ECLI:NL:RBOVE:2016:954

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
22 maart 2016
Zaaknummer
08/770006-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen door voetbaltrainer jegens 18-jarige pupil

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 22 maart 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als voetbaltrainer werkzaam was. De verdachte is beschuldigd van het onverhoeds vastpakken van het geslachtsdeel van een 18-jarige man, die als pupil onder zijn begeleiding viel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ernstig misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem had, evenals het vertrouwen van de ouders en het bestuur van de voetbalclub. De rechtbank oordeelde dat de feiten dermate ingrijpend waren dat een geldboete niet recht deed aan de ernst van de zaak. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, en moest het slachtoffer een schadevergoeding van 750 euro betalen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar aangemerkt, ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer (P): 08/770006-15
Datum vonnis: 22 maart 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1981 in [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 juni 2015, 24 november 2015 en 8 maart 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. M. Rijnsburger, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van ontuchtige handelingen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 juli 2014 tot
en met 24 augustus 2014 te Enschede, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of
dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het betasten
van en/of knijpen in en/of trekken aan diens geslachtsdeel en bestaande dat
geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of
die andere feitelijkhe(i)d(en) uit:
- voornoemde [slachtoffer] één of meermalen geheel ontkleed op zijn, verdachtes,
bed heeft laten liggen (teneinde die [slachtoffer] een massage te geven) en/of
(vervolgens) een handdoek over diens gezicht heeft gelegd en/of (vervolgens)
onverhoeds het geslachtsdeel van die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of betast
en/of (daarbij) aan het geslachtsdeel van die [slachtoffer] heeft getrokken.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 2.000,-- en tevens tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes weken met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 750,-- met wettelijke rente en oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in art. 36f Sr.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs [1]
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de aangifte, die wordt ondersteund door de verklaringen van de getuigen [getuige 1] (hierna [getuige 1] ), de moeder van [getuige 1] en van [getuige 2] , als ook door de tussen verdachte en [slachtoffer] verzonden What’s-appberichten (hierna appberichten), het tenlastegelegde kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er onvoldoende bewijs is voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde nu slechts aangever [slachtoffer] heeft verklaard over het onverhoeds betasten van zijn geslachtsdeel door verdachte. De raadsman heeft voorts betoogd dat de door [slachtoffer] afgelegde verklaringen over hetgeen tijdens de bezoeken in de woning van verdachte zou hebben plaatsgevonden, wisselend zijn en aldus als onbetrouwbaar moeten worden beschouwd.
Op basis van de inhoud van de tussen verdachte en [slachtoffer] verzonden appberichten heeft de raadsman als een waarschijnlijker scenario betiteld dat er tussen verdachte en [slachtoffer] een kortstondige relatie is geweest, welke relatie [slachtoffer] wenste te beëindigen.
Tevens heeft de raadsman betoogd dat op het moment dat [slachtoffer] en [getuige 1] samen in de woning van verdachte waren, geen sprake meer kan zijn van onverhoeds handelen door verdachte, nu eerder die dag door verdachte aan [slachtoffer] verzonden app-berichten seksueel gezien bijzonder expliciet waren en [slachtoffer] seksuele handelingen aldus had kunnen verwachten.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Feiten en omstandigheden
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte eind juli 2014 bij voetbalclub [voetbalclub] is aangesteld als trainer. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij kort daarop op uitnodiging van verdachte naar de woning van verdachte in Enschede is gegaan. Verdachte zette porno op. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat hij van verdachte in de woning van verdachte een massage heeft gekregen, waartoe hij geheel ontkleed op het bed van verdachte moest gaan liggen. Na het masseren van de achterkant van het lichaam van [slachtoffer] , masseerde verdachte de voorkant van het lichaam van [slachtoffer] , waarbij verdachte aan het geslachtsdeel van [slachtoffer] begon te trekken. [slachtoffer] had een handdoek over zijn gezicht liggen. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij verdachte tijdens de eerstvolgende voetbaltraining duidelijk heeft gezegd dat hij niet meer wilde wat verdachte de eerste keer bij [slachtoffer] had gedaan.
