ECLI:NL:RBOVE:2016:955

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
22 maart 2016
Zaaknummer
08.950134-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillissementsfraude met onjuiste informatie aan curator

Op 22 maart 2016 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van faillissementsfraude. De verdachte was op 18 december 2012 door de Arrondissementsrechtbank Zwolle-Lelystad in staat van faillissement verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 18 december 2012 tot en met 26 oktober 2015 opzettelijk geen of onjuiste informatie heeft verstrekt aan de curator, mr. L.M. de Jong, en zich schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude. De verdachte heeft onder andere een motor en een vrachtwagen verkocht zonder deze transacties aan de curator te melden, en heeft contante bedragen van respectievelijk € 6.150 en € 10.850 niet verantwoord. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden heeft benadeeld door de baten buiten het zicht van de curator te houden. De vordering van de curator als benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de exacte schade niet kon worden vastgesteld. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten zoals ten laste gelegd, met uitzondering van enkele onderdelen waar hij van werd vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats te Zwolle
Parketnummers (P): 08.950134-15
Datum vonnis: 22 maart 2016
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1946 in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] , [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 maart 2016. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Tromp en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman,
mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:nadat hij failliet is verklaard, geen of onjuiste informatie heeft gegeven aan de curator;
feit 2:zich schuldig heeft gemaakt aan failllissementsfraude.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 18 december 2012 tot en met 26 oktober 2015 te Genemuiden en/of Kampen en/of andere plaatsen in Nederland en/of in Duitsland als degene die op 18 december 2012 door de arrondissementsrechtbank Zwolle-Lelystad te Zwolle in staat van faillissement is verklaard en door de curator wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, zonder geldige reden opzettelijk niet is verschenen en/of heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en/of opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven, immers heeft verdachte de curator niet althans verkeerd ingelicht omtrent (onder meer) het feit:
- dat hij een motor Iveco Cursor 8 ter waarde van E.3.327,50 had gekocht bij [bedrijf 1] en/of
- dat hij diverse goederen en diensten had gekocht en/of afgenomen tot een bedrag van E. 496,71 bij/van [bedrijf 2] en/of
- dat hij diverse goederen had afgenomen tot een bedrag van E. 66,10 bij/van [bedrijf 3] en/of
- dat hij een kraan had verkocht aan [bedrijf 4] voor een bedrag van E. 4.840,- en/of
- dat hij een voertuig, een Iveco 260s, had verkocht (aan een persoon genaamd [naam 1] ) voor een bedrag van E. 15.500,- en/of
- dat hij de beschikking had over (een) contant(e) bedrag(en) van (ongeveer) E. 6.150,- en/of E. 10.850,- en/of
- welke bij verdachte en/of diens echtgenote in bezit zijnde/op naam staande voertuigen betrokken waren bij een verwisseling van kentekens en/of
- dat hij een aanvullend pensioen ontving en/of
- dat hij de beschikking had over een zitmaaimachine en/of niet aangegeven wat de waarde e.d. betrof van een zitmaaimachine en/of
- dat hij als gevolmachtigde van de onderneming [koeriersdienst] in het Handelsregister stond ingeschreven en/of
- dat hij inkomsten genoot uit door [koeriersdienst] verrichte werkzaamheden (voor onder meer [bedrijf 5] ) en/of
- dat hij (een) rekening(en) op naam van zijn echtgenote (een beleggersrekening met nummer [bankrekening 1] en een aandelendepot met nummer [aandelendepot] ) heeft gebruikt om daarop gelden te storten en/of betalingen door derden aan verdachte te laten overmaken en/of dat hij (mede) de beschikking had over voornoemde banktegoeden bij de [bank 1] te Nordhorn;
2.
hij in of omstreeks de periode van 18 december 2012 tot 26 oktober 2015 te Genemuiden en/of Kampen en/of andere plaatsen in Nederland en/of in Duitsland, terwijl verdachte bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank Zwolle-Lelystad te Zwolle van 18 december 2012 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeiser(s), (een) bate(n) niet heeft verantwoord en/of niet verantwoordt en/of enig goed aan de boedel heeft onttrokken, te weten (onder meer):
- 4.840,00 euro, zijnde de opbrengst van de verkoop van een kraan aan [bedrijf 4] te Hollandscheveld en/of
- 6.473,44 euro, althans enig bedrag, zijnde de opbrengst van distributiewerkzaamheden door [koeriersdienst] en/of
- 15.500,00 euro, zijnde de opbrengst van de verkoop van een voertuig Iveco type 260s en/of
- ( ongeveer) 6.150,- euro, zijnde contant geld aangetroffen bij verdachte en/of
- 10.850,00 euro, zijnde contant geld aangetroffen in (een herenbroek in) de woning van verdachte en/of
- 67.125,40 euro, betreffende de waarde van een aandelendepot met nummer [aandelendepot] en/of
- 25.000,00 euro, betreffende de waarde van een beleggersrekening met nummer [bankrekening 1] .

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

4.De voorvragen

Met de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat hetgeen in de tenlastelegging onder het zevende aandachtstreepje is weergegeven onbegrijpelijk is. De rechtbank zal de dagvaarding op dat punt partieel nietig verklaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor het overige wél geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken, alsmede op de inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten in dit vonnis wordt verwezen. [1] Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd hetgeen verdachte onder 1 en 2 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat er sprake is geweest van baten die verdachte buiten de boedel heeft gehouden en/of werkzaamheden/inkomsten waarvan hij de curator op de hoogte diende te stellen.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de stukken van het dossier vast dat verdachte bij vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 18 december 2012, welk vonnis bij arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden d.d. 7 februari 2013 is bekrachtigd, in staat van faillissement is komen te verkeren. In dat vonnis is mr. L.M. de Jong, advocaat te Kampen, als curator aangesteld. Op 29 augustus 2014 heeft de curator aangifte tegen verdachte gedaan ter zake van – kort gezegd – faillissementsfraude.
De rechtbank overweegt allereerst dat de Faillissementswet (Fw) in beginsel het stelsel kent dat de gehele gemeenschap van goederen als één faillissement wordt behandeld. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat artikel 61 Fw beoogt zowel de echtgenoot van de gefailleerde te beschermen als ook bescherming te bieden aan de gezamenlijke schuldeisers. Volgens vaste jurisprudentie wordt deze bepaling toegepast ongeacht het tussen de betrokkenen geldende huwelijksvermogensregime.
Dit beginsel lijdt ingevolge het bepaalde in artikel 61 van de Fw slechts uitzondering als de echtgenoot of partner kan bewijzen dat bepaalde goederen niet tot de gemeenschap behoren.
Het vorenstaande betekent dat de curator mag aannemen dat de goederen waarvan wordt beweerd dat ze toebehoren aan de echtgenoot van de gefailleerde, tot de failliete boedel behoren, tenzij de echtgenoot het bewijs levert dat die goederen aan hem toebehoren.
Uit de stukken blijkt dat verdachte en zijn echtgenote (medeverdachte) op huwelijkse voorwaarden zijn getrouwd. Hoe die voorwaarden luiden is niet gespecificeerd, noch is aangetoond welke goederen uitsluitend aan verdachte dan wel zijn echtgenote toebehoren.
Uit artikel 105 van de Fw volgt dat de gefailleerde dient mee te werken aan een goed verloop van de afwikkeling van het faillissement. In het kader van zijn taakuitoefening moet de curator kunnen beschikken over alle informatie betreffende het faillissementsvermogen. Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 15 februari 2002, ECLI:NL:HR: 2002:AD9144) mag van de gefailleerde worden verwacht dat hij, in verband met de aard van de aan hem gestelde vragen, ook inlichtingen verschaft waarom niet uitdrukkelijk is gevraagd.
Uit een brief van 24 december 2012 – met daaraan gehecht een verslag van een gesprek van 19 december 2012 - leidt de rechtbank af dat de curator met verdachte heeft besproken welke informatie hij van belang acht voor de afwikkeling van het faillissement. Hieruit blijkt dat de benodigde informatie meer omvat dan opgave van inkomsten en dat het ook gaat om opgave van vermogensbestanddelen. Mocht het verdachte tijdens het gesprek van 19 december 2012 (nog) niet (voldoende) duidelijk zijn geworden dat hij de curator op de hoogte diende te stellen van zijn vermogensbestanddelen en/of inkomsten welke de boedel zouden kunnen betreffen, dan had verdachte dat naar aanleiding van de zich in het dossier bevindende correspondentie tussen de curator en verdachte gaandeweg moeten weten.
De uitleg van verdachte dat hij ervan uit mocht gaan dat hij slechts inkomsten hoefde op te geven, strookt niet met de inhoud van het hiervoor bedoelde verslag en daaropvolgende correspondentie.
De rechtbank zal de verweten gedragingen op de tenlastelegging hieronder afzonderlijk bespreken.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde
Motor Iveco Cursor 8
In het dossier bevindt zich een telefoonnotitie [2] van de curator van 16 januari 2013 waaruit blijkt dat de curator op die dag naar aanleiding van een ontvangen brief van 15 januari 2013 van [bedrijf 1] te Zwolle telefonisch heeft gesproken met de aldaar werkzame
mevrouw [naam 2] . Laatstgenoemde deelde de curator in dat telefoongesprek mee dat verdachte op 24 december 2012 een motor bij [bedrijf 1] heeft gekocht en dat hij deze in eerste instantie contant zou betalen, maar dat hij aan de balie zei dat hij wel in het systeem stond. Volgens de telefoniste is verdachte diezelfde dag nog een factuur [3] voor een bedrag van € 3.327,50, incl. btw, verzonden. Omdat betaling uitbleef is verdachte uiteindelijk bij verstekvonnis d.d. 3 september 2013 door de kantonrechter te Zwolle tot betaling van dat bedrag veroordeeld. [4] In zijn verhoor bij de politie van 31 augustus 2015 heeft verdachte verklaard dat hij hier niets mee te maken heeft en dat er meer [achternaam verdachte] in Genemuiden zijn die bedrijfsactiviteiten ontplooien. Ter terechtzitting heeft verdachte echter verklaard dat hij uitsluitend heeft bemiddeld bij de verkoop van de bewuste motor, maar dat hij deze niet op eigen titel heeft gekocht.
