ECLI:NL:RBOVE:2017:1073

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 maart 2017
Publicatiedatum
8 maart 2017
Zaaknummer
AK_ZWO_15_741
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak omgevingsvergunning voor metaalverwerkingsbedrijf na eerdere tussenuitspraak

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 8 maart 2017 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor een metaalverwerkingsbedrijf, HKS Scrap Metals B.V. De rechtbank heeft eerder op 29 november 2016 een tussenuitspraak gedaan waarin verweerder, het college van gedeputeerde staten van Overijssel, de gelegenheid kreeg om een motiveringsgebrek in het besluit van 13 februari 2015 te herstellen. Verweerder heeft hierop gereageerd met een herstelbesluit op 15 december 2016, waarbij enkele voorwaarden van de vergunning zijn aangepast en één voorwaarde is komen te vervallen.

De rechtbank heeft in haar einduitspraak de feiten en standpunten van partijen samengevoegd met de eerdere tussenuitspraak. De rechtbank heeft overwogen dat de aanpassing van de voorwaarden, met name de wijziging van voorschrift 7.1.2 en het vervallen van voorschrift 11.1.8, voldoende was om het geconstateerde gebrek te herstellen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard, wat betekent dat de rechtbank het besluit van 13 februari 2015 voor zover gericht tegen de gewijzigde voorschriften heeft vernietigd, maar het beroep tegen het herstelbesluit ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.237,50, en het betaalde griffierecht van € 331,- aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 15/741

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

HKS Scrap Metals B.V., te ‘s-Gravendeel, eiseres,

gemachtigde: mr. M. Bos, advocaat te ‘s-Hertogenbosch,
en

het college van gedeputeerde staten van Overijssel,

verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam], te [woonplaats],

gemachtigde: mr. D. Pool, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand te Tilburg.

Procesverloop

Voor het procesverloop van dit geschil verwijst de rechtbank naar haar tussenuitspraak van
29 november 2016. In deze tussenuitspraak heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om het geconstateerde motiveringsgebrek in het bestreden besluit van 13 februari 2015 binnen 8 weken te herstellen.
Verweerder heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is afgezien van een nader onderzoek ter zitting, waarna de rechtbank op 10 februari 2017 het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

