ECLI:NL:RBOVE:2017:1087

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 maart 2017
Publicatiedatum
9 maart 2017
Zaaknummer
08/700393-05
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde met psychische problemen

Op 9 maart 2017 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1985 in Sri Lanka. De rechtbank heeft de maatregel met een jaar verlengd, na een vordering van de officier van justitie op basis van artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering. De terbeschikkinggestelde verblijft in de Van der Hoevenkliniek te Utrecht en heeft een voorgeschiedenis van ernstige psychische problemen, waaronder schizofrenie en verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft kennisgenomen van een adviesrapport van de kliniek, waarin de huidige toestand van de terbeschikkinggestelde wordt beschreven. De rechtbank constateert dat de terbeschikkinggestelde op de goede weg is, abstinent blijft van middelengebruik en beter gemotiveerd lijkt voor zijn behandeling. Echter, het risico op terugval in gewelddadig gedrag blijft hoog zonder het kader van de tbs. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gehonoreerd, maar het verzoek van de raadsvrouw om voorwaardelijk ontslag afgewezen. De rechtbank benadrukt het belang van monitoring van de medicatiewijzigingen en de noodzaak voor de terbeschikkinggestelde om te beseffen dat hij nog hulp nodig heeft.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/700393-05
SAS-nummer: 16/1090
Datum beslissing: 9 maart 2017
Beslissing van de rechtbank Overijssel, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering van de officier van justitie ten aanzien van de terbeschikkinggestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1985 in [geboorteplaats] (Sri Lanka ),
verblijvende bij Van der Hoevenkliniek te Utrecht.

1.De aanleiding

Bij arrest van 8 juni 2007 van het Gerechtshof Arnhem is de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd, na bewezenverklaring van de misdrijven:
  • doodslag;
  • poging tot opzettelijk brandstichten en een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
  • diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
De maatregel is laatstelijk verlengd bij beschikking van de rechtbank Overijssel van 26 maart 2015. De maatregel eindigt, behoudens nadere voorziening, op 13 januari 2017.

2.De stukken

De rechtbank heeft kennisgenomen van het op grond van artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering (Sv) uitgebrachte adviesrapport van de kliniek. Het adviesrapport van de kliniek is op 14 november 2016 opgemaakt en ondertekend door drs. J. Troelstra, psychiater,
drs. I.A.M. Breukel, klinisch psycholoog/psychotherapeut, locatiemanager zorg en plaatsvervangend hoofd van de inrichting, en drs. F. van der Meer, psycholoog en hoofd behandeling. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het in artikel 509o Sv bedoelde afschrift van de wettelijke aantekeningen over de periode van 15 juni tot en met
13 december 2016.

3.De procedure

De officier van justitie heeft op 6 december 2016 een vordering tot verlenging van de
terbeschikkingstelling met een periode van twee jaar ingediend.
De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 23 februari 2017. De officier van justitie, mr. L. van der Werff en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.J. van Essen, advocaat in Amsterdam, zijn op de vordering gehoord.
Als deskundige is op de zitting gehoord mw. C. de Lange, hoofd behandeling.
4. De standpunten van de officier van justitie en de raadsman met de terbeschikkinggestelde
Ter zitting heeft de officier van justitie haar vordering gehandhaafd.
De raadsvrouw heeft primair verzocht om een voorwaardelijk ontslag, subsidiair om de eventuele verlenging te maximeren tot een jaar. Zij stelt voor wat betreft het primaire verzoek dat een verlenging moet voldoen aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Volgens de raadsvrouw zit de terbeschikkinggestelde al 12 jaar in een instituut, waarvan 8 jaar in de tbs. Hij is behandelmoe en heeft de motivatie niet meer om nog twee jaar lang vast te zitten. Door de medicatie, met name Clozapine, zijn de eigenschappen van de terbeschikkinggestelde afgevlakt en functioneerde de terbeschikkinggestelde volgens de raadsvrouw meer als mens dan als machine. Hij wil laten zien dat bij buiten de kliniek geen alcohol en drugs zal gebruiken; de terbeschikkinggestelde vindt dat hij in de kliniek niet verder komt. Naar de mening van de raadsvrouw heeft de terbeschikkinggestelde bij een verlenging van twee jaar niet meer de hoop dat de tbs beëindigd wordt en neigt hij er naar om naar de longstay te gaan, waar hij geen last meer heeft van de telkens aan de orde zijnde verlengingen. Naar het oordeel van de raadsvrouw dient er mede op grond van artikel 4 EVRM bij een lange behandelduur strenger te worden gekeken naar het nut van een verlenging.
De terbeschikkinggestelde is het eens met zijn raadsvrouw en wil een voorwaardelijk ontslag. Als dat niet mogelijk is, dan dient de verlenging te worden beperkt tot een jaar.

5.De beoordeling

Tijdigheid beslissing
De rechtbank stelt allereerst vast dat op de vordering tot verlenging niet uiterlijk twee maanden na de dag waarop de vordering is ingediend, is beslist. De rechtbank acht dit ongewenst, maar volstaat, gezien de geringe mate van overschrijding, met de constatering dat genoemde termijn is overschreden.
Het verlengingsadvies van de kliniek in samenhang met de wettelijke aantekeningen
Uit het verlengingsadvies van de kliniek blijkt dat de terbeschikkinggestelde een 31-jarige man is bij wie sprake is van schizofrenie, verslavingsproblematiek en een persoonlijkheidsstroornis nao met antisociale en obsessief-compulsieve trekken.
In het begin van de periode gelegen tussen 15 juni tot en met 13 september 2016 geeft de terbeschikkinggestelde weliswaar aan dat hij zich prima voelt in de kliniek, niettemin geeft hij aan depressieve klachten te hebben. Hij is minder aanwezig bij groepsmomenten, doet niet al zijn groepstaken en is op psychische gronden een aantal weken ziek gemeld. Het ene moment wil hij overplaatsing naar de longstay, het andere moment weer niet en wil hij verandering van zijn medicatiebeeld. Wanneer de terbeschikkinggestelde met de psychiater en het hoofd behandeling verschillende gesprekken voert, lijkt hij weer beter gemotiveerd te zijn voor zijn behandeling. Hij volgt zijn programma goed en is weer meer aanwezig bij groepsmomenten, is energiek en men ziet hem bij de arbeidstraining minder worstelen met zichzelf.
De periode van 14 september tot en met 13 december 2016 staat in het teken van de medicatiewisseling. De terbeschikkinggestelde heeft te kennen gegeven aan zijn begeleidend team dat hij niet functioneert zoals hij zou willen met de medicatie die hij nu slikt (Clozapine). Hij voelt zich energieloos en kan niet de dingen doen die hij graag zou willen doen in zijn leven. In een gesprek op 12 oktober 2016 met het hoofd behandeling, psychiater en begeleidster wordt afgesproken dat de terbeschikkinggestelde een tweewekelijks depot gaat nemen en dat de Clozapine wordt afgebouwd. Het idee dat de terbeschikkinggestelde verloven en een traject via een individuele, intramurale flat zou gaan volgen, wordt door de medicatiewijziging tijdelijk geparkeerd. De begeleiding wil eerst monitoren hoe hij reageert op de verandering. Hoewel de terbeschikkinggestelde een positieve ontwikkeling doormaakt, is er een aantal momenten waarop hij uit zijn slof schiet. Wanneer er onduidelijkheden zijn of wanneer hem onrecht wordt aangedaan, wordt de terbeschikkinggestelde boos. Hij diskwalificeert daarbij begeleiding en vindt dat hij voor joker wordt gezet. De terbeschikkinggestelde is dan moeilijk te stoppen en kan het verhaal van de ander niet horen. Niettemin volgt de terbeschikkinggestelde zijn programma goed. Hij blijkt een aanleg te hebben voor tekenen en schilderen.
Recidiverisico
Het risico op terugval in gewelddadig gedrag wordt zowel bij intramuraal verblijf als bij begeleide verloven ingeschat als matig. Hierbij dient opgemerkt dat het risico op gewelddadig gedrag indien sprake is van stabiliteit binnen de huidige context laag is. Bij psychotische decompensatie is hij echter in toenemende mate vijandig en neemt het risico op gewelddadig gedrag snel toen. Er zijn redelijk wat beschermende factoren aanwezig, waarbij de nadruk ligt op extern risicomanagement. Zonder het kader van de terbeschikkingstelling wordt het risico op terugval in gewelddadig gedrag als hoog ingeschat. Dit risico loopt enerzijds op wanneer de terbeschikkinggestelde zijn medicatie niet neemt en de stress toeneemt. Anderzijds wanneer de terbeschikkinggestelde het idee heeft dat een ander, naar zijn beleving, hem ernstig beperkt in het bereiken van zijn levensdoelen. In beide situaties werkt middelengebruik luxerend.
Koers en prognose
De huidige derde behandelpoging bevindt zich nog in de beginfase. Naar verwachting behoeft de terbeschikkinggestelde nog geruime tijd begeleiding en toezicht, vanwege zijn gebrekkige ziekte-inzicht geldt vooralsnog een ongunstige prognose. Het werken aan blijvende onthouding van middelen, inzicht in het belang van blijvend gebruik van medicatie, voldoende behandelmotivatie en sociale vaardigheden kan de prognose positief beïnvloeden. In de komende periode zal tevens onderzocht worden of het opstarten van verlofmogelijkheden aan de orde kan zijn en of de terbeschikkinggestelde vervolgens van de huidige leefgroep kan verhuizen naar een intramurale kliniekflat.
Conclusie en advies kliniek
Bij de terbeschikkinggestelde is sprake van een psychotische kwetsbaarheid en gebrekkig ziekte-inzicht. Het risicomanagement is nochtans voornamelijk extern van aard. De belangrijkste beschermende factoren zijn gelegen in de geboden hulpverlenging, de woonsituatie en de geboden structuur op de afdeling. Tevens biedt de medicatie een belangrijke bescherming en dient de terbeschikkinggestelde deze adequaat te gebruiken. Wanneer dit niet het geval is, ontregelt hij snel. Aankomende periode zal de medicatie (antispychoticum clozapine) worden gewijzigd; onderzocht wordt of de terbeschikkinggestelde bij behandeling middels een ander antipsychoticum minder bijwerkingen ervaart. Dit dient goed gemonitord te worden – onder meer aan de hand van een nauwkeurig signalenplan – vanwege het risico op decompensatie tijdens de afbouw van het huidige middel en de instelling op een nieuw medicament.
Tevens zal gewerkt worden aan het verder ontwikkelen van de copingvaardigheden – te weten het leren adequaat bespreken van oplopende irritaties – en aan het vasthouden en verder uitbouwen van een dagstructuur. Het ontwikkelen van een realistisch toekomstplan, alsmede het verder ontwikkelen van zijn identiteit, kan de terbeschikkinggestelde mogelijk helpen om zich blijvend in te zetten voor zijn behandeling.
Beoogd wordt in de komende periode toe te werken naar begeleide verloven. Voorts zal onderzocht worden of de terbeschikkingestelde in staat is tot verdere verzelfstandiging, namelijk door verblijf in een inpandige kliniekflat. Het abstinent blijven van middelen, inzicht in het belang van blijvend gebruik van medicatie, voldoende behandelmotivatie en aanleren van sociale vaardigheden zijn belangrijke factoren die van invloed zijn op de prognose. Vooralsnog is hiervan echter nog slechts beperkt sprake; de terbeschikkinggestelde valt in de huidige kliniek weliswaar niet terug in middelengebruik, geeft aan abstinent te willen blijven en neemt medicatie als opiaatonderhoudsbehandeling, maar er is nauwelijks sprake van ziekte-inzicht in lijn daarmee fluctueert zijn inzet c.q. motivatie voor behandeling.
Zonder het kader van de terbeschikkingstelling wordt het risico op terugval in gewelddadig gedrag nog immer als hoog ingeschat. Het strikte risicomanagement is nochtans voornamelijk extern van aard. De belangrijkste beschermende factoren zijn gelegen in de huidige hulpverlening, de woonsituatie en de geboden structuur op de afdeling. Vooralsnog wordt overgang naar een minder stringent kader dan ook onverantwoord geacht.
De toelichting van de deskundige ter zitting