Op grond van de telefoonnotitie van de curator, de factuur die op naam van verdachte is gesteld en de wisselende verklaringen die verdachte op dit punt heeft afgelegd, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte op 24 december 2012, en dus nadat hij failliet was verklaard, de desbetreffende motor heeft gekocht.
[bedrijf 2]
In het dossier bevindt zich een factuur van [bedrijf 2] d.d. 1 maart 2013 tot betaling van een bedrag van € 496,71 op grond van verrichte diensten en geleverde materialen ten behoeve van een Mercedes. [5] Die factuur is blijkens de toelichting die de curator per brief van 1 september 2014 op de aangifte heeft gegeven door de postblokkade ter kennis van de curator gekomen. In zijn verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard dat dit een reparatie van de auto van zijn echtgenote betrof. De echtgenote van verdachte heeft echter in haar verhoor bij de politie verklaard dat deze rekening haar niet bekend voorkomt en dat zij in een Renault Twingo rijdt. Deze Renault Twingo brengt zij – zo heeft zij bij de politie verklaard – voor reparaties naar een garagebedrijf in Genemuiden. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verdachte opdracht heeft gegeven tot het verrichten van de diensten en de levering van de materialen, zoals genoemd in de bovenvermelde factuur.
[bedrijf 3]
In het dossier bevindt zich een factuur van 26 januari 2013 tot betaling van een bedrag van
€ 66,10, incl. btw, op grond van door [bedrijf 3] B.V. aan [bedrijf verdachte] geleverde materialen. [6] Verdachte heeft verklaard dat die factuur door zijn vrouw is betaald, maar heeft die stelling verder niet onderbouwd.
Rupskraan [bedrijf 4]
In het dossier bevindt zich een factuur d.d. 2 oktober 2013 [7] waarop de naam van verdachte is gesteld. In die factuur is weergegeven dat verdachte een rupskraan heeft verkocht aan het bedrijf [bedrijf 4] te Hollandscheveld voor een bedrag van € 4.840,00, incl. btw. In zijn verhoor van 31 augustus 2015 heeft verdachte verklaard dat hij die kraan samen met iemand anders in Duitsland heeft gekocht en dat hij deze kraan aan [bedrijf 4] heeft doorverkocht. Het geld hebben zij vervolgens gedeeld. In het dossier bevindt zich ten aanzien van deze kraan nog een brief van [bedrijf 4] van 21 oktober 2013 [8] en een brief van Achmea Rechtsbijstand van 14 november 2013 [9] waarin verdachte aansprakelijk wordt gesteld voor het niet leveren van de kraan. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij uitsluitend heeft bemiddeld bij de verkoop van deze rupskraan. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om te twijfelen aan dit proces-verbaal van 31 augustus 2015 en houdt verdachte aan de daarin weergegeven verklaring. Gelet op die verklaring en de hiervoor genoemde stukken acht de rechtbank de verklaring van verdachte, te weten dat hij slechts kosteloos heeft bemiddeld, niet aannemelijk. De rechtbank gaat er van uit dat verdachte deze kraan op eigen titel met winst heeft verkocht.
Iveco 260s [naam 1]
In het dossier bevindt zich een factuur d.d. 2 december 2014 [10] waaruit blijkt van een aan [naam 1] , wonende te [plaats 1] , verkochte Iveco 260s truck voor een bedrag van € 18.750,00. Die factuur is eveneens op naam van verdachte als verkopende partij gesteld. Op die factuur is als aantekening geplaatst dat de koper ( [naam 1] ) van de verkoper een bedrag ad € 3.750 aan btw retour zal ontvangen bij inlevering van een document uit Libië. Op grond van de postblokkade is deze ‘terugvordering’ d.d. 14 januari 2014 [11] van de koper bij de curator binnengekomen. De koper heeft verdachte blijkens de aanhef van deze brief aangemerkt als verkopende partij. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat deze transactie op naam van zijn echtgenote is gesloten, gelet op de hiervoor genoemde stukken, niet aannemelijk. Bovendien is op de factuur, waarvan verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij die heeft opgemaakt, aangetekend dat het verschuldigde bedrag is voldaan. De rechtbank stelt verder nog vast dat de echtgenote van verdachte heeft verklaard dat de vrachtwagen is gefinancierd met het geld van de rekening uit Duitsland en met winst is verkocht.
Contante bedragen van € 6.150,00 en € 10.850,00
In de stukken van het dossier zit een proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte op 4 februari 2014 een contant geldbedrag van € 10.850,00 is aangetroffen. Verdachte heeft daarover verklaard dat het geld van zijn echtgenote was. De echtgenote van verdachte heeft in haar verhoor verklaard dat het haar handelsgeld is dat bestemd was voor de inkoop van materialen uit België. Wat betreft het tijdens een politiecontrole op 3 januari 2013 onder verdachte in beslag genomen contante geldbedrag van € 6.151,00 heeft verdachte verklaard dat dit geld ook van zijn echtgenote was en dat hij dat even daarvoor had opgenomen bij de bank. Uit de toelichting op het proces-verbaal van aangifte heeft de curator verklaard dat uit de door verdachte aan hem toegestuurde bankafschriften blijkt dat dat bedrag op 20 en 21 december 2012 is opgenomen.
Gevolmachtigde en werkzaamheden [koeriersdienst]
Uit een uittreksel uit het handelsregister van 15 mei 2013 blijkt dat [koeriersdienst] op 8 maart 2013 als eenmanszaak op de naam van [naam 3] is ingeschreven. Verder blijkt uit dat uittreksel dat verdachte zich ten aanzien van deze onderneming heeft ingeschreven als gevolmachtigde. Uit dat uittreksel blijkt voorts dat het geen beperkte volmacht betreft en dat verdachte dus volledig vertegenwoordigingsbevoegd is.
Ter terechtzitting en in zijn verhoren bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij voor [naam 3] de administratie van zijn onderneming op zich heeft genomen, dat hij voor hem de nieuwe opdrachten regelde en dat hij zich bezig hield met het incasseren van vorderingen, maar dat hij door zijn werkzaamheden geen inkomsten heeft vergaard.
De rechtbank acht niet aannemelijk, gelet op de zich in het dossier bevindende correspondentie (waaronder begrepen facturen waarop het rekeningnummer van de echtgenote van verdachte stond vermeld) tussen verdachte, [bedrijf 5] BV en [bedrijf 6] , dat verdachte de werkzaamheden voor [koeriersdienst] om niet heeft verricht.
De inkomsten uit [koeriersdienst] zijn volgens de verklaring van verdachte ten behoeve van [naam 3] op de rekening van de echtgenote van verdachte gestort of contant aan hem doorbetaald. Nu die gang van zaken de rechtbank hoogst ongebruikelijk voorkomt en de stelling van verdachte op dat punt – ook in verband met de door verdachte gestelde contante (door)betalingen – niet te verifiëren is, zal de rechtbank daar aan voorbij gaan. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte als gevolmachtigde van [koeriersdienst] met de door hem verrichte werkzaamheden wel degelijk inkomsten heeft vergaard.
Beleggersrekening met nummer [bankrekening 1] en een aandelendepot met nummer [aandelendepot]
Uit een proces-verbaal van bevindingen van 5 februari 2014 blijkt dat tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte op 4 februari 2014, naast het contante geldbedrag ad
€ 10.850,00, een tweetal bancaire bescheiden is aangetroffen dat betrekking heeft op de Duitse financiële instelling [bank 1] . Uit die bancaire bescheiden blijkt van het bestaan van een tweetal Duitse bankrekeningen onder de hierboven vermelde nummers. Uit de zich in het dossier bevindende kennisgevingen van inbeslagname volgt dat op 7 februari 2014 het rekeningnummer [bankrekening 1] een waarde van
€ 25.000,00, en het rekeningnummer [aandelendepot] een waarde van € 67.125,40 vertegenwoordigde. Verder volgt uit die kennisgevingen van inbeslagname dat die bankrekeningen op naam van de echtgenote van verdachte zijn gesteld. In het dossier bevindt zich verder een tweetal tapverslagen van door verdachte gevoerde gesprekken met een persoon die optreedt namens de hiervoor genoemde financiële instelling. De telefoongesprekken gaan over aandelentransacties en vragen ten aanzien van de mogelijkheid tot het overboeken van een bedrag van € 14.000,00 naar een rekening in België. De rechtbank heeft verder kennis genomen van de getuigenverklaring van de vermogensadviseur [vermogensadviseur] van de [bank 1] . Uit de getuigenverklaring van deze vermogensadviseur blijkt dat hij sinds eind 2010 verantwoordelijk is voor het takenpakket betreffende de rekeningen van verdachte en zijn echtgenote. Volgens de vermogensadviseur werden de gesprekken over te maken keuzes ten aanzien van de bankrekeningen en aandelentransacties met verdachte gevoerd en was verdachte volledig gevolmachtigde van deze rekeningen. Het was verdachte die telefonisch concrete instructies gaf met betrekking tot de koop en verkoop van aandelen. Verder heeft de vermogensadviseur verklaard dat hij de echtgenote van verdachte alleen heeft gezien bij de overdracht van het depot van verdachte op haar depot.
