen.
De gemeente is gaan optreden tegen permanente bewoning. Er zijn voornemens tot het opleggen van een dwangsom verstuurd. Uit onderzoek is uiteindelijk echter gebleken dat het probleem zeer hardnekkig en wijdverbreid was. De gemeente zag geen mogelijkheid meer om dit effectief aan te pakken. Ook landelijk was dit een probleem, en nadat de Minister de mogelijkheid had gecreëerd om de bestemming te wijzigen, heeft de gemeente van die mogelijkheid gebruik gemaakt.
4.3.
De aansprakelijkheidstelling dateert van 3 januari 2007. De schade waarmee [eiseres 1] c.s. voor 3 januari 2002 bekend zijn geworden, is daarmee verjaard.
4.4.
Er is geen aansprakelijkheid wegens gewekt vertrouwen. [eiseres 1] c.s. maken niet duidelijk welke “toezeggingen” en “verwachtingen” er zijn gedaan/gewekt. [eiseres 1] c.s. hebben de woning gekocht op 9 augustus 1999. Er zijn voorafgaand daaraan geen concrete en individuele mededelingen aan [eiseres 1] c.s. gedaan op grond waarvan zij tot aankoop van de woning zijn overgegaan.
4.5.
De gemeente Losser is niet aansprakelijk wegens niet handhavend optreden. De gemeente heeft wel degelijk opgetreden en dat was ook bekend bij [eiseres 1] c.s. Zij hadden juist bezwaar tegen de controles. Als [eiseres 1] c.s. wilden dat de gemeente meer zou optreden, hadden zij een verzoek tot handhaving kunnen doen, dat zij bij weigering hadden kunnen voorleggen aan de bestuursrechter.
Voor zover de rechtbank tot het oordeel komt dat er onvoldoende handhavend is opgetreden, ontbreekt het causaal verband. Uit niets blijkt dat de recreatiewoning beter geëxploiteerd had kunnen worden als de gemeente Losser daadkrachtig(er) was opgetreden.
4.6.
De gemeente Losser verzet zich tegen een verwijzing naar de schadestaatprocedure. [eiseres 1] c.s. hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij schade lijden vanwege de verweten gedragingen. Subsidiair stelt de gemeente dat de schadeperiode zich beperkt tot de periode van 3 januari 2002 tot 1 juli 2008, omdat [eiseres 1] c.s. op laatstgenoemde datum de recreatiewoning hebben verkocht. Het is niet aannemelijk gemaakt dat de verkoop het gevolg is van de verweten gedraging.