Voorts heeft [slachtoffer] verklaard dat hij ongeveer een week later met [getuige 1] opnieuw op bezoek is geweest bij verdachte in diens woning, alwaar porno op de televisie te zien was. Volgens [slachtoffer] heeft [getuige 1] tijdens dit verzoek een massage gekregen van verdachte in het bijzijn van [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft verklaard dat hij daarna ook een massage van verdachte heeft gekregen, waarbij [slachtoffer] opnieuw door verdachte onverwachts bij zijn geslachtsdeel is gegrepen, dat verdachte het geslachtsdeel van [slachtoffer] heeft vastgepakt en heeft gekneed. [2]
[slachtoffer] heeft na het verlaten van de woning van verdachte aan [getuige 1] verteld dat verdachte aan zijn geslachtsdeel heeft gezeten. [3]
[slachtoffer] heeft verklaard dat in de woning van verdachte beelden stonden op een kastje bij de deur. Volgens [slachtoffer] wees verdachte naar die aapjes en heeft hij toen tegen [slachtoffer] en [getuige 1] gezegd: “Alles wat hier gebeurt, blijft hier.” [slachtoffer] heeft verklaard dat dit beeldjes van apen waren, met handen op de oren, de ogen en de mond. [4]
[getuige 1] heeft verklaard dat hij en [slachtoffer] op 7 augustus 2014 samen bij verdachte in huis zijn geweest. [5] [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte porno op de televisie heeft aangezet. [getuige 1] heeft verklaard dat eerst hij en daarna [slachtoffer] op initiatief van verdachte door verdachte zijn gemasseerd. [getuige 1] heeft voorts verklaard dat hij geheel ontkleed op het bed in de slaapkamer van verdachte moest plaatsnemen waarna hij een handdoek over het hoofd kreeg. Toen [slachtoffer] later door verdachte werd gemasseerd mocht [getuige 1] niet kijken. Dat werd tegen hem gezegd en de slaapkamerdeur werd dicht gedaan. Voorts heeft [getuige 1] verklaard dat hij kort na voornoemd bezoek aan verdachte van [slachtoffer] heeft gehoord dat verdachte [slachtoffer] bij zijn geslachtsdeel heeft gegrepen. Ook heeft [getuige 1] de tussen verdachte en [slachtoffer] uitgewisselde appberichten gelezen. [getuige 1] en [slachtoffer] hebben niemand verteld wat er in de woning van verdachte was gebeurd. [getuige 1] heeft verklaard dat de reden hiervoor was dat verdachte hen dit had gezegd. In de woning van verdachte, bij de voordeur, stonden drie poppetjes, in de vorm van stenen aapjes. Deze aapjes zouden volgens verdachte horen, zien en zwijgen uitbeelden. Volgens [getuige 1] heeft verdachte, toen [getuige 1] en [slachtoffer] in de woning van verdachte kwamen, hen op de beeldjes gewezen en gezegd dat zij niemand iets mochten vertellen van wat er in zijn woning gebeurde. [6]
De voorzitter van voetbalclub [voetbalclub] , alwaar verdachte als trainer was aangesteld van het team waarvan ook [slachtoffer] deel uitmaakt, zijnde getuige [getuige 3] , heeft verklaard dat verdachte tegen hem heeft verteld dat verdachte [slachtoffer] heeft gemasseerd. [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij in juli 2014 als trainer van [voetbalclub] is aangesteld en eind juli 2014 zijn eerste training heeft gegeven. [8] Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] wist dat verdachte een massagediploma had, omdat dit ter sprake is gekomen in de woning van verdachte toen [slachtoffer] ook in de woning aanwezig was. Naar eigen zeggen heeft verdachte aan één persoon laten weten dat die persoon bij hem thuis kon komen eten en dat was [slachtoffer] . [9] Verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer] drie keer bij hem op bezoek is geweest [10] , waarvan één keer samen met [getuige 1] [11] en dat toen porno op de televisie te zien was. [12]
Betrouwbaarheid verklaringen van [slachtoffer]
Naar aanleiding van het verweer van de raadsman over de onbetrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] overweegt de rechtbank als volgt. De verklaringen van [slachtoffer] zoals opgenomen in de aangifte en diens aanvullende verklaring zijn in grote lijnen en op wezenlijke onderdelen consistent en in de kern gelijkluidend. Voorts vinden de verklaringen van [slachtoffer] ondersteuning in de overige in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. De rechtbank ziet derhalve geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid van deze verklaringen. Dat [slachtoffer] in eerste instantie niet over al hetgeen is voorgevallen heeft verklaard, doet naar het oordeel van de rechtbank aan de authenticiteit van de verklaringen niet af. Uit het dossier is voorts niet gebleken van enig belang voor [slachtoffer] om verdachte ten onrechte in diskrediet te brengen. [slachtoffer] heeft juist benadrukt dat hij verdachte een goede trainer vindt. Anders dan de raadsman is de rechtbank aldus van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt en derhalve als bewijsmiddel kunnen worden gebezigd.
Bewijsminimum ingevolge artikel 342 Wetboek van Strafvordering (hierna Sv)
Volgens het tweede lid van art. 342 Sv - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat een verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank is op basis van vorenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] op wezenlijke onderdelen wordt ondersteund door getuigen die uit eigen waarneming verklaren wat zij hebben gehoord of gezien, als ook de verklaring van verdachte. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat [slachtoffer] in de tenlastegelegde periode meermalen bij verdachte in huis is geweest, dat verdachte porno op de televisie heeft aangezet, dat zowel [slachtoffer] als [getuige 1] op initiatief van verdachte zijn gemasseerd op het bed in de slaapkamer van verdachte met een handdoek over het hoofd en dat getuige [getuige 1] direct na voornoemd bezoek aan verdachte van [slachtoffer] heeft gehoord dat verdachte [slachtoffer] bij zijn geslachtsdeel heeft gegrepen. Dit geeft naar het oordeel van de rechtbank ook ondersteuning voor het onverhoeds aan [slachtoffer] geslachtsdeel trekken door verdachte toen [slachtoffer] de eerste keer (alleen) bij verdachte in de woning was. De verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer] en [getuige 1] niet heeft gemasseerd acht de rechtbank niet geloofwaardig nu deze verklaring door de gebezigde bewijsmiddelen wordt weerlegd.
Op basis van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte meermalen het geslachtsdeel van [slachtoffer] heeft vastgepakt en heeft betast en daarbij aan het geslachtsdeel van die [slachtoffer] heeft getrokken en in het geslachtsdeel heeft geknepen. Gelet op de aard van de handelingen en de omstandigheden waaronder de handelingen plaatsvonden kunnen deze naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden uitgelegd dan als ontuchtige handelingen.
Onverhoeds handelen
Zoals hiervoor reeds vastgesteld gaat de rechtbank uit van de verklaring van [slachtoffer] dat hij door verdachte tot twee maal toe bij zijn geslachtsdeel is gegrepen. Naar het oordeel van de rechtbank is er eveneens voldoende bewijs voor het onverhoeds vastpakken en betasten en trekken aan het geslachtsdeel van [slachtoffer] . Dit omdat [slachtoffer] heeft verklaard dat het plotseling gebeurde en dat hij het niet had verwacht. Anders dan de raadsman is de rechtbank ook ten aanzien van het tweede voorval op 7 augustus 2014 van oordeel dat sprake is van onverhoeds handelen door verdachte. [slachtoffer] heeft verdachte na het eerste voorval naar eigen zeggen duidelijk gezegd dat hij niet meer wilde wat verdachte bij hem had gedaan. Daarnaast heeft [slachtoffer] bij het tweede bezoek aan verdachtes woning een vriend meegenomen die aldaar een ‘normale’ sportmassage van verdachte heeft gekregen. Onder deze omstandigheden, en met name na de aan verdachte gegeven reprimande, mocht [slachtoffer] er vanuit gaan dat een grensoverschrijdend voorval zoals voorheen niet nogmaals zou plaatsvinden. Voorts acht de rechtbank, anders dan de raadsman, het tijdens het bezoek bij verdachte ontvangen van seksueel getinte app-berichten van verdachte onvoldoende om te stellen dat [slachtoffer] op basis daarvan zou moeten hebben voorzien dat het voortzetten van het bezoek daadwerkelijk een seksuele lading zou krijgen.
Voor zover de raadsman met het benoemen van een ‘waarschijnlijker scenario’ heeft willen betogen dat enig seksueel handelen door verdachte heeft plaatsgevonden binnen een relatie tussen verdachte en [slachtoffer] , vindt dit standpunt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in het onderhavige dossier.
Op basis van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 15 juli 2014 tot en met 24 augustus 2014 te Enschede, door een feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten van en knijpen in en trekken aan diens geslachtsdeel en bestaande die feitelijkheid uit:
- het onverhoeds het geslachtsdeel van die [slachtoffer] vastpakken en betasten en trekken aan het geslachtsdeel van die [slachtoffer] .
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 246 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Twee maal heeft verdachte, terwijl de 18-jarige [slachtoffer] op uitnodiging van verdachte in diens woning op bezoek was en gemasseerd werd, deze [slachtoffer] onverhoeds bij zijn geslachtsdeel vastgepakt. Dergelijke ongewenste ontuchtige handelingen zijn ernstige feiten die een grove inbreuk betekenen op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daar komt nog bij dat het slachtoffer in deze zaak één van de pupillen betrof uit het voetbalteam waarvan verdachte sinds korte tijd trainer was. De relatie tussen een pupil en zijn trainer wordt gekenmerkt door wederzijds respect en is gebaseerd op goed vertrouwen en ontzag van de pupil voor de betreffende trainer. In de onderhavige zaak was dit niet anders. Verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem had. Daarnaast heeft verdachte het vertrouwen dat het bestuur van de voetbalclub en het vertrouwen dat ouders van (bij [voetbalclub] ) voetballende jeugd in hem in het bijzonder en in trainers in zijn algemeenheid mogen hebben ernstig beschaamd. Dat rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de ernst van de bewezenverklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte is blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie niet eerder wegens soortgelijke feiten met justitie in Nederland in aanraking is geweest. Dit weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee.
Over verdachte is geen rapport opgemaakt, nu verdachte hieraan geen medewerking wenste te verlenen. Verdachte heeft de reclasseringsinstantie te kennen gegeven dat de zaak wat hem betreft was afgedaan, als ook dat hij binnen afzienbare tijd naar het buitenland zou vertrekken. Deze houding van verdachte ontneemt de rechtbank de mogelijkheid zich een uitgebreider beeld van verdachte en diens persoonlijke omstandigheden te vormen en deze mee te wegen bij haar strafmaatoverwegingen.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank onderhavige feiten dermate ingrijpend voor het slachtoffer dat oplegging van een geldboete geen recht doet aan de ernst hiervan. Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden in beginsel passend en geboden is. Rekening houdend met het vorenstaande, als ook om verdachte er van te weerhouden in de toekomst nogmaals dergelijke strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van deze straf, te weten één maand, voorwaardelijk opleggen.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 750,-- (zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de post: smartengeld.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadepost is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 750,--, te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het tenlastegelegde feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 750,-- (zevenhonderdvijftig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 augustus 2014;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Koppes, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2016.
Mr. Bloebaum is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente, Divisie Informatie en recherche, team Zeden, met nummer PL0500-2014085748. van 22 december 2014. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 2 september 2014, pagina 92, 93.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 2 september 2014, pagina 95.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 2 september 2014, pagina 98.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 8 september 2014, pagina 148.
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 8 september 2014, pagina 146, 147.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 20 oktober 2014, pagina 249.
8.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 22 september 2014, pagina 402.
9.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 24 september 2014, pagina 416.
10.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 24 september 2014, pagina 442.
11.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 24 september 2014, pagina 431.
12.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 24 september 2014 pagina 433.