Ten aanzien van de saldi op de bankrekeningen in Duitsland is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat als gevolg van de huwelijkse voorwaarden vermogensbestanddelen zijn afgescheiden, en dus van de boedel moeten worden uitgesloten. Bovendien blijkt uit de stukken van het dossier, waaronder de tapverslagen en de getuigenverklaring van de vermogensadviseur [vermogensadviseur] , dat verdachte wat betreft de Duitse bankrekeningnummers, die op naam van zijn echtgenote stonden, volledig gevolmachtigd was om daarover te beschikken en dat hij de gesprekken voerde en daarbij aan de vermogensadviseur aanwijzingen gaf met betrekking tot de te varen koersen betreffende aandelentransacties en overboekingen. Uit het voorgaande vloeit derhalve voort dat verdachte deze gelden kon aanwenden, hetgeen gelet op de verklaringen van verdachte en zijn echtgenote (medeverdachte) in ieder geval wat betreft de verkoop van de Iveco 260s vast is komen te staan, om handel te drijven.
Uit het dossier leidt de rechtbank af dat verdachte weliswaar schriftelijk heeft gereageerd op vragen van de curator, maar dat de informatie die hij heeft verstrekt zeer summier dan wel onvolledig was. Ten aanzien van de Iveco 260 s heeft hij de curator in het geheel niet geïnformeerd. Ook heeft hij niet gemeld dat hij over grote contante geldbedragen beschikte. Het bestaan van de tegoeden in Duitsland heeft hij tegenover de curator uitdrukkelijk ontkend. Hij heeft immers verklaard dat er geen sprake is van spaargeld. De rechtbank is, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte in de periode van 18 december 2012 tot en met 26 oktober 2015 ten aanzien van de hierboven opgesomde posten opzettelijk heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en/of opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven.
Aanvullend pensioen en zitmaaier
De rechtbank is tot slot van oordeel dat op basis van de stukken van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte aanvullend pensioen heeft genoten dat hij op diende te geven en dat hij in het bezit is geweest van een zitmaaier. De rechtbank zal verdachte vrijspreken ten aanzien van deze onderdelen van de tenlastelegging.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
Uit de bewezenverklaring met betrekking tot hetgeen onder 1 ten laste is gelegd volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte door de verkoop van de rupskraan, de werkzaamheden voor [koeriersdienst] en de verkoop van de Iveco type 260s baten heeft verkregen die hij niet heeft verantwoord aan de curator. Ook de contant aangetroffen geldbedragen van € 6.150,00 en € 10.850,00, en de saldi op de/het beleggersrekening/aandelendepot in Duitsland heeft hij buiten het zicht van de curator willen houden met als gevolg dat de aanmerkelijk kans is ontstaan dat de schuldeisers werden benadeeld in hun verhaalsmogelijkheden. Door het handelen van verdachte zijn de hiervoor genoemde baten onttrokken aan het zicht van de curator en buiten de failliete boedel gebleven, waaruit de schuldeisers voldaan hadden kunnen worden. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte door zijn handelen de aanmerkelijke kans op verkorting van de rechten van de schuldeisers in het leven heeft geroepen en dat verdachte deze kans ook bewust heeft aanvaard.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 18 december 2012 tot en met 26 oktober 2015 te Genemuiden of andere plaatsen in Nederland en/of in Duitsland als degene die op
18 december 2012 door de arrondissementsrechtbank Zwolle-Lelystad te Zwolle in staat van faillissement is verklaard en door de curator wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven en/of opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven, immers heeft verdachte de curator niet althans verkeerd ingelicht omtrent (onder meer) het feit:
- dat hij een motor Iveco Cursor 8 ter waarde van E. 3.327,50 had gekocht bij [bedrijf 1] en
- dat hij diverse goederen en diensten had gekocht en afgenomen tot een bedrag van
E. 496,71 van [bedrijf 2] en
- dat hij diverse goederen had afgenomen tot een bedrag van E. 66,10 van [bedrijf 3] en
- dat hij een kraan had verkocht aan [bedrijf 4] voor een bedrag van E. 4.840,- en
- dat hij een voertuig, een Iveco 260s, had verkocht aan een persoon genaamd [naam 1] voor een bedrag van E. 15.500,- en
- dat hij de beschikking had over contante bedragen van (ongeveer) E. 6.150,- en E. 10.850,- en
- dat hij als gevolmachtigde van de onderneming [koeriersdienst] in het Handelsregister stond ingeschreven en
- dat hij inkomsten genoot uit door [koeriersdienst] verrichte werkzaamheden (voor onder meer [bedrijf 5] ) en
- dat hij rekeningen op naam van zijn echtgenote (een beleggersrekening met nummer [bankrekening 1] en een aandelendepot met nummer [aandelendepot] ) heeft gebruikt om daarop gelden te storten en betalingen door derden aan verdachte te laten overmaken en dat hij (mede) de beschikking had over voornoemde banktegoeden bij de [bank 1] te Nordhorn;
2.
hij in de periode van 18 december 2012 tot 26 oktober 2015 te Genemuiden of andere plaatsen in Nederland en/of in Duitsland, terwijl verdachte bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank Zwolle-Lelystad te Zwolle van 18 december 2012 in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers, baten niet heeft verantwoord en enig goed aan de boedel heeft onttrokken, te weten (onder meer):
- 4.840,00 euro, zijnde de opbrengst van de verkoop van een kraan aan [bedrijf 4] te Hollandscheveld en
- enig bedrag, zijnde de opbrengst van distributiewerkzaamheden door [koeriersdienst] en
- 15.500,00 euro, zijnde de opbrengst van de verkoop van een voertuig Iveco type 260s en
- ( ongeveer) 6.150,- euro, zijnde contant geld aangetroffen bij verdachte en
- 10.850,00 euro, zijnde contant geld aangetroffen in (een herenbroek in) de woning van verdachte en
- 67.125,40 euro, betreffende de waarde van een aandelendepot met nummer [aandelendepot] en
- 25.000,00 euro, betreffende de waarde van een beleggersrekening met nummer [bankrekening 1] .
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 194 en 341 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: als degene die in staat van faillissement is verklaard, wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen zonder geldige reden weigeren de vereiste inlichtingen te geven en opzettelijk verkeerde inlichtingen geven.
feit 2
het misdrijf: bedrieglijke bankbreuk.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan faillissementsfraude. Hij heeft zijn inlichtingenplicht geschonden en (aanzienlijke) baten uit het zicht van de curator proberen te houden. Door aldus te handelen heeft verdachte de schuldeisers in het faillissement benadeeld in hun verhaalsmogelijkheden en het de curator onmogelijk gemaakt om het faillissement op correcte wijze af te wikkelen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij alleen aan zijn eigen financiële positie heeft gedacht, de schuld in de schoenen van anderen schuift, en geen enkel inzicht heeft getoond in het laakbare van zijn handelen.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De rechtbank zal, als stok achter de deur, een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, nu het faillissement nog niet is afgewikkeld. De rechtbank heeft meegewogen dat artikel 63 Sr van toepassing is. Alles overziende acht de rechtbank een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
Mr. L.M. de Jong q.q. curator van verdachte, wonende te Kampen heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert – naar de rechtbank aanneemt – namens de gezamenlijke schuldeisers veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 135.938,84 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De curator maakt aanspraak op alle op de tenlastelegging vermelde inkomsten en vermogensbestanddelen. Ter terechtzitting is echter vast komen te staan dat een gedeelte daarvan reeds in het bezit van de curator is. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de exacte hoogte van alle in de tenlastelegging genoemde bedragen niet vast is komen te staan, zodat het voor de rechtbank niet precies is vast te stellen tot welk bedrag de curator namens de gezamenlijke schuldeisers is benadeeld.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stellingen alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van het strafproces, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 55 en 63 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

- bepaalt dat de benadeelde partij: mr. L.M. de Jong, q.q. curator van verdachte, wonende te Kampen niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Bruggen, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en
mr. G. Edelenbos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.R.J. Aink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2016.
Mr. Van Bruggen was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van politie Oost-Nederland, IJsselland, Financiële Recherche, met nummer PL0400-2014010717. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
(…)Vonnis van de enkelvoudige civiele kamer d.d. 18 december 2012(…)
tegen
[verdachte]
Geboren op [geboortedag] 1946 te [geboorteplaats](…)
Beslissing
De rechtbank verklaart:
[verdachte]
in staat van faillissement.
Benoemt totrechter-commissarishet lid van deze rechtbankmr. A.A.A.M. Schreuderen stelt aan tot curatormr. L.M. de Jong,advocaat teKampen, Postbus 161, 8260 AD Kampen (…)
Gelast het openen van brieven en telegrammen, gericht aan de gefailleerde door de curator.
Aldus gewezen door mr. M.J.C.M. Manders en uitgesproken te openbare terechtzitting van18 december 2012 te 14:00in tegenwoordigheid van de griffier. (…).
Een proces-verbaal van bevindingen van 5 februari 2014 onder meer inhoudende als relaas van de verbalisant: [12]
(…) Op dinsdag 4 februari 2014 was ik verbalisant mede-belast met het doorzoeken van de woning van de hieronder genoemde verdachte. Ten tijde van de doorzoeking er diverse geldbedragen aangetroffen op verschillende locaties in de woning. (…)
In totaal werd er 10.850 euro contant aangetroffen in de woning van de verdachte, onder andere in de broekzakken van een herenbroek. Tevens werden er tijdens de doorzoeking diverse bancaire formulieren aangetroffen met betrekking tot een Duitse financiële instelling. Dit betreft [bank 1] . Er werd tevens een visitekaartje aangetroffen met de naam [vermogensadviseur] , vermogensberater. (…) Op de bancaire formulieren stond het volgende rekeningnummer [bankrekening 1] . (…) Verder is er een formulier aangetroffen waarop Royal Dutch Shell Reg Share vermeld staat onder depot nummer: [aandelendepot] . Dit betreffen vermoedelijk aandelen. Deze aangetroffen bancaire formulieren waren geadresseerd aan de vrouw van de hieronder genoemde verdachte: (…)
Verdachte: [verdachte] (man), geboren op [geboortedag] 1946 te [geboorteplaats] (…).
