In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 8 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor een metaalverwerkingsbedrijf, HKS Scrap Metals B.V. De rechtbank heeft eerder op 29 november 2016 een tussenuitspraak gedaan waarin verweerder, het college van gedeputeerde staten van Overijssel, de gelegenheid kreeg om een motiveringsgebrek in het besluit van 13 februari 2015 te herstellen. Verweerder heeft hierop gereageerd met een herstelbesluit op 15 december 2016, waarbij enkele voorwaarden van de vergunning zijn aangepast en één voorwaarde is komen te vervallen.
De rechtbank heeft in haar einduitspraak de feiten en standpunten van partijen samengevoegd met de eerdere tussenuitspraak. De rechtbank heeft overwogen dat de aanpassing van de voorwaarden, met name de wijziging van voorschrift 7.1.2 en het vervallen van voorschrift 11.1.8, voldoende was om het geconstateerde gebrek te herstellen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard, wat betekent dat de rechtbank het besluit van 13 februari 2015 voor zover gericht tegen de gewijzigde voorschriften heeft vernietigd, maar het beroep tegen het herstelbesluit ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.237,50, en het betaalde griffierecht van € 331,- aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.