5.De beoordeling

5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van verjaring van (een deel van) de vordering. Op of voor 3 januari 2002 was er nog geen sprake van schade waarmee [eiseres 1] c.s. bekend waren. Op dat moment werden er weliswaar ook al veel woningen permanent bewoond, maar bestond nog de intentie bij de gemeente om handhavend optreden daartegen, althans wekte de gemeente die indruk. Dat blijkt uit de brief van de gemeente van 4 april 2002 (zie r.o. 2.7) waarin de gemeente nog stellig aanvoert dat ze zich altijd op het standpunt heeft gesteld dat permanente bewoning niet is toegestaan en dat de controles zullen voortduren. Van een wijziging van het bestemmingsplan was toen ook nog geen sprake en evenmin van een conflict met de Projectontwikkelaar op grond waarvan de realisatie van de recreatievoorzieningen stagneerde. Op 3 januari 2002 waren [eiseres 1] c.s. derhalve nog niet bekend met schade en een daarvoor aansprakelijke (rechts)persoon.
5.2.
Voor zover de vordering is gebaseerd op de stelling dat de gemeente gewekte verwachtingen niet heeft waargemaakt doordat er geen recreatiepark is gerealiseerd, overweegt de rechtbank het volgende.
[eiseres 1] c.s. hebben de woning gekocht van de Projectontwikkelaar. [13] Uit de Ontwikkelingsovereenkomst (zie r.o. 2.1) volgt dat de ontwikkelaar de voor de planontwikkeling aangewezen grond, die voor bebouwing bestemd is, van de gemeente Losser koopt. De ontwikkelaar zou volgens de Ontwikkelingsovereenkomst vervolgens geheel voor eigen rekening en risico de gronden bouwrijp en woonrijp maken. Ook de openbare ruimtes moesten door de Projectontwikkelaar woonrijp gemaakt worden, en tevens zou de Projectontwikkelaar voor zijn rekening en risico een centrumvoorziening tot stand brengen. Hiertoe behoorde een sporthal met bijbehorende recreatieve voorzieningen
(artikel 3 van de Ontwikkelingsovereenkomst).
Voor zover het verwijt is dat niet alle recreatieve voorzieningen zijn aangelegd, kan dat derhalve niet aan de gemeente verweten worden. De gemeente heeft de benodigde bestemming vastgesteld en een hierop gerichte overeenkomst met de Projectontwikkelaar gesloten. Toen de Projectontwikkelaar de centrumvoorziening niet conform de afspraken wilde (ver)bouwen, was het juist de gemeente die ingreep.
Dat een groot aantal van woningen permanent werd bewoond, is in de eerste plaats toe te rekenen aan die bewoners. Voor zover [eiseres 1] c.s. stellen dat de gemeente daartegen had moeten optreden, komt de rechtbank daar hierna op terug.
Het kan derhalve niet aan de gemeente worden geweten dat bepaalde verwachtingen ten aanzien van het aanleggen van een recreatiepark met bijbehorende recreatieve voorzieningen, niet zijn waargemaakt. De verantwoordelijkheid daarvoor lag bij de Projectontwikkelaar.
5.3.
Ten aanzien van de stelling dat de gemeente de permanente bewoning, en daarmee het niet-realiseren van een recreatiepark, in de hand heeft gewerkt door niet te handhaven, overweegt de rechtbank het volgende.
5.3.1
Naar het oordeel van de rechtbank is de gemeente niet voortvarend te werk gegaan bij het handhaven van de recreatieve bestemming. De gemeente voert aan dat het probleem hardnekkig en wijdverbreid was, maar [eiseres 1] c.s. hebben onweersproken gesteld dat toen zij hun recreatiewoning kochten, zij één van de eerste 15 waren, en dat er toen al woningen permanent bewoond werden. Op dat moment was effectief ingrijpen, naar het de rechtbank voorkomt, nog wel mogelijk geweest.
Dat de gemeente zich bewust was van het risico van permanente bewoning op het Luttermolenveld, blijkt uit de (algemene) brief van 27 april 2000 aan [eiseres 1] c.s. als nieuwe bewoners van het park.
Bovendien heeft de gemeente in 2000 reeds een “Plan van aanpak, permanente bewoning van recreatiepark Luttermolenveld” opgesteld. Dat permanente bewoning op recreatieparken een probleem was, was de gemeente, blijkens de inleiding van de Plan van aanpak, bekend.
In het voorjaar van 2001 hebben controles plaatsgevonden. Op klachten van [eiseres 1] c.s. daarover, vond in december 2001 een gesprek plaats. In de brief van 18 december 2001 wordt namens de gemeente gezegd dat er eerst onderzoek gedaan moet worden naar de permanente bewoning voordat er afspraken gemaakt kunnen worden. Pas bij brief van 6 mei 2004 kondigde de gemeente aan de bewoners aan dat ze handhavend zal gaan optreden. De gemeente heeft een voorbeeld overgelegd van een aan een bewoner verstuurde brief d.d. 7 december 2004 waarin het voornemen tot het opleggen van een dwangsom is opgenomen [14] , maar verder is de daadwerkelijke handhaving niet gekomen. Op 14 december 2004 stond (volgens onbetwiste stelling van [eiseres 1] c.s.) in het Losser Journaal dat de gemeente zich beraadde op de vraag of permanente bewoning gelegaliseerd kon worden.
Hoewel de gemeente derhalve wel allerlei plannen had en, naar de rechtbank aanneemt, goede bedoelingen, is er van enig daadwerkelijk handhaven niet echt sprake geweest.
5.3.2
Daar staat tegenover dat het voor gemeentes destijds zeer lastig was om permanente bewoning aan te pakken. Het was immers aan de gemeentes om aan te tonen dat een recreatiewoning permanent bewoond werd, en het bewijs daarvan was niet makkelijk te leveren. Het vergde controles ter plekke door speciale handhavingsambtenaren. Bovendien werd aan dergelijke controles uit de aard der zaak door degenen die de recreatiewoningen permanent bewoonden, niet meegewerkt. Maar ook door degenen die wel belang hadden bij handhaving van de recreatieve bestemming, werden controles niet op prijs gesteld, zoals wel blijkt uit de brieven van [eiseres 1] c.s. van 17 mei 2000 en 3 en 17 april 2001. Door de controles werden immers de huurders lastig gevallen. Als er al werd gehandhaafd door middel van aanschrijvingen, werd daar zeker niet altijd zonder meer gehoor aan gegeven, maar werd daartegen vaak bezwaar en beroep ingesteld. In bezwaar en beroep bleven handhavingsbesluiten bovendien lang niet altijd in stand.
Dat het moeilijk was om permanente bewoning aan te pakken, werd temeer in de hand gewerkt omdat er op andere locaties door gemeentes soms wel werd gedoogd dat recreatiewoningen permanent werden bewoond. Ook uit de brief van de Minister aan de Tweede Kamer blijkt dat het handhavend optreden tegen permanente bewoning in heel het land bijzonder lastig was.
De rechtbank merkt bovendien op dat als [eiseres 1] c.s. de gemeente hadden willen bewegen tot handhaving, zij een krachtig middel in handen hadden, wat ze echter niet hebben gebruikt. Zij hadden immers eenvoudig een verzoek om handhaving bij de gemeente kunnen indienen, welk verzoek de gemeente niet had kunnen negeren.
5.3.3
Wat er echter ook zij van de vraag of de gemeente Losser voldoende handhavend heeft opgetreden, de gemeente heeft ook aangevoerd dat er geen causaal verband is tussen voortvarend(er) handhaven en het feit dat er op het Luttermolenveld veel permanente bewoning plaatsvond. De rechtbank overweegt dat het aan [eiseres 1] c.s. was om dat causale verband te stellen, en bij betwisting te bewijzen. [eiseres 1] c.s. hebben echter geen causaal verband gesteld. Gelet op hetgeen is overwogen in r.o. 5.3.2 is het op voorhand ook niet aannemelijk dat meer handhaving een andere uitkomst zou hebben opgeleverd.
Nu moet worden aangenomen dat het causaal verband ontbreekt, kan de vordering niet worden toegewezen.
5.4.
De rechtbank merkt ten overvloede nog op dat zij er ook niet van overtuigd is geraakt dat [eiseres 1] c.s. schade hebben geleden. Op de schadeberekening zoals die is overgelegd, valt wel het één en ander af te dingen, zoals het (niet onderbouwd) rekenen met een rendement van 7,5% per jaar, het rekenen met de wettelijke (handels)rente over de bedragen, het laten doorlopen van de schade tot 2018, terwijl bovendien in de berekening geen rekening is gehouden met de verkoopopbrengst van de woning in 2008 (een opbrengst die na negen jaar € 135.000,00 hoger lag; dat is meer dan een verdubbeling van de waarde), en de rente daarover vanaf 2008.
5.5.
Gelet op het voorgaande kan het onder a. en b. gevorderde niet worden toegewezen. De vordering onder c. betreft de proceskostenveroordeling.
Als de in het ongelijk gestelde partij, zullen [eiseres 1] c.s. worden veroordeeld in de kosten van dit geding. De kosten worden aan de zijde van de gemeente berekend op € 4.000,00 wegens het salaris van de advocaat (twee procespunten maal € 2.000,00 (tarief VI)) en € 613,00 wegens verschotten (griffierecht).