Kennisgeving van inbeslagneming (artikel 94 Sv) onder meer inhoudende [13]
Inbeslagneming
Plaats: [adres 2] , [plaats 2]
Datum en tijd: 7 februari 2014 te 14:26 uur
Beslagene
[echtgenote verdachte] (…) Geboren: [geboortedag] 1945 (…)
Categorie omschrijving: Geld (…)
Waarde: EUR 67125,40 (…) Aandelendepot [aandelendepot]
Houder: [echtgenote verdachte] , [adres 1] , [woonplaats] (…).
Kennisgeving van inbeslagneming (artikel 94 Sv) onder meer inhoudende [14]
Inbeslagneming
Plaats: [adres 2] , [plaats 2]
Datum en tijd: 7 februari 2014 te 14:25 uur
Beslagene
[echtgenote verdachte] (…) Geboren: [geboortedag] 1945 (…)
Categorie omschrijving: Geld (…)
Waarde: EUR 25000,00 (…)
Bijzonderheden: Beleggersrekening [bankrekening 1] . (…)
Houder: [echtgenote verdachte] , [adres 1] , [woonplaats] (…).
Een geschrift houdende de weergave van een getapt telefoongesprek d.d. 16 januari 2014 van verdachte met nummer [telefoonnummer 1]
(…) Onderwerp: 197 gesprek in Duits over aandelen. (…)
Gesprek gaat over onderhandelingen op de beurs in het Duits. [verdachte] noemt of hij de 22 duizend er nog in moet doen. (…) Het lijkt allemaal over aandelen te gaan en welke goed lopen. Kalium Saltz wordt genoemd. [verdachte] vraagt alles verkopen, of laten staan. [verdachte] zegt die 22 dus rustig laten staan en niet inzetten. NNMAN0231 noemt iets van nee zou het op Royal Dutch en ???? 10 duizend elk inzetten. [verdachte] geeft aan dat hij zelf ook alles in de gaten gaat houden. NNMAN0231 gaat nu 10 duizend voor hem inzetten. Hierover wordt nog een mail gestuurd. (…). [15]
Een geschrift houdende de weergave van een getapt telefoongesprek d.d. 3 februari 2014 van verdachte met nummer [telefoonnummer 1]
(…) Beller: [naam 4] Gebelde: [verdachte] (…) Ze begroeten elkaar. [verdachte] wil weten of hij van de rekening van hem in Duitsland naar BELGIE kan worden overgemaakt van 14000 euro. [naam 4] zegt ik heb dan wel specificaties nodig. [verdachte] zegt mijn vrouw is er ook nog bij die gaat ook mee. [naam 4] zegt dat kan maar ik heb wel een handtekening nodig. [verdachte] zegt moet ik dan eerst naar jou kan het niet telefonisch? [naam 4] zegt nee dat kan niet. [naam 4] heeft papieren nodig. [verdachte] zegt als ik de laptop nou meeneem kunnen we dan niet mailen en dat het dan wordt overgemaakt. Nee dat gaat niet zegt [naam 4] . [naam 4] zegt als er meer tijd tussen zat maar het is nu al morgen. [verdachte] zegt we moeten morgen maar even kijken. Daarna nemen ze afscheid. Einde gesprek. (…).
Een proces-verbaal van aangifte door mr. L.M. de Jong terzake van vermoedelijke faillissementsfraude d.d. 29 augustus 2014, onder meer inhoudende: [16]
(…) Ondergetekende (…) mr. L.M. de Jong (…) is bij vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle d.d. 18 december 2012 benoemd tot curator in het faillissement van (…) [verdachte] geboortedatum [geboortedag] 1946 (…) te [geboorteplaats] . (…) Deze aangifte richt zich tegen (…) [verdachte] . (…) Hierbij doe ik aangifte terzake van vermoedelijke overtreding van (…) artikel 341 Wetboek van Strafrecht: bedrieglijke bankbreuk (…) Artikel 194 Wetboek van Strafrecht: opzettelijke schending van de faillissementsrechtelijke inlichtingenplicht door de failliet/natuurlijke persoon, de met hem in enige gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoot. (…).
Een geschrift, houdende een toelichting op de aangifte door de curator, d.d. 1 september 2014, onder meer inhoudende: [17]
(…) Inzake faillissement [verdachte] (…)
Geachte heer [naam 5] ,
In opgemeld faillissement ontvangt u hierbij een toelichting op mijn aangifte jegens gefailleerde en zijn echtgenote, mevrouw [echtgenote verdachte] . Bij dit schrijven treft u (per post) diverse bewijsstukken aan ter ondersteuning van de aangiften. (…)
Art. 194 Wetboek van Strafrecht, inlichtingenplicht
Bijgaand treft u kopieën aan van tussen mij en gefailleerde gevoerde correspondentie d.d. 24 december 2012 (inclusief gespreksverslag), 31 december 2012, 10 januari 2013, 4 april 2013, 18 april 2013, 28 mei 2013 (tweemaal), 25 juni 2013, 23 oktober 2013, 12 december 2013, 16 december 2013, 18 december 2013, 24 december 2013 en 17 januari 2014 (bijlage 1). Het betreft een selectie uit de correspondentie die tussen mij en gefailleerde is gevoerd. Uit de stukken blijkt dat ik gefailleerde diverse malen gevraagd heb informatie te verstrekken die van belang is voor de behandeling van het faillissement. Diverse malen heeft gefailleerde onjuiste informatie verstrekt, in veel gevallen heeft gefailleerde niet gereageerd. Gefailleerde heeft mij aangegeven geen vermogen te hebben en slechts een AOW-inkomen te ontvangen. Ik heb reden om aan te nemen dat zulks in strijd met de waarheid is. Verder heeft gefailleerde mij in strijd met e waarheid verklaard geen (privé)schuldeisers te hebben. Alsbijlage 2treft u aan een recente crediteurenlijst waaruit blijkt van de schuldeisers die zich bij mij hebben gemeld. Gefailleerde heeft verder bijvoorbeeld niet gereageerd op vragen mijnerzijds omtrent een zitgrasmaaier. Gefailleerde ontkent – mijns inziens ten onrechte – financiële betrokkenheid bij een onderneming die gedreven werd onder de naam ‘ [koeriersdienst] ’. Gefailleerde heeft niet gereageerd op mijn verzoek om opheldering ter zake van de vordering van de firma [bedrijf 2] uit Dalen. Datzelfde geldt voor vragen mijnerzijds omtrent de kraan die aan Handelsonderneming [bedrijf 4] is verkocht (ik kom hier nog op terug). Gefailleerde heeft mij meerdere malen – mijns inziens ten onrechte – aangegeven geen ondernemersactiviteiten te verrichten. Gefailleerde heeft niet gereageerd op vragen mijnerzijds omtrent een kwestie met [naam 6] . Ik heb gefailleerde gevraagd naar contante stortingen op de rekening van zijn echtgenote, ook in dit kader heeft gefailleerde niet gereageerd. Gefailleerde heeft niet gereageerd op vragen mijnerzijds omtrent de verkoop van een voertuig aan de heer [naam 1] .
Ten aanzien van gefailleerde geldt dat hij stelselmatig weigert vereiste inlichtingen te geven. Daarnaast geeft gefailleerde mij regelmatig verkeerde inlichtingen, mijns inziens opzettelijk. Ik ben inmiddels van mening dat gefailleerde door mij geen of onjuiste inlichtingen te verstrekken, tracht inkomsten buiten de faillissementsboedel en buiten mijn zicht te houden.
Op 2 mei jl. hadden wij een bespreking. Daarna heb ik telefonisch contact gehad met gefailleerde, nadat het voorarrest ten aanzien van gefailleerde was beëindigd. Ik heb gefailleerde uitgenodigd voor een bespreking op mijn kantoor, waarbij ik heb aangegeven dat ik hem vragen wil stellen omtrent informatie die ik van u ontving en die onder meer ziet op vermogen op een Duitse bankrekening. Gefailleerde heeft mij daarop te kennen gegeven niet bereid te zijn bij mij langs te komen voor een bespreking. (…).
Bijgaand treft u een kopie aan van de brief van 14 januari 2013 met bijlage die ik van de firma [bedrijf 1] ontving (bijlage 6). Verder gaat hierbij een notitie die ik op 16 januari 2013 heb opgesteld (bijlage 7) naar aanleiding van een telefoongesprek dat ik met [bedrijf 1] had. Gefailleerde heeft een vrachtwagenmotor bij [bedrijf 1] gekocht, maar niet betaald. (…) Verder treft u bijgaand een verstekvonnis van 3 september 2013 aan, waaruit blijkt dat gefailleerde bij verstek veroordeeld is tot betaling van een geldbedrag aan [bedrijf 1] (bijlage 8). Er zijn meer voorvallen waarbij gefailleerde tijdens het faillissement goederen heeft gekocht of diensten heeft afgenomen, zonder te betalen. Bijgaand treft u een kopie aan van een factuur van 1 maart 2013 van Autobedrijf [bedrijf 2] uit Dalen (bijlage 9). Ik begreep dat door [bedrijf 2] aan gefailleerde auto-onderdelen zijn geleverd en dat een autoreparatie heeft plaatsgevonden, zonder dat daarvoor is betaald. Een ander voorbeeld betreft de bijgaande factuur van 26 januari 2013 van de firma [bedrijf 3] uit Hasselt (bijlage 10). Het gaat om een relatief klein bedrag, maar ik begreep dat ook deze factuur onbetaald is gebleven. Gefailleerde heeft verder een kraan verkocht aan de firma [bedrijf 4] te Hollandscheveld, maar deze niet geleverd. (bijlage 11).