Ter terechtzitting heeft de deskundige De Lange toegelicht dat de terbeschikkinggestelde een compliment verdient, aangezien de abstinentie zich heeft doorgezet. De medicatiewisseling ging niettemin met horten en stoten en ging soms gepaard met ontregeling. Zo bleef hij half januari 2017 ’s-nachts wakker en namen zijn angsten toe. Hij heeft daarbij gedreigd met een schroevendraaier en hij vernielde een raam van zijn kamer, daarna is hij korte tijd gesepareerd. Wat de medicatie betreft willen wij proberen om met hem mee te gaan en een middel te gebruiken dat bij hem pas en minder bijwerkingen heeft dan Clozapine. Vervolgens kijken wij wat de vervolgstappen zijn. Als het niet goed gaat, dan kijken wij in overleg met hem naar wat anders. Mocht dat niet lukken, dan bekijken wij het opnieuw. Het vergt wel een aantal maanden voordat het beeld wat stabieler wordt. Ik kan geen antwoord gegeven op de vraag of het geen bloed willen afstaan vaker dan één keer per maand, wat de insteek van de terbeschikkinggestelde is, beter is. Misschien is het, met het oog op de uitwerking van de nieuwe medicijnen, beter dat er vaker dan maandelijks geprikt wordt. Wij menen dat de terbeschikkinggestelde geen ziekte-inzicht heeft, hij is van mening dat wij weten niet wat hem mankeert.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat, de inhoud van de rapportage en het besprokene ter zitting hierbij in aanmerking nemend, de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. De rechtbank constateert dat de terbeschikkinggestelde op de goede weg is en dat hij abstinent blijft van middelengebruik, hij lijkt hij weer beter gemotiveerd te zijn voor zijn behandeling, volgt zijn programma goed en is weer meer aanwezig bij groepsmomenten Er zijn derhalve goede stappen voorwaarts gezet. Anderzijds dient de wijziging van de medicatie gemonitord te worden en dient nog een belangrijk deel van de behandeling, te weten het opstarten van verlofmogelijkheden, aan de orde te komen, terwijl ook moet worden bezien of de terbeschikkinggestelde van de huidige leefgroep kan verhuizen naar een intramurale kliniekflat. De komende periode zal moeten uitwijzen of betrokkene de positieve lijn voortzet. Zonder het kader van de terbeschikkingstelling wordt het risico op terugval in gewelddadig gedrag echter nog immer als hoog ingeschat. Dat maakt dat deze geleidelijke uitbreiding van vrijheden dient te worden ingezet binnen het huidige kader, zodat het primaire verzoek van de raadsvrouw tot voorwaardelijke ontslag wordt afgewezen.
Gelet op de huidige duur van de maatregel spreekt de rechtbank de verwachting uit dat opstarten van begeleid verlof – waarvan in 2015 ook reeds sprake was – het komende jaar voortvarend zal worden opgepakt, al zal dat stapsgewijs moeten verlopen. De rechtbank acht het daarbij wel van belang dat de terbeschikkinggestelde bij het geleidelijk opbouwen van zijn vrijheden beseft dat hij nog geruime tijd hulp nodig zal hebben. Gelet op het voorgaande en in aanmerking nemende dat de rechtbank een vinger aan de pols wenst te houden acht de rechtbank een verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar geïndiceerd.

6.De wettelijke voorschriften

De verlenging van de maatregel is gegrond op de artikelen 38d en 38e Sr en de artikelen 509o, 509s en 509t Sv.

7.De beslissing

De rechtbank:
- verlengt de maatregel van terbeschikkingstelling van
[betrokkene]met een termijn van een jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mr. C. Verdoold en
mr. A. Flos, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2017.