1.1
Voor een weergave van de feiten, de standpunten van partijen, het juridisch kader en haar overwegingen verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak van 29 november 2016. Hetgeen is overwogen in de tussenuitspraak maakt deel uit van deze (eind)uitspraak. Hieraan voegt de rechtbank het volgende toe.
1.2
Verweerder heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak op 15 december 2016 een herstelbesluit genomen waarbij de vergunning van 13 februari 2015 is aangepast. De voorwaarden 7.1.2, 8.1.3. en 11.1.11 zijn daarbij gewijzigd en voorwaarde 11.1.8 is komen te vervallen. Het beroep is met toepassing van artikel 6:19 van de Awb van rechtswege mede gericht tegen dit herstelbesluit.
1.3
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op het herstelbesluit te reageren.
1.4
Eiseres heeft op 10 januari 2017 laten weten dat zij instemt met het herstelbesluit van
15 december 2016.
1.5
Derde-partij [naam] (hierna te noemen: [naam]) heeft op 16 januari 2017 een reactie gegeven op het herstelbesluit, waaruit blijkt dat hij het niet eens is met dat besluit wat betreft de aanpassing van voorschrift 7.1.2 en het vervallen van voorschrift 11.1.8.
1.6
Bij het herstelbesluit van 15 december 2016 heeft verweerder de voorschriften 7.1.2, 8.1.3 en 11.1.11 als volgt gewijzigd:
Voorschrift 7.1.2 (verplichting tot uitvoeren van een akoestisch onderzoek binnen 6 maanden na inwerkingtreding van de vergunning)
“Binnen 6 maanden na in werking treden van de vergunning moet door middel van een
aanvullend akoestisch onderzoek aan het bevoegd gezag worden aangetoond dat aan de
geluidsvoorschriften wordt voldaan.
Het onderzoek bestaat uit geluidemissiemetingen (bronmetingen) waarbij aan de schoorsteen van de ontstoffingsinstallatie (bronnummer H12) gemeten moet worden waarbij de ventilator van de ontstoffingsinstallatie in werking moet zijn maar er niet daadwerkelijk geshredderd hoeft te worden. Daarnaast dient de in werking zijnde elektrische aandrijfmotor van de shredderinstallatie (bronnummer H07) gemeten te worden, eveneens zonder dat er daad-werkelijk geshredderd wordt. Tot slot dient het storten van schroot in een schip of duwbak (bronnummers H41/H42) gemeten te worden.
Indien de op basis van de geluidemissiemetingen vastgestelde geluidemissie (bronvermo-gens) voldoet aan de uitgangspunten van het bij de aanvraag gevoegde akoestisch onderzoek (rapport 6121126.R01, d.d. 5 september 2014), is daarmee aan de onderzoeksplicht voldaan (inclusief beknopte rapportage).
Indien er hogere bronvermogens worden vastgesteld, dient middels aanvullende overdrachts-berekeningen te worden aangetoond of aan de geluidsvoorschriften 7.2/7.3 wordt voldaan. Indien niet aan deze geluidsvoorschriften wordt voldaan dient te worden aangegeven, welke maatregelen worden getroffen om wel te voldoen aan de geluidsvoorschriften 7.2/7.3.”
Voorschrift 8.13 (afvoer van onverhoopt tussen het schroot aangetroffen gasflessen met onbekende inhoud)
“De opslag van onverhoopt aangetroffen gasflessen met onbekende inhoud dient in een speciaal daartoe bestemde opslagplaats plaats te vinden die voldoet aan het gestelde in voorschrift 8.1.2. Deze gasflessen dienen binnen twee werkdagen nadat zij zijn aangetroffen te worden afgevoerd naar een daartoe erkende verzamelaar.”
Voorschrift 11.1.8 (controle op de werking van de ontstoffingsinstallatie door middel van camerabewaking)
Dit voorschrift is komen te vervallen.
Voorschrift 11.1.11 (toevoer van materiaal in de shredder mag alleen mogelijk zijn wanneer de ontstoffingsinstallatie in werking is)
“De toevoer van materiaal in de shredder mag alleen mogelijk zijn wanneer de ontstoffingsinstallatie in werking is. Hiertoe dient een automatische (elektronische) vergrendeling te zijn ingebouwd. Gewaarborgd moet zijn dat als de ontstoffingsinstallatie uitvalt de toevoer naar de shredder automatisch stopt. De shredder dient vervolgens buiten werking gesteld te worden nadat deze is leeg gedraaid.”
2.1
De rechtbank overweegt als volgt.
Voorschrift 7.1.2
2.2
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat de formulering van dit voorschrift te ruim is, omdat niet duidelijk is of dit een volledig nieuw onderzoek moet zijn. Het voorschrift kan naar het oordeel van de rechtbank worden gehandhaafd, maar het hoeft niet te gaan om een volledig nieuw onderzoek. Volstaan kan worden met een onderzoek naar de geluidsbronnen of activiteiten waarvoor in het rapport van WNP theoretische aannames zijn gedaan dan wel geluidsniveaus zijn gehanteerd uit rapporten met vergelijkbare situaties, zoals het storten van schroot in een duwbak of schip en (onbemande) metingen aan de schoorsteentop van de ontstoffingsinstallatie.
2.3
Door in het aangepaste geluidsvoorschrift alsnog specifiek de geluidsbronnen te noemen die nog gemeten moeten worden, heeft verweerder het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek wat betreft voorschrift 7.1.2. in voldoende mate hersteld.
Voorschrift 11.1.8
2.4
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat dit voorschrift, gelet op het advies van de StAB, niet nodig is. Visuele inspectie door de kraanmachinist volstaat. Dat voorschrift kan naar het oordeel van de rechtbank daarom vervallen, hetgeen verweerder ook heeft gedaan bij het herstelbesluit. Dit is naar het oordeel van de rechtbank in overeen-stemming met hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen.
2.5
Hetgeen [naam] in zijn zienswijze van 16 januari 2017 naar voren heeft gebracht geeft geen aanleiding het herstel ontoereikend te achten.
3. Gelet op het voorgaande is het beroep van eiseres tegen het besluit van 13 februari 2015 voor zover gericht tegen voorschriften 7.1.2, 8.1.3, 11.1.8 en 11.1.11 gegrond en dient het besluit in zoverre te worden vernietigd. Voor het overige is het beroep tegen het besluit van 13 februari 2015 ongegrond. Voor zover het beroep is gericht tegen het herstelbesluit van
15 december 2016 is het eveneens ongegrond.
4. Omdat de rechtbank het beroep gedeeltelijk gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.237,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 495,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het besluit van 13 februari 2015 voor zover gericht tegen
voorschriften 7.1.2, 8.1.3, 11.1.8 en 11.1.11 gegrond en vernietigt het besluit in
zoverre;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 13 februari 2015 voor het overige
ongegrond;
  • verklaart het beroep tegen het herstelbesluit van 15 december 2016 ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 331,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.237,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzitter, mr. J.H. Keuzenkamp en mr. W.J.B. Cornelissen, leden, in aanwezigheid van G. Kootstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.