Gefailleerde heeft verder (…) een vrachtwagen verkocht aan de heer [naam 1] uit [plaats 3] . Bijgaand treft u een kopie aan van de brief van 14 januari 2014 met bijlagen die ik van de heer [naam 1] ontving via de postblokkade (bijlage 12). Verder gaan hierbij twee e-mailberichten van 16 en 17 januari 2014 van de heer [naam 1] aan mij (bijlage 13). De heer [naam 1] stelt zich op het standpunt dat er was afgesproken dat gefailleerde nog een bedrag aan de heer [naam 1] zou betalen, maar dat dit niet is gebeurd.
Gefailleerde heeft zich verder beziggehouden met een eenmanszaak onder de naam ‘ [koeriersdienst] ’. Bijgaand treft u een uittreksel uit het handelsregister d.d. 15 mei 2013 aan (bijlage 14). De eenmanszaak was volgens het Handelsregister eigendom van ene heer [naam 3] . Volledig gevolmachtigde was de heer [verdachte] , gefailleerde. (…) Het is mij bekend dat ‘ [koeriersdienst] ’ gewerkt heeft in opdracht van de firma [bedrijf 5] BV uit Delfzijl en de firma [bedrijf 6] uit Lemelerveld. Bijgaand treft u een e-mailbericht van 15 mei 2013 van de heer [naam 7] aan mij aan, met bijbehorende bijlagen (bijlage 16). De bijlagen betreft voornamelijk correspondentie tussen de heer [naam 7] en [koeriersdienst] . Van de zijde van [koeriersdienst] wordt er gecorrespondeerd door ene ‘ [naam 8] ’, vanaf het e-mailadres [emailadres] . Het betreft het e-mailadres dat gefailleerde ook in de relatie met mij hanteert. Voor mij is duidelijk geworden dat [naam 8] een pseudoniem is van gefailleerde. De aan [naam 7] toegezonden facturen vermelden een rekeningnummer bij [bank 2] ( [bankrekening 2] ). Dit betreft voor zover mij bekend een rekening die op naam staat van de echtgenote van gefailleerde, mevrouw [echtgenote verdachte] . Hierbij gaat nog een afzonderlijk setje facturen dat ik van [naam 7] ontving, met een emailbericht van 22 mei 2013 van gefailleerde aan [naam 7] (bijlage 17).
Er is nog een kwestie rondom de firma [bedrijf 6] . Deze onderneming uit Lemelerveld wordt gedreven door de heer [naam 9] . Bijgaand treft u e-mail correspondentie van 27 mei 2013 tussen mij en de heer [naam 9] aan, waarin de heer [naam 9] de kwestie kort uiteen zet (bijlage 18). Verder gaat hierbij een e-mailbericht van 28 mei 2013 van de heer [naam 9] aan mij, met diverse bewijsstukken, voornamelijk correspondentie tussen gefailleerde en [bedrijf 6] (bijlage 19). U treft verder twee e-mailberichten van 29 mei 2013 van gefailleerde aan [bedrijf 6] aan (bijlage 20). Daarnaast gaan hierbij drie kopieen van afschriften die ik van [bedrijf 6] heb ontvangen (bijlage 21). [bedrijf 6] heeft bedragen van respectievelijk € 2.473,44, € 2.500 en € 1.500 overgemaakt aan ‘ [koeriersdienst] ’ op het rekeningnummer van mevrouw [echtgenote verdachte] . Verder blijkt uit de stukken dat gefailleerde debiteuren van [bedrijf 6] heeft benaderde met het verzoek niet aan [bedrijf 6] te betalen maar aan gefailleerde, zulks in strijd met de wensen van [bedrijf 6] . Volgens de heer [naam 9] hebben enkele van zijn debiteuren niet aan [bedrijf 6] betaald, maar aan gefailleerde/de echtgenote van gefailleerde. (…)
Al met al komt het mij voor dat gefailleerde zich tijdens de failllissementsperiode bezig heeft gehouden met het verrichten van handelsactiviteiten, die voornamelijk verband lijken te houden met de transportsector. Gefailleerde doet zaken zonder jegens derden aan te geven dat hij in staat van faillissement is verklaard, gebruikt niet altijd zijn eigen naam maar soms een pseudoniem, neemt producten of diensten af maar betaalt er niet altijd voor en laat betalingen storten op de rekening van zijn echtgenote. Ik heb gefailleerde verzocht mij volledige inzage in de betreffende rekeningafschriften te geven, maar gefailleerde heeft dat geweigerd. Ik heb wel enkele afschriften ontvangen, die zijn gevoegd bij het e-mailbericht van 18 december 2013 van gefailleerde aan mij. Gefailleerde stelt dat hij bedragen heeft doorbetaald aan [naam 3] . Ik kan op afschriften inderdaad terugvinden dat er bedragen zijn betaald, maar heb verder geen zicht op de verhouding tussen gefailleerde en de en de heer [naam 3] . Ik zie op de afschriften wel dat er op de rekening van mevrouw [echtgenote verdachte] sprake is van diverse bijschrijvingen als gevolg van stortingen van contant geld. De betreffende bijschrijvingen zijn op de afschriften door gefailleerde doorgekrast, maar dat sprake is van bijschrijvingen is duidelijk zichtbaar. (…)
De voorvallen die hierboven zijn omschreven leiden er mijns inziens toe dat er sprake is van bedrieglijke bankbreuk (…). Zeer aannemelijk is dat gefailleerde als gevolg van zijn activiteiten inkomsten ontvangt die hij niet aan mij opgeeft. Er is sprake van het niet verantwoorden van baten. (…) In elk geval komt het mij voor dat inkomsten en/of vermogen buiten de boedel worden gehouden. (…) Ik heb van de Recherche begrepen dat sprake is van een bankrekening bij een Duitse bank die op naam staat van mevrouw [echtgenote verdachte] , echtgenoot van gefailleerde. Er zou sprake zijn van een substantieel aanwezig vermogen. (…) Ik begreep verder dat gefailleerde zelf als klant bij de bank geregistreerd staat en door mevrouw [echtgenote verdachte] gevolmachtigd is over de rekening te beschikken. Gefailleerde heeft mij niet op de hoogte gesteld van het aanwezige vermogen. Er is ook in dit kader sprake van niet verantwoorden van baten, dan wel onttrekken van goederen aan de boedel. (…).
Een geschrift, houdende een gespreksverslag van 19 december 2012 van hetgeen is besproken tussen mr. L.M. de Jong, mr. E. Bosch en [verdachte] , onder meer inhoudende: [18]
(…) De curator legt [verdachte] uit wat de taak is van de curator. (…) [verdachte] geeft aan slechts AOW-inkomsten te genieten en verder geen inkomen of vermogen te hebben. [verdachte] geeft aan dat zijn AOW te weinig is om alle lasten te voldoen. De curator benadrukt dat het van belang is dat geen nieuwe schulden ontstaan (…). De curator vraagt opnieuw naar schuldeisers en schuldenaren. (…) [verdachte] bevestigt nogmaals niets meer te hebben, alleen een AOW-inkomen. (…) [verdachte] verklaart voor faillissementsdatum geen transacties te hebben verricht die nadelig kunnen zijn geweest voor de schuldeisers. (…) De curator geeft aan dat de schuldeisers geïnventariseerd moeten worden en dat de curator eventuele debiteuren zo spoedig mogelijk wil aanschrijven. De curator geeft [verdachte] te kennen allerlei stukken te willen ontvangen en daar nog een overzicht van te zullen toezenden aan [verdachte] . (…) [verdachte] bevestigt desgevraagd letterlijk dat er geen sprake is van spaargeld, aandelen, een boot, een caravan, of een muntenverzameling of iets dergelijks. [verdachte] geeft ook aan geen aanvullend pensioen te hebben, alleen AOW en dat zulks ook voor zijn vrouw geldt. (…).
Een geschrift, houdende een brief van de curator aan verdachte van 10 januari 2013, onder meer inhoudende: [19]
(…) U zonde mij verder bankafschriften toe waaruit blijkt van geldopnames op 20 en 21 december 2012. Het bedrag van € 6.151 had u contant bij u op 3 januari jl. Daar zit dus een periode van twee weken tussen. U hebt op 3 januari jl. verklaard dat u geld bij de bank had opgenomen en onderweg was naar huis. Ik kan dat niet rijmen met de data die op de bankafschriften vermeld staan. De bankafschriften tonen niet aan dat het contante geld dat u bij u had ten tijde van de aanhouding toebehoorde aan uw echtgenote. (…)
Een geschrift, houdende een brief van de curator aan verdachte van 4 april 2013, onder meer inhoudende: [20]
(…) Op 3 april j.l. hadden wij op mijn kantoor in Kampen een bespreking. Ik bevestig onderstaand een aantal zaken die we hebben besproken. (…)
Ik heb u aangegeven dat ik u nog eens de gelegenheid wil geven volstrekte openheid van zaken te geven en mij te informeren over al uw inkomsten. U hebt daarop te kennen gegeven dat u naast uw AOW-inkomen geen andere inkomsten ontvangt.
Ik heb u nog eens voorgehouden dat ik sinds de datum van het uitspreken van het faillissement diverse omstandigheden ben tegengekomen die erop wijzen dat u bedrijfsmatige activiteiten verricht. Ik heb onder meer de door u bij [bedrijf 1] gekochte motor genoemd en de door bestelde onderdelen bij [bedrijf 7] . Ik heb ook een factuur van [bedrijf 3] ontvangen. U gaf aan het niet op prijs te stellen dat ik contact heb gelegd met [bedrijf 3] . U ontkende na faillissementsdatum een motor te hebben aangeschaft, volgens u is er over een aangeschafte motor een procedure gevoerd die inmiddels is afgewikkeld. (…) Ik heb nogmaals aangegeven dat u bij de rechter-commissaris ter discussie kunt stellen dat het contante bedrag van ruim € 6.000 dat u bij u had ten tijde van de aanhouding op de boedelrekening is gestort. (…).
Zitmaaier. Pag 163.
Een geschrift, houdende een brief van de curator aan verdachte van 18 april 2013, onder meer inhoudende: [21]
(…) Ik benadruk dat het u niet is toegestaan derden opdracht te geven werkzaamheden te verrichten die verband houden met belangen die de boedel betreffen. (…)
Een geschrift, houdende een brief van de curator aan verdachte van 28 mei 2013, onder meer inhoudende: [22]
(…) U gaf mij aan dat u voor diverse ondernemingen probeert betaling te verlangen van debiteuren die al geruime tijd weigeren te betalen. U gaf aan dat u een en ander belangeloos doet. Ik heb u gewezen op het feit dat u in het Handelsregister staat ingeschreven als gevolmachtigde van de onderneming [koeriersdienst] . Ik heb u ook aangegeven dat mij daar niet over hebt geinformeerd. U gaf aan dat dat ook niet hoeft omdat u de onderneming niet drijft en u voor uw activiteiten verder geen vergoeding ontvangt. Ik heb u voorgehouden dat ik daar anders tegenaan kijk en dat ik er bij de huidige stand van zaken van uitga dat de onderneming [koeriersdienst] een onderneming van u betreft.
(…) Ik heb u bevestigd dat ik [bedrijf 6] verzocht heb eventueel aan [koeriersdienst] verschuldigde bedragen over te maken op de faillissementsrekening. Verder heb ik aangegeven dat ingeval u het daar niet mee eens bent, u bij mij en de rechter-commissaris moet zijn en niet bij [bedrijf 6] . (…).
Een geschrift, houdende een e-mailbericht d.d. 28 mei 2013 van verdachte aan de curator, onder meer inhoudende: [23]
(…) ten tweede maak ik u duidelijk dat ik met [koeriersdienst] formeel niks van doen heb ik steek daar alleen belangeloos veel vrije tijd in. (…)
Een geschrift, houdende een e-mailbericht d.d. 25 juni 2013 van de curator aan verdachte, onder meer inhoudende: [24]
(…) Geachte heer [verdachte] ,
De bijgaande brief d.d. 21 juni 2012 ontving ik van GLN (*). Ik maak uit de brief op dat sprake is van een vordering van de firma [bedrijf 2] uit Dalen op u ter hoogte van € 572,20. De vordering zou na faillissementsdatum, op 1 maart 2013 zijn ontstaan.
Ik verzoek u mij toe te lichten hoe het zit met de vordering van [bedrijf 2] . (…)
Een geschrift, houdende een e-mailbericht d.d. 23 oktober 2013 van de curator aan verdachte, onder meer inhoudende: [25]
(…) Geachte heer [verdachte] ,
Tegen u is aangifte gedaan door Handelsonderneming [bedrijf 4] . Ik maak uit de aangifte op dat u een kraan aan [bedrijf 4] hebt verkocht, maar dat u de kraan aan een derde had verkocht en afgegeven op het moment dat [bedrijf 4] de kraan kwam ophalen. (…) Ik stel u verder in de gelegenheid het van [bedrijf 4] ontvangen bedrag binnen zeven dagen over te maken op de boedelrekening. (…).
Een geschrift, houdende een e-mailbericht d.d. 24 december 2013 van de curator aan verdachte, onder meer inhoudende: [26]
(…) Geachte heer [verdachte] ,
(…) Alleen ten aanzien van de Atlas kraan hebt u inhoudelijk gereageerd. Ik verzoek u mij de contactgegevens van de heer [naam 10] te verstrekken, zodat ik uw antwoorden kan verifiëren.
Ik ontving van u enkele bankafschriften waaruit blijkt dat er bedragen aan de heer [naam 3] zijn voldaan. Een compleet beeld heb ik niet. Over de periode dat u zich met [koeriersdienst] hebt beziggehouden missen er nog allerlei bankafschriften. Ik verzoek u mij alle afschriften van de rekening van uw echtgenote toe te zenden, zodat ik kan verifiëren of het inderdaad zo is dat er in totaal € 6.473,25 is ontvangen. Verder verzoek ik u mij recente contactgegevens van de heer [naam 3] toe te zenden, waaronder zijn telefoonnummer, zodat ik uw stellingen bij de heer [naam 3] kan verifiëren.
Ik zie verder dat er op de rekening van uw echtgenote regelmatig sprake is van contante stortingen. Ik verzoek u mij te laten weten of u voor deze stortingen hebt zorg gedragen en zo ja, waar het gestorte vermogen van afkomstig is geweest. (…).
Een geschrift, houdende een e-mailbericht d.d. 17 januari 2014 van de curator aan verdachte, onder meer inhoudende: [27]
(…) Geachte heer [verdachte] ,
Via de postblokkade ontving ik de bijgaande stukken (*) waaronder een handgeschreven document gedateerd 2 december 2014 (ik neem aan dat 2 december 2013 is bedoeld). Ik maak uit het document op dat u een voertuig hebt verkocht aan ene heer [naam 1] voor een bedrag van € 18.750. Ik verzoek u mij in dit kader openheid van zaken te geven. Was het voertuig uw eigendom, hebt u het aan de heer [naam 1] verkocht, op welke wijze is er betaald, wat is er met het ontvangen geldbedrag gebeurd, op wiens naam is de rekening bij [bank 2] met nummer [bankrekening 3] gesteld? Verder verzoek ik u te reageren op mijn e-mail van 24 december jl. aan u, waarin ik onder meer nog heb verzocht om contactgegevens van de heer [naam 10] en bankafschriften van de rekening van uw echtgenote. (…).
Een geschrift, houdende een e-mailbericht d.d. 26 november 2013 van de curator aan dhr. [naam 9] , onder meer inhoudende: [28]
(…) Geachte heer [naam 9] ,
Afgelopen maandag hadden wij een bespreking op mijn kantoor. Ik bevestig enkele zaken die u mij hebt verteld.
Een geschrift, houdende een advertentie op Marktplaats.nl, onder meer inhoudende
(…) iveco stralis 6 x 2 480 pk (…)
€ 16.750,00[naam 11]
1 ½ jaar actief op Marktplaats
Genemuiden, Overijssel
Kenmerken[telefoonnummer 2]
MerkIveco
Bouwjaar2004
BrandstofDiesel
Kilometerstand978.106 km
TransmissieAutomaat (…)
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 februari 2016. [29]
(…) V: In één van je vorige verhoren bij de politie, heb je verklaard dat je voor [naam 3] , een bedrijfje had opgericht; [koeriersdienst] . Hoe is het met dat bedrijf? A: Dat is in juli 2013 weer gestopt. Want er kwamen allemaal mensen achter [naam 3] aan die nog geld wilden hebben. (…) V: Van welke e-mailadressen maak jij gebruik? A: [emailadres] . Dat is het enige emailadres die ik heb. [echtgenote verdachte] heeft ook geen email. (…) V: Van welke telefoonnummers maak jij gebruik? A: [telefoonnummer 2] . (…)
V: Wie is [naam 3] ? A: Hij kwam bij [bedrijf 8] . (…) Ik vond heet een beetje een kansarme jongen. Hij hielp soms wat. (…) Ik hoorde dat hij net weer vrij was uit de gevangenis, hij kon geen uitkering krijgen en geen werk. Hij kreeg ook geen hulp. [naam 12] wou toen met vrachtwagen beginnen, dus toen bedachten we dat [naam 3] misschien wel kon gaan rijden. [naam 3] is zich toen in gaan schrijven bij de kamer van koophandel als [koeriersdienst] . Ik was financieel gevolmachtigde en ik regelde de ritten voor [naam 3] etc. [naam 12] regelde de vrachtwagen waar [naam 3] in kon rijden. Dat bedrijf is begin 2013 opgericht en in juni/juli 2013 is het weer beëindigd. (…).
Een vertaling van het Duits naar het Nederlands van het getuigenverhoor d.d. 22 juni 2015 van [vermogensadviseur] , onder meer inhoudende als verklaring van getuige [vermogensadviseur] : [30]
(…) Welke functie hebt u binnen de [bank 1] ? Antwoord: Ik ben bank-bedrijfseconoom (…) bij de [bank 1] en ik ben in die functie ook als vermogensadviseur verantwoordelijk voor vermogens van particuliere en zakelijk klanten. Vraag: Sinds wanneer werkt u bij de [bank 1] ? Antwoord: Ik ben hier sinds 1993 in dienst. Vraag: Was u de financieel adviseur van de heer [verdachte] c.q. van mevrouw [echtgenote verdachte] ? Antwoord: Ja, dat klopt. Vraag: Hoe goed kent u het echtpaar [verdachte] ? Antwoord: Ik ken de heer c.q. mevrouw [echtgenote verdachte] alleen van gesprekken met betrekking tot de financiële beleggingen hier. (…) vraag: sinds wanneer adviseert u het echtpaar [verdachte] in financiele zaken? Antwoord: Ongeveer eind 2010 heb ik het takenpakket van een andere medewerker overgenomen en daarmee ook de klant [verdachte] c.q. [echtgenote verdachte] . (…) vraag: Waarover hebt u het echtpaar [verdachte] geadviseerd? Antwoord: Over geldbeleggingen, overwegend op het gebied van aandelen. Uit de geschiedenis van de klant waren derhalve al bepaalde beleggingsvormen gegeven. De heer [verdachte] gaf ook vaker telefonisch concrete instructies over de verkoop en/of aankoop van aandelen. Wat dat betreft zag ik mijzelf eerder als uitvoerende persoon. Vraag: met wie had u het meeste contact? Antwoord: Het meeste contact had ik met de heer [verdachte] . Vraag: Heeft mevrouw [verdachte] u ook wel eens instructies gegeven over de verkoop of aankoop van aandelen? Antwoord: Dat was tot nu toe niet het geval. Vraag: Hoe verliepen de contacten tussen u en de heer dan wel mevrouw [verdachte] ? Antwoord: Ik heb de heer [verdachte] maar één keer gezien. Dat was ongeveer in april 2011. Voor de rest gaf de heer [verdachte] telefonische instructies. Later was er opnieuw persoonlijk contact toen de heer [verdachte] zijn depot op het depot van mevrouw [echtgenote verdachte] overdroeg. (…) Hebt u ook met mevrouw [echtgenote verdachte] persoonlijk gesproken? Antwoord: Ja. Dat was bij de overdracht van het depot. Vraag: Is er bij die gelegenheid over gesproken waarom het depot werd overgedragen? Antwoord: Nee, daarover is niet gesproken. Er zijn toen alleen de feitelijke depotoverdracht en de bijbehorende formaliteiten afgehandeld. Zoals ik al zei, handelde de heer [verdachte] de aandelentransacties af. Er was daarvoor maar één tegenrekening waarop de verkopen geboekt dan wel de aankopen afgeboekt werden. (…) Wat de aandelentransacties betreft, heb ik al verteld dat de heer [verdachte] hiertoe de aanzet gaf en hiervoor ook telefonische instructies gaf. (…). Uit het antwoord dat de Nederlandse autoriteiten van de Duitse autoriteiten hebben ontvangen, naar aanleiding van een door de Nederlandse autoriteiten opgesteld rechtshulpverzoek, blijkt dat de heer [verdachte] sinds 2011 geen financiele producten meer van de [bank 1] afneemt. Vraag: Waarom neemt de heer [verdachte] sinds die tijd geen financiële producten meer af?
Antwoord: het depot is in 2011 op zijn vrouw overgedragen. Het depot is blijkens onze stukken op 05-04-2011 opgeheven. De bijbehorende tegenrekening [bankrekening 4] is op 06-04-2011 opgeheven. De laatste rekening-courantrekening [bankrekening 5] is op 21-11-2011 opgeheven. Wat dat betreft heeft de heer [verdachte] hier ook geen rekening meer. Vraag: Waarvoor werd rekening [bankrekening 4] op naam van [verdachte] gebruikt? Antwoord: Dat was de tegenrekening voor het depot van de heer [verdachte] . Het depot-rekeningnummer luidt [bankrekening 6] . Vraag: Waarom werd rekening [bankrekening 6] op 06-04-2011 opgeheven? Antwoord: Bij die rekening gaat het om het depot van de heer [verdachte] . Nadat de heer [verdachte] het depot op zijn echtgenote had overgedragen, werd dat depot dan ook opgeheven. Het opheffen van het depot en het vervolgens opheffen van de rekening-courantrekening gebeurden min of meer hand in hand. Vraag: Waartoe werd op 22-03-2011 rekening [bankrekening 1] op naam van mevrouw [echtgenote verdachte] geopend? Antwoord: Het aandelendepot van de heer [verdachte] is op dat depotrekeningnummer overgedragen. De rekening met nummer [bankrekening 1] is geopend als tegenrekening voor het depot eindcijfer [eindcijfer aandelendepot] . Vraag: Waarom werden vroegere bankrekeningen bij uw bank op naam van mevrouw [echtgenote verdachte] gebruikt en waarom werden die opgeheven? Antwoord: Er liepen slechts twee depots van mevrouw [echtgenote verdachte] en bij die depots hoorden telkens rekeningen-courantrekeningen. Voor de rest vond er op deze rekening-courantrekeningen geen echt betalingsverkeer plaats. Het waren steeds alleen maar tegenrekeningen voor de depots. Over de rekening-courantrekeningen werden alleen de aandelentransacties afgehandeld. Vraag: Welke personen waren gemachtigd voor de nog actuele rekeningen van mevrouw [echtgenote verdachte] ? Antwoord: Voor de rekeningen van mevrouw [echtgenote verdachte] is blijkens onze stukken de heer [verdachte] beschikkingsbevoegd. Voor zover ik me kan herinneren is die beschikkingsbevoegdheid toentertijd samen met het openen van de rekeningen vastgelegd. Vraag: Wie doet met u de feitelijke transacties op de genoemde rekeningen? Antwoord: Voor de aandelentransacties gaf de heer [verdachte] altijd telefonisch opdracht en deze regelde hij ook altijd telefonisch. Voor zover er op de rekeningen van mevrouw [echtgenote verdachte] contante stortingen plaatsvonden, werden deze altijd persoonlijk door mevrouw [echtgenote verdachte] gedaan. Ten aanzien van de storting op 17-12-2013 ter hoogte van EUR 20.000,00: deze storting is door mevrouw [echtgenote verdachte] ondertekend. De volgende storting op 18-07-2013 ter hoogte van EUR 5.0000,00 is ook door mevrouw [echtgenote verdachte] ondertekend. (…) In welke hoogte is het depot van de heer [verdachte] op mevrouw [echtgenote verdachte] overgedragen? Antwoord: Op 04-04-2011 zijn 700 aandelen van de Deutsche Bank tegen een aftekenkoers van EUR 42,17 op het depot van mevrouw [echtgenote verdachte] overgedragen. De genoteerde koerswaarde op dat moment bedroeg EUR 29.519,00. (…) Vraag: Heeft de heer [verdachte] in de tussentijd geprobeerd om over de rekening dan wel het depot te beschikken? Antwoord: Ongeveer 3 weken geleden heeft de heer [verdachte] tijdens mijn vakantie geprobeerd om van de tegenrekening, en wel van rekening [bankrekening 7] , een overboeking naar Nederland te doen. Die overboeking is vanwege de blokkering niet uitgevoerd. De heer [verdachte] heeft toen op de dag dat ik terugkwam van vakantie nog een opgebeld. (…).
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 31 augustus 2015, onder meer inhoudende als verklaring van verdachte: [31]
(…) V: Welke inkomsten heeft u? A: Ik heb 500 euro in de maand aan AOW. V: Wat voor inkomsten heeft uw partner? A: Die heeft ook AOW. V: Waaruit bestaan uw vaste lasten? A: Mijn vaste lasten zijn 1000 euro in de maand. V: Bij welk bank(en) bankiert u? A: [bank 2] . V: Welke rekeningen heeft u daar lopen? A: Dat weet ik zo niet. V: Maakt uw partner ook gebruik van uw rekening? A: Nee, zij heeft haar eigen rekening, ook bij de [bank 2] . V: Heeft u spaargeld/beleggingen en of aandelen? A: Ik heb geen aandelen. Ik ga niet voor mijn vrouw antwoorden of zij wel of geen aandelen ergens heeft. (…) V: Van welke communicatiemiddelen maakt u gebruik? A: Ik heb thuis een vaste telefoonaansluiting [telefoonnummer 3] . En ik heb een mobiele, maar daar weet ik het nummer niet van. V: Van welk e-mailadres maakt u gebruik? A: Dat weet ik zo niet uit mijn hoofd. (…).
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 31 augustus 2015, onder meer inhoudende als verklaring van verdachte: [32]
(…) V: Klopt het dat u op 20-12-2012 door de Rechtbank Zwolle-Lelystad persoonlijk failliet bent verklaard? A: Dat kan wel. (…) Op 04-02-2014 vindt er in uw woning een strafrechtelijke doorzoeking plaats onder leiding van een rechter-commissaris. In uw woning wordt een contant geldbedrag van 10.850,- euro aangetroffen. Van wie is dat geld? Dat geld is van mijn vrouw. (…) V: Het geld werd aangetroffen in een broek die vermoedelijk van u is? A: Hoe kunnen ze vaststellen dat het een broek van mij is. (…) V: Hoe lang had u dit geld in huis liggen? A: Dat weet ik niet. V: Wat was u van plan om met dit geld te doen? A: Als er geld in huis is, kun je het voor verschillende dingen gebruiken….. (…) V: De curator constateert, dat u bij een politie-aanhouding op 03 januari 2013 in bezit bent van een contant geldbedrag van 6.151,- en dat u verklaart dat u dat geldbedrag even daarvoor heeft opgenomen bij de bank en u op weg naar huis was. Vervolgens stuurt u de curator bankafschriften toe waaruit blijkt dat de geldopnamen dateren van 20 en 21 december 2012. Wat kunt u hierover verklaren? A: Dat was geld van mijn vrouw, dat had ik voor haar opgenomen bij de bank. (…) V: Wat kunt u verklaren over de door u aangekochte motor bij [bedrijf 1] en de door u bestelde onderdelen bij [bedrijf 7] ? (…) Ik heb dat helemaal niet gedaan. Er zijn meer [achternaam verdachte] in [woonplaats] die bedrijfsactiviteiten hebben. (…) V: Wat kunt u verklaren over de kraan die u heeft verkocht aan [bedrijf 4] voor het bedrag van 4.840 euro? A: Die kraan had ik samen met iemand gekocht in Duitsland en toen heb ik ‘m verkocht aan [bedrijf 4] en hebben we dat geld gedeeld. V: Maar de curator vind dat hij dat geld dan moet hebben. A: Ja, dat kan hij wel vinden. V: Wat kunt u verklaren over de auto-reparatie en de levering van auto-onderdelen door het autobedrijf [bedrijf 2] zonder dat u daarvoor betaald hebt? A: Dat klopt wel. Ik had op dat moment geen geld. (…)
V: Wat kunt u verklaren over uw functie als gevolmachtigde van de onderneming [koeriersdienst] te Zwolle? A: Ik heb die jongen geholpen om een bedrijfje op te richten. (…). V: Waarom gebruikt u de rekening van uw vrouw om bijschrijvingen te laten doen? A: Omdat dat ook geld van mijn vrouw was. O: De curator heeft gedegen onderzoek gedaan naar uw aankopen en verkopen bij diverse partijen. De betaalbewijzen waarop uw gegevens staan genoemd, een brief van een rechtsbijstandverzekering welke ingeschakeld door [bedrijf 4] . Daarnaast e-mailberichten van de heer [naam 1] . Wat kunt u hierover vertellen? A: Dat is van die man uit Hollandscheveld. Meer kan ik er ook niet over zeggen. O: Hierbij tonen wij u de brief van de rechtsbijstandverzekeraar van [bedrijf 4] en de bijbehorende factuur welke door hen is opgemaakt en het verkoopbewijs welke afkomstig is van VOF [verdachte] . Wat kunt u hierover vertellen?
A: Dat is allemaal van [bedrijf 4] . O: Hierbij tonen wij u de correspondentie die dhr. [naam 1] met u heeft gevoerd alsmede een document waarop uw gegevens staan genoemd (welke als bijlage 3 bij dit proces-verbaal wordt gevoegd). Wat kunt u hierover vertellen? A: Deze transactie is met handelsgeld van mijn vrouw gedaan. Ik had dat gekocht en weer verkocht. O: Ook tonen wij u hierbij drie marktplaatsadvertenties die geplaatst zijn door [naam 11] . Wat kunt u hierover vertellen? A: Dat is gewoon handel geweest met geld van mijn vrouw. (…) V: Wat zegt de naam [bank 1] u? A: Daar is mijn vrouw al 30 jaar klant. Ik niet. V: Uit onderzoek is gebleken dat uw vrouw een vermogen heeft van 92.125 euro bij de [bank 1] (…). Wat kunt u hierover verklaren? A: Dat is geld van mijn vrouw. (…)
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 31 augustus 2015, onder meer inhoudende als verklaring van verdachte: [33]
(…) O: Vanmorgen hebben we het met u over uw persoonlijke situatie. Hierbij hebben ook gehad over het hebben van een bankrekening. Ook hebben het gevraagd naar bankrekeningen in Duitsland. We hebben in Duitsland ook gegeven opgevraagd over bankrekeningen van u dan wel van uw vrouw. Je zei vanochtend dat je daar nooit rekeningen hebt gehad, maar dat had je wel. (…) A: Ja, gehad ja. Maar daar twijfelde ik volgens mij toch ook over vanochtend? En bovendien is het al heel lang geleden dat ik daar in Duitsland een rekening had. O: Aan de verdachte wordt een overzicht getoond van rekeningen die hij en zijn vrouw in Duitsland hadden/hebben. V: Wat is hierop je reactie? A: Er staan geen lopende rekeningen op mijn naam in Duitsland. De rekeningen die vermeldt staan op mijn naam, dat klopt niet. Er zijn meer [verdachte] in de wereld, dat klopt niet. (…) V: Het geld uit die levensverzekering moest overgemaakt worden op rekeningnummer [bankrekening 4] die op naam staat van meneer [verdachte] . A: Ja, en?? Wat wil je nou, dat is al lang geleden man, in 2006. V: Van dat geld zijn o.a. ook aandelen gekocht. Ja, maar op 4 april 2011 is er rekening in Duitsland geopend op naam van je vrouw. A: Dat kan best zo wezen. V: Wie is daar gevolmachtigde op die rekening? A: Dat weet ik niet. V: Waarom is die rekening toen geopend? A: Ik denk omdat al het kapitaal toch al van mijn vrouw was en dat zo alles in één rekening van haar kwam. Ik weet niet wie de gemachtigde was voor die rekening. O: Aan de verdachte wordt een document getoond waarop staat dat een [verdachte] gemachtigde is van die rekening. A: Ja….en?? Dat kan ja. Maar ik wist het niet meer. O: Aan de verdachte wordt een afschrift getoond waarop een saldo van 68.000 euro staat op een depotrekening. A: De naam staat er boven. V: Ja maar voor dat de rekening van uw vrouw werd geopend zijn er aandelen gekocht. Er zijn 700 aandelen van de Deutsche Bank gekocht op naam van [verdachte] . En na de opening van de nieuwe rekening en een depot zijn deze aandelen overgegaan op de nieuwe rekening van mevrouw [echtgenote verdachte] . A: Ja, dat kan, dat zal de bank dan wel gedaan hebben. V: Nou, dat doet de bank echt zelf niet. Wij denken dat die aandelen van u zijn. Die aandelen zijn gekocht met geld uit een levensverzekering die op uw naam stond. A: Ja, dat kan, maar dat was in 2006. V: Wie deed er zaken met de Duitse Bank? A: Ik deed daar wel zaken mee, ik praat beter Duits dan mijn vrouw. (…)V: En als je vrouw zegt; “Ik weet van niks”? A: Dat kan ik me wel voorstellen, hoe ze nu is. Ze zit geestelijk helemaal aan de grond. (…) En als ze nou zegt dat zij van niks weet …. A: Ja, dat kan ik me wel voorstellen …. Ze heeft de laatste jaren zoveel meegemaakt. Ze hebben me vorig jaar nog geprobeerd dood te rijden ….. (…) V: In 2009 wordt er bijvoorbeeld een bedrag van 29.000 op de rekening gestort op de bank in Duitsland die op jou naam staat. In 2010 een bedrag van 27.000 euro…. A: Ja, nou dat was toen. Dat is verjaard. (…)
Een proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 september 2015, onder meer inhoudende als verklaring van verdachte: [34]
(…)
Een uittreksel uit het handelsregister betreffende [koeriersdienst] d.d. 15 mei 2013, onder meer inhoudende: [35]
(…)Inschrijving Eenmanszaak
Gegevens van de Eenmanszaak
Startdatum bedrijfsuitoefening 11-03-2013
Naam [koeriersdienst] (…)
Eigenaar
Gegevens natuurlijk persoon
(…) [naam 3] (…) [naam 3]
Communicatiegegevens
Telefoonnummer 1 [telefoonnummer 4]
Telefoonnummer 2 [telefoonnummer 5]
Faxnummer 1 [faxnummer] (…)
Gevolmachtigde
[verdachte] (…) [verdachte]
Geboorteplaats [geboorteplaats] (…)
Privé-adres(…)
Huisnummer [huisnummer]
Straat [straat]
Plaats [woonplaats]
Gemachtigde gegevens
Betreft het een beperkte volmacht? Nee (…)
Een proces-verbaal van verhoor mede verdachte [echtgenote verdachte] d.d. 31 augustus 2015, onder meer inhoudende als verklaring van medeverdachte: [36]
(…) V: Wat kunt u verklaren over de vrachtwagen die uw partner heeft verkocht aan de heer [naam 1] uit [plaats 3] . A: daar kan ik antwoord op geven. Dat geld is van de rekening in Duitsland afgehaald, is daarvan betaald. De auto is verkocht, daar is winst op gemaakt. Dat bedrag is naar Duitsland gegaan. Dat geld wilde ik niet in huis hebben en ik heb ook gezegd dat hij dat aan de belasting moest opgeven. Hij mocht dat van mij doen. Die man moest ook nog wat geld terug hebben, toen hebben we het banknummer gevraagd om het netjes over te maken. Maar dat kon niet meer want toen was er al beslag gelegd. V: Hoeveel winst is er op gemaakt? A: Ik weet niet meer in detail, 20.000 euro heb ik op de bank gezet, hiervan moest nog wel wat terugbetaald worden aan de koper. We zijn samen naar Duitsland gereden en heb het daar op de bank gezet. Ik geloof voor de kerst. (…).
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 8 maart 2016, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Het klopt dat de Iveco 260s is verkocht voor een bedrag van € 15.500,00. Ik heb die factuur opgemaakt. (…) Dat bedrag is contant betaald. De aankoop was een transactie met geld van mijn vrouw. Die Iveco 260s is vervolgens weer doorverkocht. (…)

Voetnoten

1.Wanneer hierna in de voetnoten en in de bijlage bij dit vonnis wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van Politie Oost Nederland, IJsselland, Financiele Recherche met nummer PL0400-2014010717, opgemaakt op 26 oktober 2015.
2.Pagina 207.
3.Pagina 205.
4.Pagina 209 en 210.
5.Pagina 216.
6.Pagina 216.
7.Pagina 224.
8.Pagina 222.
9.Pagina 220 en 221.
10.Pagina 580.
11.Pagina 585.
12.Pagina 13 en 14.
13.Pagina 54 en 55.
14.Pagina 61 en 62.
15.Pagina 9 en 10.
16.Pagina 144 t/m 149.
17.Pagina 138 t/m 143.
18.Pagina 155 t/m 157.
19.Pagina 159 en 160.
20.Pagina 161 en 162.
21.Pagina 163 en 164.
22.Pagina 165 en 166.
23.Pagina 167.
24.Pagina 168.
25.Pagina 169.
26.Pagina 179 t/m 180.
27.Pagina 182 en 183.
28.Pagina 315 en 316.
29.Pagina 325 t/m 334.
30.Pagina 405 t/m 415.
31.Pagina 529 t/m 532.
32.Pagina 533 t/m 538.
33.Pagina 549 t/m 551.
34.Pagina 557 t/m 561.
35.Pagina 243 t/m 249.
36.Pagina 570 t/m 578.