6.De beslissing

De rechtbank
I. Wijst het gevorderde af.
II. Veroordeelt [eiseres 1] c.s. in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de gemeente begroot op € 4.000,00 wegens het salaris van de advocaat en € 613,00 wegens verschotten, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 131,00 zonder betekening, dan wel € 199,00 in het geval van betekening, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en - voor het geval voldoening van de
(na-)kosten niet binnen die termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten te rekenen vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
III. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Bottenberg - van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 24 februari 2016. [15]

Voetnoten

1.Productie 1 bij dagvaarding
2.Productie 2 bij dagvaarding
3.Productie 2 bij conclusie van antwoord
4.Productie 12 van eisers
5.Productie 5 en 6 bij conclusie van antwoord
6.Productie 3 bij dagvaarding
7.Productie 11 bij conclusie van antwoord
8.Productie 4 bij dagvaarding
9.Productie 12 bij conclusie van antwoord
10.Productie 14 bij conclusie van antwoord
11.Tweede bladzijde van het proces-verbaal van de comparitie van partijen d.d. 21 januari 2016.
12.Productie 8 bij dagvaarding
13.Dat de gemeente Losser in de akte mede wordt genoemd als verkoper heeft daarmee te maken dat de juridische eigendom op dat moment nog niet aan de Projectontwikkelaar was geleverd.
14.Productie 10 bij conclusie van antwoord
15.type: