Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 19,
- de (aanvullende) producties 20 en 21 van de zijde van Madijlo,
- de producties 1 tot en met 6 van de zijde van De Grossier c.s.,
- de mondelinge behandeling d.d. 1 maart 2017,
- de pleitnota van Madijlo,
- de pleitnota van De Grossier c.s..
2.De feiten
1 juli 2016. De huurprijs bedroeg laatstelijk € 4.033,33 per maand inclusief BTW. De huurpenningen dienen per maand bij vooruitbetaling te worden voldaan.
3.Het geschil
€ 1.233,33, betaald. De Grossier Beheer is tekort geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door de huur over de maanden oktober 2016 en november 2016 slechts gedeeltelijk te betalen en de huur over de daaropvolgende maanden in het geheel niet te betalen. Bovendien is van daadwerkelijk gebruik als bedoeld in artikel 5.1 van de Algemene Bepalingen geen sprake. Voorts vordert Madijlo op grond van artikel 4 van de huurovereenkomst betaling van de huurachterstand, zijnde het bedrag van € 15.599,99 per medio februari 2017, en de betaling van de huurprijs voor elke maand tot aan de ontruiming van het gehuurde. In het verlengde van het voorgaande vordert Madijlo op grond van
artikel 23.2 van de Algemene Bepalingen betaling van de verschuldigde boete van € 300,-- per maand voor elke maand dat De Grossier de huur niet of niet volledig heeft betaald, met ingang van oktober 2016.
4.De beoordeling
BTW-(identificatie)nummer is opgegeven, waardoor niet alleen de door Madijlo in rekening gebrachte BTW niet door De Grossier Beheer kan worden teruggevorderd van de Ontvanger, maar ook de overige BTW met betrekking tot de BTW-aangifte van het derde kwartaal van 2016 niet betaalbaar is gesteld door de Ontvanger. Hierdoor lijden De Grossier c.s. schade, waarvoor zij Madijlo aansprakelijk houden. Voorts zijn er afspraken tussen Madijlo en De Grossier Beheer gemaakt, die Madijlo niet nakomt. Op grond hiervan meent De Grossier Beheer dat zij gerechtigd is betaling van de (achterstallige) huur op te schorten dan wel te verrekenen.
De Grossier c.s. met hun stelling dat zij geen juristen zijn, hebben beoogd te betogen dat er een verschil in deskundigheid bestaat tussen partijen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit enkele gegeven onvoldoende is om aan te nemen dat de betrokken bepaling onredelijk bezwarend is. Het voorgaande klemt te meer nu De Grossier Beheer als rechtspersoon en professionele ondernemer zo nodig deskundige bijstand kan inschakelen bij het aangaan van een overeenkomst. Gelet op de aard en de inhoud van de huurovereenkomst, mede in acht genomen de gebruikelijkheid van dergelijke bedingen in algemene voorwaarden bij bedrijfsruimte, brengt het vorenstaande ook niet mee dat het opschortings- en verrekeningsverbod langs de weg van de reflexwerking als onredelijk bezwarend moeten worden aangemerkt.
BTW-(identificatie)nummer staat vermeld, dat de door Grossier c.s. vermeende afspraken zijn gemaakt dan wel niet zijn nagekomen en dat zij aansprakelijk is voor de door De Grossier c.s. gestelde schade. Voorts is hierbij van belang dat in onderhavige procedure geen ruimte is om de beweerdelijke vordering(en) van De Grossier c.s. nader te onderzoeken. In dit kader wil de voorzieningenrechter overigens niet onvermeld laten dat uit het e-mailbericht van 21 februari 2017 van de heer [A] , werkzaam bij de Belastingdienst, is af te leiden dat het terug te ontvangen bedrag aan BTW, dat niet ziet op de facturen van Madijlo, wordt vrijgegeven en dat uit de inhoud van dit e-mailbericht veeleer lijkt te volgen dat de oorzaak van het niet vrijgeven van de terug te ontvangen BTW dat niet ziet op de facturen van Madijlo (mede) haar oorzaak vindt in de omstandigheid dat de grootboekrekening voorbelasting pas op 12 januari 2017 is aangeleverd door de boekhouder van De Grossier Beheer, omdat het daartoe gedane verzoek door de Belastingdienst hem was ontschoten.
€ 15.599,99 toewijzen.
€ 1.500,-- (5 x € 300,--) aan boete zal worden toegewezen.
Artikel 556 lid 1 van het Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) schrijft namelijk al voor dat de gedwongen ontruiming geschiedt door een deurwaarder. De deurwaarder heeft geen rechterlijke machtiging om de hulp van de sterke arm in te roepen nodig. Die bevoegdheid ontleent hij rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard.
5.De beslissing
8 maart 2017. [1]